30 januari 2011 : 4° zondag
Begin van de bergrede (Mt. 5, 1 12)
Marcel Braekers
Openingszang 530: "Gij
hebt woorden van eeuwig leven"
Begroeting
Vanaf vandaag
wordt overal in de wereld in de christelijke kerken uit de bergrede
van Matteüs gelezen. Stukje voor stukje elke zondag om zo de
diepere betekenis geleidelijk te laten insijpelen. Dat heeft natuurlijk
als nadeel dat je de rode draad in het geheel uit het oog verliest.
Het zou dus een mooie oefening in persoonlijke spiritualiteit kunnen
zijn, indien u in de volgende tijd thuis deze 2 hoofdstukken in
hun geheel in stilte doorleest en u erdoor laat meenemen. Het gaat
hier immers om een van de belangrijkste basisteksten van onze christelijke
moraal. Enkele jaren geleden schreef Peter Schmidt over deze bergrede
een mooi boek. In de inleiding schrijft hij:
De bergrede is
utopie, maar staat aan de tegenpool van totalitarisme. Zij is niet
bedoeld om de zaken in handen te nemen en haar wil door te drukken.
Zij is arm, broos en bovenal niet op zoek naar macht
.. De
bergrede nodigt dringend uit tot navolging, maar oordeelt niet en
legt geen beslag op de gewetens. Armoede is haar eerste woord. De
arme heeft geen macht. Hij zit onderaan en kan zichzelf niet opleggen.
Hij kan enkel zijn gelaat heffen naar het gelaat van de ander en
vragen om gehoord te worden. (p. 12-13)
De bergrede is
utopie. Ze houdt een ideaal voor waaraan niemand kan voldoen. Je
kan dat als frusterend of als opgeschroefd gemoraliseer ervaren.
Zo heeft Matteüs het zeker niet bedoeld. Doorheen de tekst
klinkt een diepe bescheidenheid en deemoed door. Je moet gelouterd
zijn om de tekst goed te lezen, maaMatteüs 5, 1 12r
tegelijk wil ook de tekst je tot loutering brengen.
Als ik zeg dat Matteüs het zo niet had bedoeld, weet u al weer
wat meer. De bergrede zoals ze voor ons ligt is niet zo door Jezus
uitgesproken. Matteüs was een didactische leraar, misschien
wel een bekeerde farisese schriftgeleerde, die een veelheid van
uitspraken van Jezus verzamelde en ordende. Voor hem was Jezus de
grote leraar, de nieuwe Mozes die de diepere betekenis van de Thora
kwam bekend maken.
Vandaag zullen we de zaligsprekingen beluisteren, u weet wel, de
tekst waar heil en geluk wordt toegezegd aan de armen, de vredestichters,
diegenen die op zoek zijn naar gerechtigheid. Daarom bidden en zingen
wij voor hen.
Nr. 114: "God, onze vader,
wij roepen U"
Gebed
Gij die de ogen van blinden opent
En gebroken mensen opricht,
Maak ons tot boodschappers van uw barmhartigheid
Richt onze ogen en ons hart
Op het diepere lijden dat mensen treft,
Op uitzichtloze verdeeldheid en haat
Op vernederende armoede.
Laat niemand van uw mensen verloren lopen,
Maar zich verblijden omdat Gij optreedt
Onverwacht en anders dan wij zouden vermoeden.
Inleiding op de lezingen
Toen ik daarstraks
Matteüs omschreef als een bekeerde farizeese schriftgeleerde
vermelde ik niet een andere typische trek in zijn tekst: Matteüs
wil steeds weer aantonen hoe oud en nieuw in elkaar verweven zijn.
De Wet van Mozes en de boodschap van Jezus roepen elkaar op. Ook
de teksten van de profeten en de woorden van Jezus vloeien in elkaar
over. Luister hoe Jesaja over de komende Messias spreekt en hoe
Jezus zich richt tot zijn leerlingen. Het ene is wezenlijk verbonden
met het andere.
Jesaja 61, 1 3
Lied 573: "Hij die de blinden weer liet zien"
Matteüs 5, 1 12
Matteüs (nieuwe bijbelvertaling)
Gelukkig wie nederig van
hart zijn,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig de treurenden,
Want zij zullen getroost worden.
Gelukkig de zachtmoedigen,
Want zij zullen het land bezitten.
Gelukkig wie hongeren en
dorsten naar gerechtigheid,
Want zij zullen verzadigd worden.
Gelukkig de barmhartigen,
Want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Gelukkig wie zuiver van hart
zijn,
Want zij zullen God zien.
Gelukkig de vredestichters,
want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid
vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig zijn
jullie, wanneer ze je omwille
van mij uitschelden, vervolgen en van
allerlei kwaad betichten.
Verheug je en juich, want je zult rijkelijk worden beloond
In de hemeld; zo immers vervolgden ze ook jullie, de profeten.
|
Matteüs 5, 1
12 (vert. Chouraqui)
En marche, les humiliés
du souffle,
Oui, le royaume des ciels est à eux.
En marche, les endeuillés,
Oui, ils seront réconfortés.
En marche, les humbles,
Oui, ils hériteront la terre.
En marche, les affamés
et les assoiffés de justice,
Oui, ils seront rassasiés.
En marche, les matriciels,
Oui, ils seront matriciés.
En marche, les curs
purs,
Oui, ils verront Elohim.
En marche, les faiseurs de
paix,
Oui, ils seront criés fils dElohim.
En marche, les persécutés
à cause de la justice,
Oui, le royaume des ciels est à eux.
En marche, quand ils vous
outragent en vous persécutent, en mentant vous accusent
de tout crime, à cause de moi.
Jubilez, exultez. Votre salaire est grand aux ciels.
Oui, ainsi ont-ils persécuté les inspirés,
ceux davant nous.
|
Homilie
Zal er een tijd
komen dat armen door God worden getroost, dat zachtmoedigen het
land in bezit krijgen, dat wie hongert naar gerechtigheid verzadigd
wordt? Zou er ooit een tijd kunnen komen dat de zuiveren van hart
God zullen zien, en vredestichters kinderen van God worden genoemd?
Een tijd dat de zwaksten en meest kwetsbaren de norm van ons handelen
worden? Als je kijkt naar onze wereld, is het nauwelijks te geloven.
En toch was dit de fundamentele overtuiging van Jezus als Hij zegt
dat voor hen het konkrijk van de hemel is.
Met het woord hemel bedoelde Jezus niet een plaats hierboven, maar
God zelf. Maar als echte Jood mocht hij die naam niet uitspreken.
En met het woord koninkrijk bedoelde hij niet een of
ander koninkrijk, maar het optreden, het handelen van God. Hier
en nu zal de kracht van God zich doorzetten en komt een echte omkering
van alle aardse waarden op gang. Wie zich enkel houdt aan wat wordt
voorgeschreven, de legalist, treedt deze heerschappij niet binnen.
Er wordt een radikale omkeer gevraagd waardoor men vanuit een innerlijke
eerlijkheid en bereidheid zich open stelt voor de ander.
Daarover zal het de volgende zondagen gaan. Want Jezus vraagt, zoals
aan het einde van hoofdstuk 5 staat, dat we onverdeeld goed zijn
zoals de Vader in de hemel onverdeeld goed is. Jezus noemt al die
mensen gelukkig, vroeger vertaalde men makarios
als zalig. Chouraqui denkt dat achter dit woord een
hebreeuws begrip staat: ashré wat zoveel wil zeggen
als op weg, vooruit.
2000 jaar geleden
werden die woorden uitgesproken en waar staan we nu? Wat is er van
gerealiseerd? Eerlijkheid dwingt me te zeggen dat het hier om een
utopie gaat. Zoals het woord letterlijk zegt een ou-topos
een plaats die niet bestaat, een droom zoals het zou moeten zijn.
Jezus schetst een gedragscode waar je op twee manieren op kunt reageren.
Je kan ze opvatten
als naief, onbereikbaar en dus enkel maar als een drukkende last,
die mensen onvrij maakt. Een ethiek die alleen maar beschuldigd
en schuld geeft en christenen in een gevaarlijk keurslijf drukt
van gedweeheid, kruipen, biechtstoel en opnieuw zondigen.
De utopie kan
ook anders werken: als richtingwijzer, als onbreikbaar ideaal maar
dat verheldert in welke richting mensen echt gelukkig kunnen worden.
Te weinig heeft men in het verleden gezien hoe doorheen de tekst
een diepe mildheid en deemoed doorbreekt. Hoe God zijn mensen niet
achtervolgd met zijn alziend oog, maar zoals in het paradijsverhaal
staat, voor de eerste mensen kleren naaide omdat ze buiten de tuin
van eden zouden moeten leven. God gaf door de mond van Jezus een
richting aan, een ondersteunende basis opdat ze tot een andere houding
zouden kunnen komen.
Tijdens het grote dankgebed
refrein 133: "El Señor" (Taizé)
Na de communie 590:
|