11 januari 2004:
Afscheid van Lut Janssens: een vrouw in de
Kerk
Teksten en gebeden van Kris Gelaude, homilie van Liesbeth
Daenen
Openingsgebed
Vandaag bloeiend en levenswarm.
Maar morgen meegenomen
en gebroken door een wind van ijs.
Van sterrenstof en tijd zijn wij.
Waar zult Gij ons vinden God?
Wacht ons
wanneer wij wegglijden uit dit bestaan.
Herinner u de liefde
die ons staande heeft gehouden.
Raak ons met uw warmte aan.
Leg uw naam op onze lippen.
Wek de vogel in onze ziel.
En haal die eerste schittering
in ons weer boven.
Zodat wij nieuw en mooi worden.
Zodat wij wegsmelten in licht.
Zodat wij rakelings dichtbij
en onuitwisbaar blijven.
Maria, Maria-Magdalena, Martha en Maria, de vrouw met de
nardusbalsem, de Samaritaanse, Veronika…. Jezus had er geen
probleem mee om vrouwen hun plaats te geven. Integendeel.
Hij onmoette hen in de intimiteit van het heel persoonlijke,
in de kleine kring van het verborgen bestaan. Niet waar het
om wetten en voorschriften, of om posities ging. Maar op de
kruispunten van het leven en daar waar wordt liefgehad.
De grote wereldgeschiedenis wordt door mannen gemaakt, terwijl
achter de coulissen, in alle culturen, vrouwen over het leven
waken van dag tot dag. Zij dragen de zorg en de bekommernis
om het kleine, het zwakke en het kwetsbare. Zij zijn er om
te bemoedigen, om te wachten, om pijn en onmacht te verzachten,
om te troosten en mee onder het kruis te staan. Ze zijn overal
aanwezig als aanklacht en verzet tegen dictaturen en geweld.
Wenend en verscheurd op het slagveld van elke oorlog. Bij
de onteerde vrouwen. Als dwaze moeders. Als teken van veerkracht
en van hoop. Naamloos en ongezien. In vrijwilligerswerk. Aan
de basis, in zelfhulpgroepen, waar mensen zoeken naar waardigheid
en levenskansen… Telkens vormen zij de vrouwelijke correctie
op een al te mannelijke wereldorde.
In elke geschiedenis, ook in de bijbelse, is de vrouwelijke
aanwezigheid van vitaal belang. Zou dat dan anders kunnen
in onze kerkgeschiedenis vandaag?
Toch slaagt de officiële Kerk en haar hardnekkige bemanning
erin om gelijkwaardigheid aan vrouwen te ontzeggen. Zij blijven
ondergeschikt, zijn niet voorbestemd voor gewijde, inspirerende,
verkondigende, leidinggevende taken. Ook in het diaconaat
en het pastoraat geldt een absolute rangorde, waar vrouwen
geen toegang krijgen tot de sacramentele bediening. Een vrouwelijke
pastor mag bijvoorbeeld ten diepste het vertrouwen van zieken
genieten en hen vol toewijding begeleiden, maar op het ultieme
moment van zegening en zalving, stopt haar bevoegdheid. Dan
moet zij plaats ruimen voor een mannelijke bedienaar.
Dat iemand als Lut, die bezield en bekwaam als pastor haar
weg wilde gaan, zich gekwetst heeft aan zulke structuren en
zich miskend voelde door hen die ze handhaven, hoeft wellicht
niet gezegd. En toch is ze doorgegaan, zelfbewust en waardig.
Door haar manier van zijn heeft zij ongetwijfeld de waardigheid
in anderen herkend en bevestigd. En waaraan kunnen zieken
zich meer vasthouden dan aan hun waardigheid. Haar bezielend
woord en haar nabijheid moet hen geraakt, aangeraakt en daardoor
juist geheeld hebben.
Hoe baanbrekend het werk is van deze eerste generatie vrouwelijke
pastors, waartoe Lut behoorde, zullen wij misschien pas later
zien. Maar zij horen alvast bij de vrouwen die bergen verzetten
door hun taaiheid en hun tederheid, door hun moed en hun vertrouwen.
Mensen als Lut roepen de kracht in andere vrouwen wakker,
om begeesterd, mondig, waakzaam, eensgezind, helend en verbindend
in deze wereld te staan. En de Kerk, niettegenstaande alles,
een écht moederlijk gezicht te geven.
Uitnodiging aan de vrouwen om rechtstaand, samen deze tekst
te zeggen:
Zoals de vrouwen eens, tegen overmacht en onzekerheid in,
als eersten opstonden en naar het graf gingen
om de tekenen van Jezus’ opstanding te zien
en dat te melden aan hun broeders,
zo zullen wij opstaan om met zachte moed
en eensgezind de machten die ons binden te breken.
Tegen machtsontplooiingen binnen elke gemeenschap in,
zullen wij de zijde kiezen van kwetsbare mensen.
Tegen elke bevoogding in
zullen wij vrouwen oproepen om voor te gaan in woord en
daad.
Tegen de scheiding van werelden in,
zullen wij warm en teder omgaan met elkaar en leven doorgeven.
Tegen eenzijdigheid of bevoorrechting in,
zullen wij voorrang geven aan bezieling en pastorale aanwezigheid.
Tegen elke neiging tot religieus separatisme in,
zullen wij uitnodigen tot ontmoeting en dialoog met anderen.
Tegen vervreemding en fundamentalisme in,
zullen wij diegenen volgen in wie Jezus menselijk herkenbaar
is.
Tegen pessimisme en ontmoediging in,
zullen wij geloven in het kleine en het ongeziene.
En het hart zijn van een kerk
die het leven liefheeft
en die op haar beurt gelooft in mensen.
Evangelie: Lucas, 10, 38-42
Homilie (Liesbeth Daenen)
Met het verhaal van Jezus op bezoek bij Martha en Maria heb
ik toch wel wat problemen gehad. Het wekte bij mij veel
ergernis op. Maria die staat voor het contemplatieve
type lijkt op meer waardering te kunnen rekenen dan Martha,
de actieve. Ook in onze huidige samenleving wordt heel
vaak het intellectuele hoger geacht dan het praktische, het
materiële handelen.
In een commentaar van Dorothee Sölle vond ik een heel andere
en mij veel meer aansprekende benadering. Sölle ziet
de twee vrouwen niet als opponenten of in een bepaalde hiërarchie,
het zijn zussen die elkaar aanvullen en elkaar versterken. Zij
vertrekt van de interpretatie van Meester Eckhart, die de
nog onrijpe Maria aan het begin van het geestelijk leven stelt,
terwijl de rijpe Martha op grond van haar ervaring dichter
staat bij datgene wat nodig is. Het beeld van de twee
zusters wordt vervolledigd, als we er het verhaal van de opwekking
van Lazarus bijhalen, zoals het is opgetekend in Johannes,
11, 1-45. En dan treffen we een sterke, zelfbewuste,
nuchtere, scherpzinnige Martha aan, met beide voeten op de
grond, maar ook met een groot geloof, als zij zegt: “Ja Heer,
ik geloof vast dat u de Messias bent, de zoon van God, degene
die in de wereld komen zou.”
Naast deze krachtige Martha staat de dromerige, leergierige
Maria. Ze zijn één, ze horen bij elkaar.
Dorothée Sölle zegt hierover: “We moeten niet kiezen tussen
contemplatie en actie. Niemand heeft het recht ons tot
deze keuze te verplichten. En dat geldt voor mannen en vrouwen.
We moeten de wereld niet opdelen in doeners en dromers, in
de zachte, luisterende, zich overgevende Maria aan de ene
kant en de pragmatische, actieve Martha aan de andere kant.
We hebben beiden nodig, Maria en Martha, wij zijn inderdaad
deze beide zusters”.
En het is juist deze combinatie die ik in Lut zo apprecieerde. In
Lut heb ik de beide zusters Martha en Maria herkend. Zij
slaagde erin het intellectuele, het spirituele enerzijds en
het praktisch handelen anderzijds in elkaar te laten overvloeien
en door wederzijdse beïnvloeding naar een hoger niveau
te tillen. Haar bezigheden als actieve huisvrouw brachten
meer verbreding in haar gelovig zijn en meer onderbouwing
in haar theologisch denken, zij was daardoor een beter pastor,
en omgekeerd kregen haar dagdagelijkse beslommeringen vanuit
haar zoekende geest extra betekenis, meer waarde en zin. Dit
samenspel maakte haar tot een breed inspirerende vrouw, die
ons in onze zoektocht naar zingeving zoveel waardevolle inzichten
heeft aangereikt.
Lut was zoals Martha een vrouw vol kracht, maar zij had,
zoals Dorothée Sölle het verwoordt, de Maria in haar niet
laten verdringen, en het jonge meisje dat ze eens was geweest,
is altijd duidelijk zichtbaar gebleven.
Tafelgebed 5 (uit Kris Gelaude:
Laat niet verloren gaan - Werkboek voor uitvaartliturgie)
God, meer dan wat ook
hebt Gij ons gewild.
Uw droom hebt Gij in ons gelegd.
Soms is het leven
groots en mooi.
Soms zijn wij
machteloos en kwetsbaar
zoals nu.
Naar wie anders dan U
zouden wij opzien.
In onze diepste herinnering
zijt Gij de liefde
waarmee alles begint.
Gij zijt onze verte,
de hunker en hoop
die ons gaande houdt,
tot over de dood.
Als Gij voor ons
die God wilt zijn
in wiens handen niets verloren gaat,
dan zal geen zaad in de aarde gezaaid,
geen brood gebroken worden
en geen stem tot U roepen,
of het zal betekenis hebben voor U.
Geen mens die droefheid kent,
die eenzaam is en sterft,
of Gij herinnert U zijn naam.
Want meer dan dat hebt Gij gedaan
voor Jezus, de man van Nazareth,
die liefde was voor allen,
zozeer dat stommen woorden vonden,
gekwetsten hun leed vergaten
en blinden schoonheid konden zien.
Verdriet en onrecht
nam Hij op zijn schouders.
En werd dààrom gedood.
Naar U, zijn Vader,
heeft Hij opgekeken
en U gedankt
die laatste avond,
tezamen met zijn vrienden.
Toen heeft Hij brood genomen
en gedeeld met hen,
terwijl Hij zei:
dit brood, mijn lichaam
wordt voor u gebroken
en gegeven.
Neem en eet ervan.
Daarna nam Hij de beker wijn
om hen die te geven,
terwijl Hij zei:
deze wijn, mijn liefde,
bezegeld met mijn bloed
is teken van Gods verbond met u.
Drink er daarom samen van.
Blijf u dit herinneren.
En leef zoals Ik u getoond heb.
Zijn stem hebt Gij gehoord, God,
zijn liefde gezien,
zijn pijn gevoeld
en zijn gebed beantwoord.
Gij hebt gedaan wat Hij geloofde.
En hebt zijn woorden
tot de uwe gemaakt.
Gij hebt het licht in Hem
niet laten doven,
maar rondgestrooid
in duizend, duizend ogen.
Zijn dood werd een begin voor ons.
Zijn weg, een weg zoals de onze.
En toch, ontegensprekelijk,
een weg van hoop.
Bewaar zijn kracht in ons.
Wij zullen de stilte doorstaan
en de beklemmende leegte.
Wij zullen doen wat Hij zou doen:
opstaan om verder te leven.
Om warmte te bieden.
Om niemand achter te laten.
Om door te geven
wat wij zelf gekregen hebben.
Om te gedenken
wie mensen voor ons geworden zijn.
Wij zullen elkaar herinneren
aan Jezus, onze Broeder.
En aan U, die onze Vader zijt.
|