Kerstmis 2004
God
heeft zich ontledigd en verkoos een weg van aardse onzuiverheid
te gaan
Pater Marcel Braekers
Aanhef:
Het koor komt zingend vanuit het halfduister:
Christum wir sollen loben schon
Christum wir sollen loben schon
Der reinen Magd Marien Sohn
So weit die liebe Sonne leucht
Und an aller Welt Ende reicht
Die selig Schöpfer aller Ding
Zog an ein’s Knechtes Leib gering
Dass er das Fleisch durch Fleisch erwerb’
Und sein’ Geschöpf nicht all’s verderb’
Die Göttlich’ Gnad von Himmel gross
Sich in die keusche Mutter goss
Ein Mägdlein trug ein heimlich Pfand
Das der Natur war unbekannt.
Die edle Mutter hat gebor’n
Den Gabriel verhiess zuvorn
Den sankt Johannes mit springen zeigt
Da er noch lag in Mutter Leib.
Das himmels Chor sich freuen drob
Und die Engel singen Gott lob
Den armen Hirten wird vermeld’t
Der Hirt uns Schöpfer aller Welt.
Lob, Her Dank sei dir gesagt.
Christ, gebor’n von der reinen Magd
Mit Vater und dem heil’gen Geist
Von nun an bis in Ewigkeit. Amen
Begroeting
De profeten hebben het bezongen voor hun volksgenoten en
ook voor ons: dat een Messias zou komen, een God en mens toegewijde,
opdat gerechtigheid de wereld zou doordrenken. Maar toen hij
kwam, bleef alles zoals het was. Geen wolf en lam tezamen
en zwaarden bleven zwaarden. Ook al raakten bonkige herders
vertederd en knielden geleerden voor een kind, de wereld bleef
onverstoord zijn weg gaan. En blijft hij niet tot vandaag
deze onverstoorbaarheid behouden, dat ongeneerde egocentrische
zonder horizon of oneindigheid, zich wentelend in een sfeer
van kleinburgelijk genoeg?
Wat kan deze geboorte van Jezus in Bethlehem dan veranderen
aan onze wereld? Wij die hopen dat ons rusteloos hart, al
was het slechts één moment, vervuld zou mogen worden van vrede,
wat gaat ons dan deze geboorte aan? Wij die zoeken naar geluk
en het graag met beide handen willen vasthouden, wat brengt
ons bij deze wieg? Is God niet te zwak, te onzuiver en aards
in dit kind tot ons gekomen om ons te kunnen ontroeren? Wat
hebben we aan dit ‘zien, soms, even’ die glimp van goddelijkheid
die zo weer ontsnapt? Lucebert schreef er een prachtig gedicht
over heel mystiek en doordacht om ons op weg te zetten om
het heilige te ontdekken zoals nooit vermoed. Vooraleer het
gedicht te beluisteren en zo de kerstnacht definitief in te
zetten wil ik nog een zijsprong maken naar de Advent. Gedurende
vier zondagen bleven we bij de vraag stilstaan: wat geven
we aan de volgende generatie(s) door? Niet alleen wat materiële
welstand, maar fundamentele waarden, gevoel voor verantwoordelijkheid,
hoop die we als een broze schat met ons leven uitstralen.
We wilden deze vraag zo door-denken dat ze uiteindelijk zou
kantelen en overging naar het omgekeerde: wat geven kinderen
aan ons door? Hoe reiken zij op een heel andere manier dan
de volwassenen ons het heilige aan? Lucebert schrijft het
zo: het heilige dat je zo wordt aangereikt is niet puur en
buitenaards. Niet de quantiteit telt, zo begint het gedicht,
‘niet meer bij weinig’, maar een qualiteit van aanwezigheid.
Het verschijnt zonder eigen wil, het weet niet eens waar het
vandaan komt en kent nog niet zijn bestemming. Maar in die
weerloosheid en kwetsbaarheid, uitgeleverd aan de voorthollende
tijd laat het iets zien van de oneindige meerwaarde. Zo verschijnt
ons het goddelijke in zijn aards gelaat.
De zeer oude zingt:
Er is niet meer bij weinig
Noch is er minder
Nog is onzeker wat er was
Wat wordt wordt willoos
Eerst als het is is het ernst
Het herinnert zich heilloos
En blijft ijlings
Alles van waarde is weerloos
Wordt van aanraakbaarheid rijk
En aan alles gelijk
Als het hart van de tijd
Als het hart van de tijd (Lucebert, Verzamelde
gedichten, p. 442)
Samenzang: nr. 211: “Kom tot ons, de wereld wacht”
Gebed
Een nacht dat pijlen niet verwonden, honden
Niet bijten, schapen vredig slapen, vuur
Niet zengt, die nacht zal hij geboren worden.
Er zullen engelen door het luchtruim zweven.
Hij draagt van mens en God de oudste namen:
Zout honing woonstee schaduw morgenrood.
Zoals uw woord in den beginnen sprak,
Zoals uw licht in den beginne lichtte,
Zo kome uw messias, uw knecht-koning
Een mens waarin Gij U te kennen geeft.
In diepe nacht is hij de weg gegaan
Die in de afgrond voert der sprakelozen.
(H. Oosterhuis, Levende die mij ziet p. 36)
Kerstverhaal volgens
Lucas
In die dagen werd een bevel uitgevaardigd door keizer Augustus
dat er een volkstelling moest worden gehouden over heel
de wereld. Deze volkstelling vond plaats voordat Quirinius
landvoogd van Syrië was. Allen gingen op reis om zich te
melden, ieder in zijn eigen stad. Ook Jozef ging op weg
en omdat hij uit het huis en geslacht van David was, trok
hij vanuit Nazareth in Galilea naar Judea toe, naar Bethlehem,
de stad van David, om zich daar te melden, samen met Maria
zijn vrouw, die zwanger was. En terwijl zij in Bethlehem
verbleven, brak het uur aan dat zij bevallen moest. Zij
bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene, wikkelde
hem in doeken en legde hem neer in een kribbe, omdat er
voor hen geen plaats was in de herberg.
Nu waren er herders in de buurt; die nacht in het open
veld hielden zij de wacht bij hun kudde. Plotseling stond
voor hun ogen een engel des Heren, en de glorie des Heren
omstraalde hen, zij werden zeer bevreesd. Maar de engel
sprak tot hen: wees niet bevreesd, want ik verkondig u een
grote vreugde die voor heel het volk bestemd is. Heden is
u in de stad van David een redder geboren, de heer, de Messias.
En dit zal u een teken zijn: Gij zult een pasgeboren kindje
vinden, het is in doeken gewikkeld, het ligt in een kribbe.
Plotseling was de engel omringd door een schare van hemelse
machten. Zij verheerlijkten God en riepen: “Ere zij God
in de hoge en vrede op aarde voor alle mensen van goede
wil. En het geschiedde, toen de engelen van hen waren weggevaren
naar de hemel, dat herders zeiden tot elkaar:
Samenzang nr. 312 “Komt allen tezamen” strofe 1– Aansteken
van lichten
Koor: Adeste fideles, laeti
triumphantes,
Venite, venite in Bethlehem
Natum videte regem angelorum
Venite adoremus, venite adoremus, venite adoremus Dominum
Allen herhalen dezelfde strofe
Homilie
De Franse romancier, tevens medestichter van ‘artsen zonder
grenzen’, Jean Christophe Rufin schreef reeds enkele geëngageerde
romans. Onlangs verscheen van hem de roman Globalia
waarin hij een toekomstige samenleving schetst waar ook wij
naar toe evolueren. Deze samenleving steunt op drie belangrijke
principes: vrijheid, veiligheid en voorspoed.
Globalia is een samenleving die zich afspeelt onder een grote
globe of koepel, waar de temperatuur altijd constant is, de
lucht is er dank zij speciale luchtkanonnen steeds azuurblauw,
men eet er voorverpakte pasta’s, beschikt over de meest perfecte
communicatiemiddelen. Iedereen leeft heel fit en gezond en
wordt zeer oud, want elk orgaan dat wat slijtage vertoont
wordt vervangen. Vrijheid is een absoluut basisgegeven, maar
natuurlijk opdat die vrijheid gehandhaafd zou blijven is veel
controle nodig. Godsdienst is erg verdacht, want dat geeft
mensen een religieuze identiteit zodat ze zich misschien afzonderen
of zich keren tegen deze liberale staat. Op een dag lopen
de inwoners vrolijk door de straat, want het is het feest
van de kat, een feest dat Kerstmis moet vervangen. Naast godsdienst
is ook geschiedenis gevaarlijk, want men gaat dan zoeken naar
zijn wortels en culturele identiteit. Kinderen en jongeren
zijn niet gewenst. Abortus is de regel zodat een nieuwe geboorte
eerder als iets subversief wordt gezien. Wist u trouwens dat
op dit ogenblik in de USA hele wijken en suburbs bestaan waar
kinderen en jongeren ongewenst zijn? Repressie bestaat in
principe niet in Globalia. Politie en gevangenisbewakers zijn
vervangen door psychologen die vriendelijk en begrijpend zoeken
naar de oorzaak van deviant gedrag en vervolgens iemand weer
op de rechte weg zetten. Er is wel één probleem: regelmatig
vallen er bomaanslagen te betreuren. Om zich te beveiligen
heeft men daarom een nul-zone rond de globe geschapen. Regelmatig
worden daar bombardementen uitgevoerd om mogelijke terroristen
af te schrikken. Onmiddellijk daarna lopen alle armen naar
die plek, want ze weten dat dan de helikopters verschijnen
met voedsel voor de getroffen bevolking. De hoofdfiguur tracht
eerst te ontsnappen, maar wordt na opgepakt te zijn weer vrijgelaten
in de buitenzone en vervolgens ervan beschuldigd het hoofdbrein
te zijn achter de aanslagen. Zo heeft men een herkenbare zondebok.
Toen ik dit boek las dacht ik: dat sluit prachtig aan bij
alles waar we in deze Advent mee bezig waren en wat we vieren
met Kerstmis. In de Advent stonden we vier zondagen stil bij
de vraag: wat geven we door aan de volgende generatie(s)?
Welke waarden, welke wereldbeschouwing reiken we hen aan?
Hoe leren we hen om te gaan met geld en bezit? Maar, zo suggereerde
Maurits reeds, je kan de vraag ook omkeren: welke nieuwe,
onverwachte wereld openen kinderen en jongeren voor ons, ook
op geloofsgebied? Hoe reiken zij ons het heilige aan, heel
anders dan wij geleerd hebben via onze opvoeding. Zij doorbreken
door hun vragen en zoeken een gemakkelijke religie met zijn
vaste rituelen, zijn stabiele geloofsleer, enz. Geloven, zo
leren zij ons, begint bij de concrete vragen en ervaringen
die het leven ons opdringt. De eerbied en bescheidenheid die
daarbij hoort opgebracht te worden om zo Gods roepen daarin
te horen. Pas in tweede instantie is geloven ritus, levensbeschouwing,
enz. Verwijzend naar de roman zou ik zeggen: ze brengen het
vreemde en andere binnen, het kwetsbare en waarschuwen zo
het Westen dat het zich niet mag oprollen in een zelfgemaakt
Globalia.
Zo kom ik bij mijn thema van de Kerstnacht. Want in deze
nacht vieren we dat God de kant van de wereld koos in een
kindje voor ons geboren. God koos er niet voor om puur en
zuiver in absolute vrijheid in zichzelf te blijven. Neen,
God koos voor het onzuivere, het fragmentaire, het weerloze
dat er nu eens is en dan weer verdwijnt. Incarnatie betekent
om het brutaal te zeggen dat het heilige voortaan oplicht
tussen de luiers, de papflessen, het dagelijkse zorgen en
het liefdevol bejegenen van elkaar. Geloven kreeg een nieuwe
dimensie toen men ging belijden dat in dit kind, geboren in
armoede, de Messias is. Niet een redding die je altijd maar
voor je uitschuift en waarvan je blijft dromen als het totaal
andere, het vreemde en onbegrijpelijke. Anders dan in de klassieke
Joodse traditie geloven we dat het heilige niet alleen verschijnt
in het Woord en de Thora, maar in het Woord dat in mensen
vlees en bloed wordt met alle beperkingen die daarbij horen
van plaatsgebondenheid en historische concreetheid. Door de
geboorte van dit kind en in de vele Messiassen na Hem gingen
we op een heel andere manier geloven. Het heilige is voortaan
steeds vermengd, het is kwetsbaar en moet door ons behoed
worden, het leert ons dat wat zo weerloos bestaat alleen mag
aangeraakt worden opdat we rijkdom zouden ervaren.
Wat is die Incarnatie? Wellicht zou ik er nog veel woorden
aan kunnen besteden. Maar J. S. Bach drukte het op een magistrale
manier uit in een fragment uit de ‘Hohe Messe’. In het credo
komt de tekst voor: ‘et incarnatus est tertia die’. Niet zoals
bij Mozart waar de sopraanstem altijd maar hoger en hoger
moet zingen om dit wonder uit et drukken. Bach doet net het
omgekeerde: altijd maar van boven naar beneden laten de stemmen
zich vallen, heel stil en eerbiedig, want zo buigt Bach zich
voor dit mysterie. Maar tegelijk steekt hij het fragment vol
dissonante akkoorden om aan te geven hoe paradoxaal het wel
is dat God of het goddelijke vervlochten raakte met onze aardse,
menselijke geschiedenis.
Afsluiten van Woorddienst:
“Et incarnatus est” uit de Hohe Messe van J.S.Bach
Het Jezuskind wordt in de stal gelegd.
Koor zingt: Stille nacht, heilige nacht
Groot Dankgebed
Koor: Gij die weet wat in
mensen omgaat
Aan
hoop en twijfel, domheid, drift, plezier, onzekerheid.
Solo: Gij die ons denken peilt
En
ieder woord naar waarheid schat
En
wat onzegbaar is onmiddellijk verstaat.
Koor: Gij toetst ons hart
En
Gij zijt groter dan ons hart.
Op
elk van ons houdt Gij uw oog gericht.
En
niemand, of hij heeft een naam bij U.
Solo: En niemand valt of hij valt in uw handen
En
niemand leeft of hij leeft naar U toe.
Koor: Maar nooit heeft iemand U gezien.
In
dit heelal zijt Gij onhoorbaar.
En
diep in de aarde klinkt uw stem niet.
En
ook uit de hoogte niet.
Solo: En niemand die de dood is ingegaan
Keerde
terug om ons van U te groeten.
Koor: Aan U zijn wij gehecht.
Naar
U genoemd. Gij alleen weet wat dat betekent.
Wij
niet. Wij gaan de wereld door met dichte ogen.
Maar
soms herinneren wij ons een naam, een oud verhaal
Dat
ons is doorvertelde, over een mens
Die
vol was van uw kracht, Jezus van Nazareth,
Een
Jodenman.
In
hem zou uw genade zijn verschenen,
Uw
mildheid en uw trouw.
In
hem zou, voorgoed, aan the licht gekomen zijn
Hoe
Gij bestaat:
Weerloos
en zelveloos, dienaar van mensen.
Hij
was zoals wij zouden willen zijn:
Een
mens van God, een vriend, een licht, een herder,
Die
niet ten eigen bate heeft geleefd,
En
niet vergeefs, onvruchtbaar, is gestorven.
Solo: Die in de laatste nacht dat Hij nog leefde
Het
brood gebroken heeft en uitgedeeld,
Een
heeft gezegd: neemt, eet, dit is mijn lichaam –
Zo
zult gij doen, tot mijn gedachtenis.
Toen
nam hij ook de beker, en hij zei:
Dit
is het nieuw verbond, dit is mijn bloed,
Dat
wordt dat wordt vergoten tot vergeving van uw zonden.
Als
je uit deze beker drinkt, denk dan aan mij.
Koor: Tot zijn gedachtenis nemen wij daarom
Dit
brood en breken het voor elkaar,
Om
goed te weten wat ons te wachten staat
Als
wij leven hem achterna.
Als
Gij hem hebt gered van de dood, God,
Als
hij dood en begraven, toch leeft bij U,
Red
dan ook ons en houd ons in leven,
Haal
ook ons door de dood heen, nu.
En
maak ons nieuw,
Want
waarom hij wel, en waarom wij niet –
Wij
zijn toch ook mensen.
Tijdens de communie: “In dulci jubilo”
Gebed
Houd niet op
Onder ons het Licht te scheppen en uit te spreken,
Als wij mensen elkaar verzwijgen en verduisteren,
Elkaar bestrijden en overmeesteren,
Elkaar alleen laten
In verdriet, in armoede, in honger.
Want zo hebt Gij niemand van ons gewild.
Laat dan geen mensenkind
Vervallen in de nacht.
Om de Morgenster van uw ontferming,
Die heel deze aarde de dag aanzegt,
Blijven wij roepen: Kom, o kom Immanuel.
Slotlied nr. 319: “Vanwaar zijt Gij gekomen”
Vrede op aarde voor allen die God liefheeft
|