------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




24 maart 2016: Witte Donderdag

                          Overgave

Marcel Braekers

Verhaal van de voetwassing: Nico ter Linden, Een koning op een ezel, p. 189

Lied 318: "Gedenk die we
rd beekd van een mens”

Begroeting


Daarnet bij het binnenkomen werd u water aangeboden om ritueel de handen te wassen. Het is een gebaar van gastvrijheid, maar ook van nederigheid en overgave naar elkaar toe, een beetje zoals de voetwassing in de oude Israël. Dagelijks wassen we onze handen een aantal keren, omdat we een werk hebben beëindigd of ons willen opfrissen. Maar door de handen aan te bieden aan een ander en fris water te ontvangen drukken we overgave uit en maken we ons klein.
Datzelfde gebeurt ook als we straks elkaar het brood en beker aanreiken. Beide gebaren brengen ons in het centrum van dit feest van Witte Donderdag. In gedachten keren we terug naar wat Jezus van Nazareth heeft bezield. Hij hield maaltijd met allerlei mensen: armen en rijken, collaborateurs, prostituées, iedereen die zich door Hem voelde aangesproken. Die maaltijd kreeg een bijzondere betekenis, omdat hij ook op het feest van Pesach werd gehouden, de herdenking van de uittocht uit slavernij en de tocht naar een nieuw leven. Maar Jezus verbond die maaltijd ook met het wassen van de voeten van zijn leerlingen en gaf zo aan dit feest en aan zijn boodschap een eigen betekenis. Het wassen van de voeten of van de handen en het breken van het brood zijn twee gebaren van overgave en nederigheid. We keren terug naar het meest elementaire, het wezenlijke. Dus geen feestmaal maar een stukje brood en een beetje wijn. En geen heerlijk warm bad, maar een beetje fris water. Het gaat immers om het gebaar, de toewending naar elkaar en naar de kern van Jezus’ boodschap.

Daarom steken wij nu ook de kandelaar met de zeven armen aan. Hij staat symbool voor de diepere betekenis van de Joodse Thora waarnaar ook Jezus verwijst. Deze menorah was in de Joodse traditie symbool van de amandelboom, die verwijst naar liefde in overvloed. De zeven armen wijzen ook naar de toen bekende zeven planeten en omvat zo heel de kosmos. Of, zoals geschreven in de profetieën van Zacharia (4,4) over de zeven ogen van God waarmee Hij de mensen aankijkt en wakker schudt, verwijst hij naar Gods kijken naar ons.

Wij steken daarom deze kandelaar aan en zingend antwoorden we met refrein 122. Tijdens het aansteken van de kaarsen gaan onze gedachten ook uit naar zoveel mensen in ons land die overleden zijn, of zwaar verminkt, getraumatiseerd, hun familie, elk van ons die deze aanslag in zijn lichaam voelt nagalmen.

- Opdat uw vrede ons mag bewonen en wij deze kunnen doorgeven waar vijandschap en verdeeldheid heerst
- Opdat uw onbevangen nabijheid ons zou aansporen om met een open, onbevangen geest ons in te zetten waar leven verstart
- Opdat vreugde door ons mag stromen nu wij als ranken geënt zijn op de wijnstok die Jezus is
- Opdat uw houding van verzoening en vergiffenis ons zou aanzetten tot ondenkbare stappen van vergeving
- Opdat uw wijsheid ons mag bewonen en wij in verbondenheid met heel de aarde getuigen van de diepe eenvoud die alles doordrenkt
- Opdat uw sterkte en veerkracht ons mag omhullen en voortstuwen naar gerechtigheid en durf opdat allen tot leven komen
- Opdat uw liefde alles in allen mag samenvoegen, opdat zij ons maakt tot onverdeelde mensen die wonen in uw licht

Gebed

Wat hier op tafel staat, de vruchten van de aarde,
Het werk van mensenhanden, wij zijn het zelf.
Ons leven leggen wij voor U neer,
Houden het omhoog en vragen,
Dat Gij zelf het heiligt en in uw licht wilt bezien.
Ons leven is gedeeld door Jezus, uw Zoon.
Dat wat wij zijn, wat wij doen
Dat ons leven hier in brood en wijn
Naar zijn liefde mag smaken.
Wij bieden U ons leven aan:
Aanvaard het, houdt het vast
En kleur het met de overgave van Hem. (S. de Vries)

Verhaal van de instelling van de eucharistie: kinderbijbel van Klink p.213.
Lied 575: “Geen ander brood dan dat door onze handen gaat”

Een gedicht

Niets, niets begrepen wij, niet van dat woord
Niet van een ander woord, en niets van hem.
En toch bleven wij om hem heen, zo dicht
We konden, om de kracht die van hem uitging
Om van zijn lippen onze naam te horen,
Om wie hij was, zijn oogopslag, zijn handen.
Wij willen naast jou tronen, zeiden wij,
Wanneer je koninkrijk gekomen is.
Maar kun jij mijn beker drinken, vroeg hij.
En jij? Ik wel, ik ook. Je zult hem drinken.
Maar tronen, nee – wij liggen in het gras
Met wolf en lam, in dauw, aan stromend water. (H. Oosterhuis)

Homilie

Met de dood voor ogen liet Jezus ons drie dingen als afscheid na: een toespraak, het gebaar van de voetwassing en het delen van brood en wijn wat de kerk heeft begrepen als het instellen van de eucharistie. Gebaren van deemoed en overgave. Mijmerend bij dit gebeuren wil ik nog dit zeggen: Je kan het niet los van de rest van Jezus’ leven zien. Wie of wat dreef Hem naar mensen aan de grens, op zoek naar dat leven dat uit zichzelf niet of nauwelijks verder kon? Je kan het geen frustratie noemen van iemand die komt uit een marginaal milieu of van een zoontje uit de betere burgerij dat met zijn schuldgevoel geen weg weet. Jezus had blijkbaar een heel specifieke idee van wat engagement is. Het is niet de ethiek van de westerse filosofie waarbij de mens autonoom beslist wat hij wel of niet moet en wil doen.

Het gebaar van de voetwassing en het delen van het brood zijn symbolisch voor iemand die mateloos uitstroomt in eerbiedig mededogen. Heel het leven van Jezus is één wegvloeien in dienende aandacht. En de bron van dit leven moet gezocht worden in ‘dat onnoemelijk Licht’ dat Hem had doorstroomd. Omdat zijn Vader in de hemel op eenzelfde manier zich aan hem overgaf. Dit stromen van Vader naar Zoon en omgekeerd en van Jezus naar ieder mens vormt de kern van dit feest van Witte Donderdag. Noem het Liefde, noem het beschikbaarheid, noem het overgave: alles wijst naar elkaar en naar een nieuwe tijd, het rijk der hemelen dat op handen was.

Groot dankgebed nr. 159: “Gij de grond van ons vertrouwen”
Slot van het dankgebed 180: “Dan zal er vreugde zijn op aarde”

Na de communie voorbeden + lied 123: “Keer U om”

Om de slagen Hem aangedaan
Roepen wij om ontferming
Over wie worden gekleineerd,
Uitgekleed en vertrapt,
Wie tot zwijgen worden gedwongen,
Gemarteld en vermoord.

Om het brood
Door Hem gebroken en gedeeld,
Roepen wij om ontferming
Over wie worden beheerst door honger,
De stille armen ook onder ons,
Over wie dorsten naar vrede:

Om zijn eenzaamheid en verlatenheid
Roepen wij om ontferming
Over wie lijden aan zichzelf,
Wie van angst verkrampt zijn,
Wie eenzaam vervallen aan het donker:

Om zijn zachtmoedigheid
Roepen wij om ontferming
Over de weerlozen onder ons,
Over wie alle geweld verdragen en weerstaan,
Van alle wapens afzien:

Omdat hij een dienstknecht was
Tot het bittere einde,
Roepen wij om ontferming
Over wie leven onder harde heerszucht,
Over wie met macht en geweld
Mensenlevens overmeesteren:

Tocht naar de kapel

------