------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




28 juni 2009: 13de zondag door het jaar

Genezende Ontmoeting

Sabine Van Huffel

Intredelied nr 514: "Stem als een zee van mensen"

Inleiding

Luc Cooreman, voormalig bibliothecaris van de Campusbibliotheek Gasthuisberg, schonk bij zijn afscheid aan de Biome-dische Biblio-theek een merkwaardig schilderij met een genezingsverhaal door Arcabas.
De kern van dit verhaal is: meisje, sta op! Talita qum! uit het genezingsverhaal van het dochtertje van Jairus.

Dit is precies het evangelieverhaal van vandaag. Het verwijst tevens naar een dramatische gebeurtenis uit Luc’s leven,
nl. het verlies van een kleindochter bij de geboorte. Met dit gebaar wil Luc vanuit zijn binnenkant afscheid nemen. Misschien vraag je je af: welke vruchten heeft nu die verborgen bloei in de binnen-kant van de medische bibliothecaris concreet afgeworpen?

Luc verwoordt het als volgt: (1)

De bibliothecaris probeert van de bibliotheek een gezellige ruimte voor de verzorgers (hieronder verstaan we de dokters, verplegers, studenten, psychologen, etc.) te maken midden in een ziekenhuis vol stress, waarin het goed is om te verwijlen. Hij zorgt voor het aanbod van een brede bibliotheekcultuur (…) Hij houdt rekening met verschillende behoeften van zijn lezers die zowel nood hebben aan snelheid als aan onthaasting (...). De gezellige binnenhuisinrichting en de aangepaste training van het bibliotheekpersoneel staan mede borg opdat de `verborgen bloei’ van de verzorgers zoveel mogelijk zou ondersteund, gevoed en ontwikkeld worden. Zonder de minste twijfel zou een sombere, koude gezondheidszorg ontstaan, indien de patiënt een verzorger zou treffen waarvan de binnenkant leeg, ondraaglijk licht en doods is geworden, een verzorger die voor de patiënt niets meer zou "voelen", een verzorger die hoofdzakelijk technocratisch en mechanistisch op de patiënt zou ingrijpen zonder enige expressie te geven aan een warm menselijk contact.

Deze binnenkant is zo belangrijk voor Luc, maar ook voor Arcabas die in zijn schilderij zowel de buitenkant als de binnenkant van de personages blootlegt. Dit geldt niet alleen in een ziekenhuisomgeving maar in feite op elke werkplek, in elk contact met mensen. Daarom nodigde Luc mensen uit om neer te schrijven hoe zij het werken aan de K.U.Leuven van binnenuit ervaren: deze opstellen, mijmeringen en getuigenissen werden gebundeld in het boek Van binnenuit waarin ook de duiding achter het schilderij van Arcabas uitgebreid aan bod komt. Dit wordt vandaag de leidraad van mijn viering.

Gebed tot God vanuit de binnenkant …

Vader,
Boetseer en kleur mijn binnenkant
met uw kleurenpalet van liefde
zodat ik iedere medemens op mijn weg
met de juiste liefdestint
tegemoet kan treden.
In eindeloze variaties van tinten ontvang
ik uw liefde van zovelen:
ik voel me omringd, omarmd,
door dit netwerk van liefde,
aan mij gratuit gegeven.
Ik voel me begenadigd!
Amen.

We staan recht en luisteren naar het genezingsverhaal van het dochtertje van Jaïrus dat Arcabas zo mooi schilderde.

Evangelielezing: Marcus 5, 21-24, 35b-43.

Toen Jezus weer met de boot was overgestoken, verzamelde er zich een grote menigte bij hem, en hij bleef aan het meer. Eén van de leiders van de synagoge, die Jaïrus heette, kwam naar hem toe, en toen hij Jezus zag viel hij aan zijn voeten neer. Hij smeekte hem dringend: ‘Mijn dochter ligt op sterven; kom haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven blijft.’ Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde hem en verdrong zich om hem heen. Nog voor hij aangekomen was, kwamen enkele mensen tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven, waarom valt u de meester nog lastig?’

Maar Jezus hoorde dat en zei tegen de leider van de synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ Hij stond niemand toe om met hem mee te gaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. Ze kwamen bij het huis van de leider van de synagoge en zagen daar een groep mensen die luid stonden te huilen en te weeklagen. Hij ging naar binnen en zei tegen hen: ‘Waarom maken jullie zo’n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’ Ze lachten hem uit. Maar hij stuurde hen allemaal naar buiten en ging met de vader en moeder van het kind en de leerlingen die bij hem waren de kamer van het kind binnen.

Hij pakte de hand van het kind vast en zei tegen haar: ‘Talita koem!’ In onze taal betekent dat: ‘Meisje, ik zeg je, sta op!’ Meteen stond het meisje op en begon heen en weer te lopen. Ze was twaalf jaar. Iedereen was met stomheid geslagen. Hij drukte hun op het hart dat niemand dit te weten mocht komen, en zei dat ze haar te eten moesten geven.


Lied 001: "Wie anders zou de hemel dragen"

Bezinning

Laten we even stilstaan bij de woorden van Marcus en de manier waarop Arcabas dit verhaal van binnenuit ervaart. Jo Cornille, directeur van Kerk en Leven, schreef hierover een mooie tekst in het afscheidsboek van Luc Cooreman waarvan ik hier de essentie tracht weer te geven (2).

Bij het uitbeelden van het Jaïrusverhaal heeft Arcabas zich geconcentreerd op de opwekkingsscène zelf. Centraal zien we Jezus die het halfopgerichte meisje met de linkerhand vastneemt en in zekere zin al omhoogtilt, terwijl hij zijn rechterhand met open handpalm uitgestrekt houdt naar het meisje. Het meisje van haar kant wordt half opgetild aan de linkerhand, terwijl haar rechterhand nog steunend rust op het bed.

Christologisch gezien is de open rechterhand van Jezus symbool van geven en ontvangen, verwijzend naar het leven. Jezus als bemiddelingsfiguur geeft met zijn rechterhand wat de Vader Hem geeft en Jezus geeft het aan het meisje dat haar hand wil optillen om leven te krijgen. Zo brengt Jezus Gods eigen Liefdesleven bij de mensen via zijn rechterhand.

Wanneer we deze scène vanop afstand bekijken, herkennen de wiskundigen onder ons het open oneindigheidsteken, dat loopt van de rechterhand van de Heer over zijn schouders naar de verstrengelde linkerhanden en dan verder over de schouders van het meisje naar haar rechterhand. Dit teken verwijst hier naar het verrijzenismoment. Op deze drempel van dood en leven zijn de Heiland Jezus en de verrijzende, het meisje dan, verenigd in één grote beweging.

De open rechterhand van Jezus staat in contrast met de nog gesloten rechterhand van het meisje, maar het hele schilderij lijkt door de gesuggereerde onvoltooide oneindigheids-vorm te suggereren dat het meisje de uitgestoken hand meteen zal aannemen.

Naast het handenspel is er ook het intieme oogcontact. Het meisje heeft absoluut geen oog voor de omstaanders, al zijn haar vader en moeder onder hen, maar staart onophoudelijk naar Jezus.

Daarmee wordt eens te meer door de schilder in de verf gezet dat het hier niet om een historisch toevalligheidje gaat maar om een spiritueel, ja zelfs goddelijk, gebeuren: dit schilderij gaat over de ontmoeting van iedere mens met zijn Redder.

Kijken we nu naar de getuigen op de achtergrond. Fijn heeft de schilder de gevoelens op de gezichten weergegeven: de apostel Petrus omgord met een reiszak om de lenden is als gezag-hebbende getuige op de voorgrond aanwezig – zo hoort het in verrijzenisverhalen. Zijn gelaat drukt uit wat hij ziet: Petrus begrijpt het niet!. De twee andere getuigen, Jakobus en Johannes, staan eveneens in de open deur en bezien de scène heel anders: de voorste kijkt toe met een verstilde glimlach terwijl de tweede met open mond verbaasd over zijn schouder meekijkt.
Links van Jezus bevinden zich Jaïrus en zijn vrouw. Zij bevinden zich duidelijk in het huis terwijl de apostelen als `mensen van de weg’ terecht door Arcabas in de buurt van de deur zijn afgebeeld. Vader Jaïrus, met gebedskeppeltje op het hoofd en afgebeeld in kardinaalsrood gewaad, heft de handen omhoog in een gebaar van verwondering en eerbied. God heeft zijn vertrouwen niet beschaamd, zoveel is duidelijk. Maar het is vooral de figuur van zijn vrouw, die in het evangelieverhaal volstrekt niets zegt die hier onmiddellijk de aandacht opeist. Haar gezicht is van onderuit verlicht en glanst boven haar gevouwen handen: zij begrijpt in geloof wat er zich onder haar ogen afspeelt.
Bovendien wordt het goddelijke van het gebeuren nog eens extra onderstreept door de abstracte motieven die de schilder in bladgoud op het doek heeft aangebracht.


Onderaan rechts wijst het driehoekige motief zeer duidelijk in de richting van de ontmoeting van de handen centraal in het schilderij. En anderzijds is er het grote dubbelmotief van een enigszins gedrongen kruis met open vierkant, dat in vele werken van Arcabas opduikt."
De schilder plaatst dit kruis in de blikrichting van het meisje naar Jezus en omgekeerd. Het kruis symboliseert hier tegelijk de boom des levens maar ook lijden en dood. "Met dit eeuwigheidsmotief dat niet voor niets in bladgoud bovenop de werkelijkheid van het geschilderde is gelegd wordt de diepste kwaliteit aangeduid van de relatie tussen het meisje en de Heer."

Wat zegt dit verhaal nu naar eigen leven toe? Enerzijds zegt Jezus: "het kind is niet dood, maar slaapt": een bijzondere mooie metafoor voor vertrouwen en overgave, waarmee Hij ons zegt "wees niet bang maar blijf geloven in mijn Vader die het leven geeft". Hij verwijst hier naar een dieper leven die ons vasthoudt, een binnenkant waar God leeft. Maar de omstaanders lachten Jezus uit, begrepen Hem niet: ze zijn "buiten-staanders", ook letterlijk want ze mogen het huis niet binnen. Wie hier dan afgebeeld staan op het schilderij, zijn enkel binnenstaanders, weerom een metafoor.

"Meisje, sta op", zijn Jezus’ beklijvende woorden die Hij hier uitspreekt tot het meisje maar ook tot ieder van ons! Vanuit de intensiteit van deze levengevende ontmoeting voelen we ons persoonlijk opgetild door Jezus, onze Redder. "De Heer is nooit meer dan een armlengte verwijderd".
Die hoop, die verrijzenis, dat vuur in ons, … is onverwoestbaar, leeft voort over de dood heen en staat hier machtig afgebeeld in deze scène. Het wonder openbaart zich hier in de binnenkant van alle personages. Achter de zichtbare werkelijkheid, de buitenkant, schuilt een mysterieuze en overstijgende onzichtbare werkelijkheid die de mensen draagt en vervult. "In de wonde schuilt het wonder."
Het schilderij van Arcabas nodigt ons allen uit te kruipen in de huid van de personages uit dit opwekkingsverhaal en van binnenuit het verhaal van ziekte, dood en leven te beleven om op die manier deel te nemen aan het gebeuren van wanhoop en hoop, om te blijven geloven in een God die duisternis verandert in licht.

Bezinningmuziek
Groot dankgebed: Canon 152: "Mijn God zijt Gij"
Vredeswens
Communielied 363: "Gij zijt voorbijgegaan"

Bezinningstekst

Ter gelegenheid van het afscheid van haar goede vriend Luc Cooreman, trad Iny Driesen binnen in het schilderij van Arcabas, in de huid en het hart van de moeder die links in het tafereel staat en schreef het volgende (3):

Daar is de man!
Ze zeggen
dat hij woorden heeft
van leven.
Ze zeggen
dat hij het woord is
van leven.
Maar hij is zo gewoon.
Is hij dat maar,
die grote man
die jou genezen moet?
Heb ik op hem
mijn hoop gesteld?
Heb ik in hem
mijn vertrouwen gelegd?
Hij zegt:
"Waarom die drukte en die tranen?"
Hij is misschien toch anders.
Uit zijn ogen straalt hoop
als licht in de donkere nacht.
Uit zijn handen
vloeit tederheid
als balsem op mijn huid.
Uit zijn woorden klinkt de kracht
van het eerste scheppingswoord.
"Meisje, sta op!"

Ik sluit mijn ogen,
durf niet kijken,
niet hopen op wat nooit gebeurt,
niet geloven in het einde van de dood.
Liever nog sterf ik aan jou
dan aan valse hoop.
Ik laat je los.
Hij houdt je vast.
"Meisje, sta op!"

Dan plots
beweegt je hand onder de mijne,
stroomt warmte uit je huid,
plooien je lippen in een glimlach
en zit je rechtop!
Geen woorden meer in mij,
alleen de diepe stilte
van het wonder van het leven
als op de eerste dag
dat jij geboren werd.
Geen spoor op mijn gezicht,
alleen de vreugde in mijn schoot.
Anders dan de anderen
die openscheuren van verwondering.
Zwijg toch,
geef ruimte aan dit broze leven.

Ik kijk nog even naar de man
die jou zijn hand reikt
en zichzelf.
Ik zie hoe gewoon hij is.
Zijn kracht huist in dit gewone
en wordt daardoor
wonderlijk groot.
Want jij staat op!

Nu heb ik eindelijk begrepen
dat in een gewone man,
in een gewone vrouw
een groot geheim kan schuilgaan.
In dat klein beetje tederheid
en warmte,
in de weinige woorden
en gebaren van genezing
die wij vinden in ons binnenste
schuilt het wonder.

_____________________
1 Luc Cooreman, “De binnenkant”, In : Van Binnenuit. Opstellen, mijmeringen en getuigenissen naar aanleiding van het afscheid van Luc Cooreman als campusbibliothecaris Geneeskunde, KULeuven (Katrien Bergé, Jan Roegiers en Roger Tavernier, Redactieleden), Acco, Leuven, 2005, p. 13-18.
2 Jo Cornille, "Genezende ontmoeting – over het `binnen’ van Arcabas’ Jaïrusdoek", idem p.19-30.
3 Iny Driesen, "De kracht van het woord", idem p. 31-36.
Met dank aan de Emmaüsgroep die in een voorafgaand beziningsmoment inspiratie gaf voor deze tekst.

------