------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




26-27 maart 2016: Paasnacht

                De stilte doorbroken

Marcel Braekers

Begroeting

Na de kruisiging van Jezus viel een doodse stilte over het land. Geïrriteerde gemoederen kwamen tot bedaren, bange leerlingen waren gevlucht of verscholen zich in een huis, enkele vrienden legden het dode lichaam in een graf, het dagelijkse leven ging verder zoals elke dag.
Kunnen wij hier en nu ook zomaar voortgaan met het alledaagse na zoveel geweld te hebben meegemaakt? Nee, alle slachtoffers en alle betrokkenen dragen we deze nacht mee in ons hart en gebed. We houden even een stilte.

Hoe lang heeft na de dood van Jezus die stilte geduurd? We weten het niet. Wat we zeker weten is dat het geen lege stilte was, maar een tijd van loutering, een noodzakelijke tussentijd om te genezen aan wat was gebeurd en aandachtig gevoel te krijgen voor iets dat ligt voorbij woorden, voorbij weten. Ook wij beginnen deze nacht in stilte en hopen te horen wat nooit werd gehoord. In psalm 30 staat die mooie zin: abscondes eos in abscondito faciei tuae. “Gij verbergt hen in de verborgenheid van uw gelaat”.(ps. 30,21) Die verborgenheid willen ervaren door de stilte in te gaan, weg uit het alledaagse om opgenomen te worden in die heilzame leegt als een nieuw begin. We hopen te zien en te worden wat we nog nooit waren: nieuwe mensen die opstaan in een nieuwe schepping.

Lied 765: “Stilte nu” (psalm 65)

Gebed

In de schaduw van uw vleugels
Waken wij met uw licht voor ogen,
Bidden wij het donker door,
Zingen wij van zorgen vrij.
Kom in deze stilte ons tegemoet
Licht in ons hart zodat wij mogen zien,
Doe ons branden van liefde
Opdat Gij in ons geboren wordt,
God van alle eeuwen.

Inleiding op de lezingen

In de commentaar op de Thora wezen de rabbijnen op 4 belangrijke nachten in de heilsgeschiedenis. De eerste nacht was die van de schepping, toen de Geest van Adonai boven de wateren zweefde en God een engagement aanging met de chaotische kosmos. In de tweede belangrijke nacht stond Abraham buiten zijn tent en werd hij overweldigd door de natuur en door Gods aanwezigheid, het was nacht van het verbond tussen God en een mens. De derde belangrijke nacht had plaats toen het volk door de moerassen van de Rietzee wegvluchtte naar de woestijn. Het was de nacht van bevrijding en vrijheid, omdat men durfde vertrouwen in die zei ‘Ik ben die zal zijn’. En de vierde nacht, zo zeggen de rabbijnen, moet nog komen. Het is de nacht van de Messias, de nacht waarin verlossing en vrede definitief over de aarde zullen heersen, de nacht waarin een nieuwe schepping zal ontstaan.
Elke keer was de nacht een tijd van openbaring. Ook wij gaan samen die nacht in, de vierde nacht, gedragen door de symbolen van het vuur en het water. De vrede is niet definitief en evenmin de verlossing, maar we vieren in deze nacht dat er ooit een begin werd gemaakt en dat het de opdracht van ons is om dat onnoembaar begin tot voltooiing te brengen.
We luisteren nu naar het verhaal van de eerste nacht: over de verhouding van chaos en kosmos.

Scheppingsverhaal Genesis 1,1-2,2
Lied 570: “Gezegend die de wereld schept”

De roeping van Abraham

In de tweede nacht sloot God met één mens een verbond. Kijkend naar de oneindige sterrenhemel en gegrepen door de overweldigende grootheid van de lucht beseft Abraham dat er een andere werkelijkheid is, een ander leven en een andere God. Plots voelt Abraham hoe leeg en niets de godenbeeldjes van zijn voorvaderen zijn. Zo gaat hij op zoek naar de Onkenbare en Ongrijpbare.

Lezing uit Het land onder de regenboog van N. ter Linden, p. 52
muziek

Doortocht door de Rietzee

In de derde belangrijke nacht vluchtte een hoopje slaven via de moerassen bij de Rietzee naar het niemandsland van de woestijn. Omdat God via Mozes had gezegd dat Hij er voor hen zou zijn, durfde het volk de stap naar bevrijding zetten. Plots was er die innerlijke kracht, het geloof in een beloofde toekomst. Vanaf nu zou ieder volk moeten durven geloven dat onze God een God van bevrijding is. ‘Ik zal er zijn, Ik heb het geschrei gehoord.’

Lezing uit De jeugdbijbel van O. Van Outryve, p. 83
Lied 582: “Hoe ver te gaan”

Zegening van het water

Allen: Water dat mijn dorst lest
tegenstroom die mij beangstigt
water dat mij draagt naar Jouw overkant,
zee van uw oneindige horizon.
Was mij, maak mij schoon,
zuiver mij van kwaad en zonde,
laat mij drinken aan uw bron.
Priester: Zegen, God, (+) dit water van uw schepping
waardoor uw volk naar de vrijheid trok
en waarin Jezus werd gedoopt, bezield door uw Geest.
Mochten wij die ons tekenen met dit water
volstromen van U en van elkaar
En zo een nieuwe schepping beginnen.

De vierde nacht: Gods trouw over de dood
Volgens de rabbijnen zou de vierde nacht nog moeten komen. De nacht van de Messias, de nacht van een nieuwe schepping. Het zou een tijd worden waarin niemand zou uitgesloten worden, een plaats zonder angstige afgrenzingen, een gemeenschap waar God in en tussen mensen leeft en waar de dood en het lijden worden opgeheven. Een ongrijpbare, naïeve droom? Maar voor de leerlingen van Jezus was die nieuwe tijd in zijn persoon reeds begonnen. Eer het zover was moesten ze echter door een crisis van teleurstelling en angst heen. Tot ze tot het besef kwamen dat dit leven een spiegel was van hoe het ooit kan worden.

We gaan naar buiten rond het nieuwe vuur staan

Gebed bij het vuur

Van het opgaan der zon tot haar ondergaan:
Gezegend zij uw Naam, bron van licht en leven.
U bent het licht, het donker is voor U geen duisternis.
U bent meegetrokken met een groep vluchtelingen
Als een beschermende wolk in de dag,
En als een zuil van vuur in de nacht.
U hebt met uw licht het dode lichaam van Jezus omhuld.

Zegen (+) dit nieuwe vuur,
dat voor ons uit zal schijnen op de weg die wij hebben te gaan.
van duisternis naar licht, van angst en eenzaamheid naar leven in verbondenheid.
Maak in ons het verlangen wakker om nieuwe mensen te worden
Die herboren zijn in Jezus, uw toekomst-mens, licht dat ons aanstoot.

Doorgeven van het licht
3 x zingen: Licht van Christus – Heer wij danken U.
Paasboodschap: Lucas 24,1-12
Hymne aan het licht 365: “Lied dat ons aanstoot in de morgen”
kaarsjes worden rond de paaskaars gezet
      + refrein 366: “Dat wij vol stromen met levensadem”


Homilie
In zijn boekje Jezus: toen, nu en dan schrijft Geert Van Oyen dat je de verrijzenisverhalen moet lezen als het getuigenis van enkele leerlingen die de anderen en ook ons van drie dingen willen overtuigen. Ze willen ons laten aanvoelen dat ze op een andere manier naar God gingen kijken, dat ze een andere kijk op zichzelf kregen, en tenslotte dat ze anders gingen terugzien naar het leven van Jezus. Ik wil op elk van die punten wat dieper ingaan.

Deze leerlingen dachten dat ze wisten wie God was. Via hun Joodse opvoeding hadden ze geleerd hoe ze moesten bidden, hoe ze de Thora dienden te onderhouden. Ze hadden Jezus over die God op zijn eigen eigenzinnige manier horen spreken. Maar in de periode na zijn dood gingen ze iets heel nieuw beseffen: namelijk dat die God hun Jezus in de dood niet had verlaten. Misschien wisten ze theoretisch wel dat God de doden niet loslaat, maar nu maakte ze het heel concreet mee met Iemand van wie ze zielsveel hielden. Gods kracht is sterker dan de dood. Of nog anders gezegd: de Grond waarop heel de werkelijkheid steunt is een goddelijke Grond en is sterker dan alle sterven en vergankelijkheid. Dat was voor die leerlingen een heel nieuwe ervaring.

Een tweede belangrijke verandering was dat die leerlingen anders naar zichzelf gingen kijken. Ze waren veranderd van bange, wanhopige mensen in sterke, toekomstgerichte volgelingen. Dat wordt vooral uitgedrukt in het Pinksterverhaal. De verrijzenisverhalen beginnen aarzelend, maar snel slaat de sfeer om en gaan ze getuigen, elkaar bemoedigen en hoop geven. De vervolging en dood van Jezus heeft hen niet klein gekregen, integendeel.

En de derde belangrijke verandering heeft te maken met hun relatie tegenover Jezus. Waar ze aanvankelijk alleen maar geconfronteerd werden met zijn afwezigheid, met de mislukking en het einde van een droom, groeit nu een nieuwe verbondenheid. Ze ervaren een band met deze overledene die even werkelijk is als de zichtbare en tastbare werkelijkheid. Vanuit die ervaring van verbondenheid gingen ze opnieuw nadenken over zijn leven; over wat Hij had gezegd en gedaan en kwamen ze tot het besef dat die God van kracht altijd reeds in Hem had geleefd.

Anders gezegd: de verrijzenis was voor deze leerlingen niet zomaar een abstracte idee maar groeide vanuit hun ervaring met deze concrete, historische figuur. Hij had hen gebracht op het spoor van een andere God: een Kracht of een Licht diep in hen en diep in heel de schepping. Door zich te verbinden met die kracht stichtten ze werkelijkheid, een werkelijkheid even reëel als alles wat je kan aanraken of zien. Ik vermoed dat ik met dit te zeggen aan een moeilijk en delicaat probleem raak. Wij zijn immers zo misvormd dat alleen dat werkelijk is wat je kan zien, betasten of rieken. Maar er is een werkelijkheid die sterker en belangrijker is, die er soms is en dan weer niet. Het is de werkelijkheid wanneer men een relatie krijgt met zijn eigen diepste Grond, wanneer men de schepping gaat ervaren als een geschenk van de gevende Grond. Die ervaring is even reëel als wat zintuigen mij bieden. Wat met de leerlingen gebeurde en ook met elk van ons kan plaats hebben is dat ze die Grond van leven hadden ervaren in Jezus en dat ze gingen beseffen dat die de basis was van een nieuwe schepping, de ervaring dat boven de dood en het doodse een kracht is die verbindt en thuis brengt.

De verrijzenisverhalen zijn niet meer dan een getuigenis, geen tastbaar bewijs. Het enige tastbare en zichtbare is de verandering die de leerlingen hebben ondergaan. Dat het graf leeg was, de steen weggerold, dat men zijn wonden kon zien en aanraken zijn geen bewijzen maar beelden om het onbenoembare ter sprake te brengen. En net als de leerlingen worden wij vandaag aangespoord om niet bij dat graf te blijven stilstaan, maar vooruit te kijken en in elkaar diezelfde kracht wakker te maken om ervan te gaan leven.
Christus is verrezen, alleluia.

Hernieuwing van de doopbelofte

Broeders en zusters,
Ooit werden wij opgenomen in een verhaal van liefde tussen mensen.
Via ouders en opvoeders groeide openheid voor
deze wereld en voor het Geheim dat alles draagt.
Via hun gezicht gingen wij zoeken naar Gods aangezicht.
In deze nacht worden wij uitgenodigd persoonlijk te kiezen.
Een keuze voor de God van liefde en nabijheid
zoals ons aangereikt door Jezus, zijn geliefde Zoon.
Daarom vraag ik u:

Ben je bereid je te verzetten tegen alles wat Gods schepping verduistert, tegen het onrecht in deze wereld. Ben je bereid om met al je talenten te bouwen aan deze aarde tot hij een tuin van vrede en geluk zal zijn.
Allen: JA, DAT BELOVEN WIJ

Kun je geloven dat boven alle onrecht, lijden en dood een stroom van goedheid ons wil dragen, dat er een gemeenschap is rond de verrezen Heer die gestalte wil geven aan Gods zorg om de mens?
Allen: JA, DAT GELOVEN WIJ

Ben je bereid je leven te delen, zelfs het prijs te geven, opdat de meest kwetsbaren een ereplaats krijgen? Ben je bereid om niet als heerser maar als een behoeder Gods schepping tot voltooiing te brengen?
Allen: JA, DAT WILLEN WIJ

Geloof je in Jezus als Gods dienaar en veelgeliefde zoon, geloof je dat Hij voor ons kan zijn: weg, waarheid en leven?
Allen: JA, DAT GELOVEN WIJ EN DAARIN WILLEN WIJ ELKAAR BEMOEDIGEN, OPDAT WE ZOUDEN LEVEN ZOALS HIJ. DAT ZIJN GEEST ONS MAG BEZIELEN EN VOEREN IN GODS HERSCHEP-PENDE GROND.

Iedereen komt naar voor om zich te tekenen met het water van de doop + refrein 391.
Tijdens het grote dankgebed refrein 361: “Surrexit Dominus vere”
Na de communie lied nr. 369: “Als een levende”


Gebed

Licht ontloken aan het donker
Licht, gebroken uit de steen
Licht, waarachtig levensteken
Werp uw waarheid om ons heen
Licht, geschapen, uitgesproken,
Licht, dat straalt van Gods gelaat,
Licht uit Licht, uit God geboren,
Groet ons als de dagenraad
Licht, aan liefde aangestoken
Licht dat door het donker brandt
Licht, jij lieve lentebode
Zet de nacht in vuur en vlam
Licht verschenen uit de hoge
Licht gedompeld in de dood
Licht onstuitbaar, niet te doven
Zegen ons met morgenrood (S. de Vries)

------