------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




3 februari 2013: vierde zondag

De mateloosheid van de liefde (1 Corinthiërs 13)

Marcel Braekers

Openingslied 103: “Gezegend deze dag”

Begroeting

Gezegend zijt Gij, God, in mensen, die uw kracht en liefde weerspiegelen. U die wij aanspreken als Vader, Zoon en bezielende Geest.

Het verbaast mij dikwijls hoe onwetend christenen zijn over de grote hoeveelheid agressieve, militaristische teksten in het Oude Testament. Zonder veel scrupules spreekt men over veroveren, andere volkeren uit het land verdrijven, zichzelf als het geliefde volk van God poneren, enz. Het kan niet anders of dat alles heeft invloed op de manier waarop het Joodse volk ook vandaag zich tegenover de omringende buren gedraagt. Het is pijnlijk om toe te geven, maar de teksten in onze eigenste Bijbel liegen er niet om.

Ik praat over die dingen graag met een medebroeder en grote islam-kenner. Wij ergeren ons over wat de Koran over de sharia zegt, maar dat loopt parallel met de opzwepende teksten in de Bijbel. En altijd komt mijn gesprekspartner op zijn punt terug: alleen het Nieuwe Testament neemt een heel ander standpunt in en is in dat opzicht uniek in heel het religieuze universum.
Akkoord, ook in het Oude Testament en bij rabbijnse tijdgenoten van Jezus zoals rabbi Hillel vind je aanzetten tot vredelievendheid en liefde voor iedereen. En toch is het Nieuwe Testament uniek in zijn teneur. Zowel in de evangeliën als in de brieven van Paulus en Johannes staat de gedachte centraal: God is liefde, en wij mensen tonen maar dat wij opgenomen zijn in die liefde door haar concreet te maken en uit te dragen naar alle windhoeken van de wereld. Het gaat dan om liefde voor wie je nabij is, maar ook voor de vreemde en zelfs voor je vijand, voor liefde voor de mensheid, het lot van volkeren, enz.

Wellicht hebt u ooit wel het verhaal gehoord dat Plato vertelt in het Symposion. Oorspronkelijk, zo zegt Plato, waren de mensen hermafrodiete wezens, mannelijk en vrouwelijk in één persoon. Maar die mensen werden zo machtig dat ze de goden gingen bedreigen. Daarom besloot Zeus hen te verzwakken. Met een zwaard sneed hij de mens in twee, plaatste hun geslachtsdelen naar buiten en liet hen weer gaan. Voortaan waren er alleen nog mannen en vrouwen, die verlangden naar elkaar en dat verlangen maakte hen zwak. De idee erachter is intrigerend: maakt het verlangen mensen zwak? En kan je dat ook zeggen van de liefde? Of zit daar het grote verschil: wie verlangt, is op zoek, neemt risico’s, vergeet zichzelf, enz. Liefde daarentegen maakt mensen sterk, zelfbewust, betrokken en standvastig.

Over die liefde gaat het in deze viering. De tweede lezing van deze zondag is het Hooglied van de liefde dat Paulus naar de gelovigen van Corinthe schrijft. Meestal leest men in een huwelijksviering en wordt het vertaald naar de geliefden, maar de tekst is ook inspirerend voor ons dagelijkse leven als christen.

Lied 556: “Waarom, wanneer, uit welke luchtlaag”:
een geheimzinnig lied over de mens en zijn bestaan naar God toe.

Gebed

Wij openen ons voor U, o God,
Opdat uw Geest in ons kan neerdalen
En tot onze eigen adem worden.

Wij openen ons
Hopend dat uw kracht ons richten kan.

Wij openen ons
Opdat uw liefde ons mag bezielen
En zo uw Geest in ons de woorden vindt
Waarmee ons hart en onze ziel
Over uw schepping waken en haar behoeden.

Inleiding op de lezing

De geloofsgemeente van Corinthe was geen gemakkelijke groep. Er waren daar armen en rijken, behoudsgezinde Joodse bekeerlingen en progressieve Helleense gelovigen. Sommigen waren erg bezorgd om de gemeenschap, anderen dachten enkel aan zichzelf. Paulus zat met de handen in het haar om van die groep een eenheid te smeden. Daarom schreef hij deze brief. In het 12° hoofstuk. spreekt hij over de gemeenschap als één lichaam waarbij men de meeste aandacht dient te besteden aan de zwakste ledematen. En voortgaande op die idee schrijft hij over de liefde in haar rijkdom van schakeringen.

1 Cor. 12,31 – 13,13
Lied 548: “Nu nog met halve woorden”

Homilie

Het laatste nummer van Tijdschrift voor Geestelijk Leven is helemaal gewijd aan de relatie tussen psychotherapie en spiritualiteit. Bladerend door het nummer viel mijn oog op een tekst van Mia Leyssen, die mooi aansluit bij de lezing van Paulus. Leyssen beschrijft hoe in liefde meerdere niveaus of lagen zitten, die soms over het hoofd worden gezien, omdat we nog teveel bepaald worden door de vernauwende visie van het christendom. Ze spreekt daarom liever over ‘verbondenheid’ in plaats van liefde en beschrijft hoe die verbondenheid op vele niveaus werkzaam is.
Er is de fysieke verbondenheid met de natuur, de zorg om het eigen lichaam, de bedachtzame aandacht voor het materiële.
Een tweede verbondenheid is de psychische verbondenheid in de liefde voor zichzelf in een milde aanvaarding, liefde voor wat in de ander moet groeien ‘in moeite en pijn’ waarbij geduldige aandacht zo belangrijk is.
En tenslotte natuurlijk is er de liefde als verbondenheid met anderen en met de Ander. Welke plaats daarbij Mia Leyssen daarbij aan God of het goddelijke geeft, is voor mij te vaag of te ‘New Age’-achtig, maar haar benadering van wat liefde kan zijn vind ik heel inspirerend.

In het christendom heeft men van de liefde te veel en te lang een wat opgefokte en romantische deugd gemaakt. Het ging teveel over zelfvergetelheid ten koste van een gezonde eigenliefde. Het ging steeds over de ander en te weinig over liefde voor je lichaam, voor de plek waar je woont, zorgzame aandacht voor het materiële. Teveel werd liefde voor het aardse gezien als springplank naar het goddelijke.

En wat te denken over diegenen die alles hebben verdragen, jaren lang geloofd dat het goed zou komen. Partners die uiteindelijk het moesten opgeven, ouders die de druk van hun kind niet aankonden, of omgekeerd. We hebben in ons christendom te weinig nagedacht over de grenzen, die aan liefde wordt gesteld. Ik herinner mij dat tijdens een huwelijksreceptie een vrouw naar me toekwam en zei: “Die lezing uit de Corinthiërsbrief is wel mooi, maar ze kan je ook ruïneren. Ik ben alleszins aan die liefde kapot gegaan.”

Ik vond en vind nog altijd dat de schoonheid van deze tekst overeind blijft, en dat we niet bang moeten zijn om dit ideaal altijd weer voor ogen te houden. Maar het mag ons niet weerhouden om vanuit diezelfde liefde oog te hebben voor situaties waarin alles blokkeerde. En het mag ons niet weerhouden op een veel ruimere manier dit woord ‘liefde’ of ‘verbondenheid’ in te vullen.

Ik vond het typisch in de tekst die ik las, dat het eerst ging over materiële verbondenheid, vervolgens psychische en tenslotte tussenmenselijke of eventueel verbondenheid met God. Op die manier heeft men de voorbije 50 jaar dikwijls over christelijke verbondenheid gesproken. Wat mij betreft mag men even goed omgekeerd beginnen en kan een intense verbondenheid met God mensen evenwichtiger maken en meer bedacht om alles en iedereen. We kunnen de niveaus niet uit elkaar houden, het een roept het ander als vanzelf op. Wat overeind blijft is de oproep om zich toe te vertrouwen aan het mateloze, om niet berekenend, niet controlerend zichzelf boven de werkelijkheid te plaatsen, maar in diep mededogen en betrokken aandacht deze wereld te helpen dragen en te openen voor Gods oneindigheid.

Lied 585: “Alles wat adem heeft, love de Here”
Inleiding op Jesaja

De tekst die we dadelijk horen komt uit het laatste deel van de Jesaja-profetieën, ook wel de derde Jesaja genoemd, omdat men tegenwoordig aanneemt dat deze boekrol uit drie grote delen bestaat. De anonieme profeet trad op in de periode 537 en 520. Een eerste groep bannelingen is mogen terugkeren naar hun thuisland. Men is begonnen aan de moeizame heropbouw van de tempel en het land. Naast diegenen die terugkeren is er de kleine groep van blijvers, maar ook van vreemdelingen die zich vestigden op de lege plekken. De profeet voelt zich daarom voor de opdracht staan om te zoeken naar een nieuwe eenheid. Daarom wil hij degenen, die terugkeren en ontmoedigd zijn om wat ze er vinden, moed inspreken en hen hoop geven. Vandaar deze blije en hoopvolle tekst waarbij het beeld van een huwelijk tussen God en zijn volk centraal staat.


Tijdens Groot Dankgebed 534: “Gij die boven mensen uit”
Na de communie 591: “Een teder geheim”

Slotgebed

Verder word ik gedreven,
Een onbekend land binnen.
De grond wordt harder,
De lucht meer prikkelend koud.
Aangeraakt door de wind
Vanuit mijn onbekende doel
Trillen de snaren
In verwachting.

Aldoor vragend
Zal ik aangekomen zijn,
Waar het leven wegklinkt –
Een heldere eenvoudige toon
In de stilte.
                          (Dag Hamerskjöld, Merkstenen; vert. J. Huls)

------