------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




22 mei 2016: Drievuldigheid:

              Deel hebben aan een overvloed van relatie

Jef Schoenaerts

Openingslied 103: “Gezegend deze dag”

Opening en gebed


Deze zondag vieren wij het feest van de Heilige Drievuldigheid.
Laten we onze God dan met die unieke naam verwelkomen:
In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen

Laten we het stil maken en bidden.

Onnoembare en Nabije,

Wij verwelkomen deze dag met zijn licht dat ons onverdiend omhelst
een omhelzing zoals een mens zijn geliefde omarmt
zoals een mantel, om mij heen geslagen.

Wij verwelkomen uw goddelijke kracht, weerspiegelend uw aangezicht
de kracht waarmee Gij tot ons komt in mensen die liefde geven, recht doen,
waarmee Gij ons aankijkt door de ogen van de kwetsbare en
gekwetste mens.

Wees Gij dan vandaag voor ons de Eerste gezegende,
die ons wenkt om te gaan in uw spoor
die ons roept te zijn als U, even nabij , even omhelzend

Vader, Zoon en bezielende Geest.
Amen

Inleiding

De zondag na Pinksteren: feest van de Heilige Drievuldigheid. Op het eerste gezicht leek me dat niet onmiddellijk een geschenk voor mij als voorganger! Als dogma luidt Drievuldigheid dat de God van ons geloof bestaat uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest en dat deze drie Personen wel te ònderscheiden zijn maar niet te schéiden. Dat lijkt een mooi staaltje theologische spitstechnologie waarin men God heeft opgesloten in een fraaie definitie, voor eeuwig gebetonneerd. Maar zijn we daar iets mee? Levert het mij iets op voor mijn gelovig zijn als ik mij hierin zou verdiepen? En is er ook een andere taal dan het dogmatische om over Drievuldigheid te spreken?

Toch even doorgaan op dit thema, dacht ik want bij een vluchtige kijk merkte ik hoe vaak Drievuldigheid in ons bidden en onze liturgie een rol speelt ook al staan we daar zelden bij stil. Denken we maar aan:
- Het kruisteken dat we zo vaak maken.
- De doopformule “Ik doop u in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest…”
- De afsluiting van een gebed: “Dit alles vragen wij u in de naam van …”
- De vele liederen rond Drievuldigheid in onze zangbundel.
   Je zal het doorheen de viering wel merken.
- Tenslotte is er ook het credo, de officiële geloofsbelijdenis van de Kerk.
   Al meer dan 1500 jaar spreekt de Kerk in dat credo over Drievuldigheid als over een
   kostbare schat.
- En vaak zonder het expliciet zo te benoemen, spreken we ook in predicatie over Drievuldigheid. In zijn inleiding vorige week vermeldde Marcel de drie-eenheid in éénzelfde prachtige zin toen hij over Jezus zegde: “Hij werd door God voorbij de dood opgenomen in zijn liefde, maar keerde terug als gave en als inspiratie over zijn leerlingen.

In deze viering staan we stil bij de Drievuldigheid in de hoop iets dichter te komen bij wat dat fundament van ons geloof vandaag voor ons kan betekenen.

Kyriale: 114 (1,5,6,7,11 en 12)

Homilie deel I


U heeft de voorbije weken wellicht wel de commotie gevolgd in de media rond het begrip “katholieke dialoogschool”. Veel scholen denken ook zonder dat initiatief van Lieven Boeve na over hun identiteit als katholieke school. Zo is het bijvoorbeeld ook in Windekind-Leuven.
Een werkgroepje van twee bestuurders, de algemeen directeur en drie medewerkers heeft er méér dan twee jaar gewerkt aan de actualisering van de visie en de identiteit van de school.
Daarbij vroegen we ons o.a. af :Wat hoort eigenlijk tot de essentie van ons persoonlijk geloven en wat kan geloof bijdragen aan de identiteit van een school?.... We werkten toe naar een ontwerptekst om met het personeel en met ouders in dialoog te kunnen gaan.
Het is een intens en boeiend proces geweest van delen, uitwisselen, uitzuiveren, verhelderen. Uiteindelijk zijn we geland met een korte tekst waarin we o.a. 4 kernintuïties vanuit de christelijke traditie hebben samengebracht. Ze zijn geformuleerd in de ik-vorm bv. “Ik ben gewild en bemind.” En bij elke ik-stelling volgt een aansporing. In dit geval is dat: “jezelf erkennen als ten diepste gewild en bemind. Omdat dit geldt voor iedereen vormt dit het oergegeven voor de waardigheid en gelijkwaardigheid van ieder mens.”
“Ik geloof dat ik gewild ben en bemind…” Vanuit geloofsstandpunt kan je deze intuïtie beluisteren als een soort geloofsbelijdenis.

Een boeiend proces in Windekind, zegde ik, maar toch valt daar een belangrijke vraag bij te stellen: waarom hebben we het onszelf eigenlijk zo moeilijk gemaakt? Er bestààt toch een korte, krachtige verwoording van wat het christelijk geloof inhoudt nl. de geloofsbelijdenis, het “credo….” Het is bij niemand opgekomen naar die tekst te grijpen! Merkwaardig toch: als we zoeken naar de kern van ons geloven, laten we die tekst vaak links liggen.

Drie weken geleden nam ik deel aan een studiedag georganiseerd door de faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven. De studiedag droeg als titel: “Tussen credo en amen”. De thematiek was: de inhoud van de geloofsbelijdenis als uitdaging voor gelovigen vandaag.
Uit de verslagbundel lees ik een deel van de probleemstelling van die dag: “Het zijn niet enkel anders- of ongelovigen die moeite hebben met de taal en de inhoud van het christelijk geloof. Ook sommige gedoopten en kerkgangers vinden het moeilijk om de dikwijls vreemd aandoende geloofsartikelen van het credo te begrijpen. Deze bundel gaat over de spanning tussen de praktijk van de hedendaagse geloofsbeleving en de inhoud van het geloof.
Toegepast op de Drievuldigheidsleer zou je kunnen zeggen dat taal en inhoud van het credo voor veel gelovigen heel vreemd aandoet: spits gevonden maar niets mee aan te vangen. Dat is wellicht wat kort door de bocht. De idee van de Drievuldigheid is immers niet zonder meer een theologische gedachteconstructie want het evangelie zelf reikt er bouwstenen voor aan. Hoeveel keer spreekt Jezus niet over zichzelf als de zoon, over zijn vader en over de helper, de heilige geest!. We treffen dit o.a. in het evangelie volgens Mattheüs.

Acclamatie 121

Lezing Mt. 28,16-20

 De elf leerlingen trokken naar Galilea, naar de berg* die Jezus hun had aangewezen. Toen ze Hem zagen, vielen ze op de knieën, sommigen twijfelden. Jezus kwam op hen toe en zei: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga, en maak alle volkeren tot leerling; doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en leer hun alles onderhouden wat Ik jullie geboden heb. Weet wel, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld.’

Acclamatie 121
Homilie deel II


Op zich is het een wonderlijk en waardevol gebeuren dat heel wat mensen in onze westerse wereld zelf op zoek gaan naar wie God is. Ze nemen niet langer genoegen met een God zoals Hij beschreven staat en benoemd wordt door de kerkelijke instanties in bv. het credo. Veel mensen hebben de Kerk en haar geloofsleer, haar definities en regels verlaten en zijn – met een gevoel van herwonnen vrijheid – op zoek naar de essentie van God en geloof. Heel vaak loopt die zoektocht naar het aangaan van een relatie, een ontmoeting met de Onnoembare.
Soms lijkt dergelijke zoektocht wel een vorm van “blind date”. Mensen zoeken binnen hun gelovig zijn een relatie met het transcendente, met iets, soms iemand die hen overstijgt. Dat zoeken verloopt vaak via meditatie, inkeer, allerlei spirituele praktijken. En het lijkt wel of de relatie op zich vòòr alles gaat, vandaar een soort spirituele “blind date”: de relatie op zich primeert, men zoekt verbinding, contact. Wie die partner in het geloof, wie die God dan wel is, waar Hij voor staat, is daarbij vaak van minder belang of zelfs bijna helemaal afwezig.

Ook voor mij is het zoeken naar een relatie, een ontmoeting cruciaal. Maar in mijn beleven is onze God niet eender wie. Hoewel de God van het christendom voortdurend wijkt voor elke categorie, elke naam die we Hem toekennen, is onze God wel degelijk een gekwalificeerde God. Doorheen de geschiedenis van jodendom en christendom heeft Hij zichzelf onnoemelijk vaak laten benoemen en zich daardoorheen ook uitgesproken. En zo kreeg onze God stilaan de contouren van Vader, Zoon en Geest en werd Hij afgetast met de meest verscheiden beelden en namen.
We hebben er in onze liturgie een aantal krachtige liederen aan overgehouden. Denken we maar aan het lied “Gij zijt voorbijgegaan” (over en tot Jezus Christus), aan psalm 139 “Gij, Gij peilt mijn hart, Gij doorgrondt mij…” en aan lied 395 over de Geest “… die in de stilte sprak, het noodlot onderbrak en nieuwe wegen baande.” Zoveel liederen die stuk voor stuk gebeden zijn waarmee wij cirkelen rond Gods rijkdom en volheid.

Wat heel fascinerend is in die rijkdom is dat de verscheidenheid van onze God in Vader, Zoon en Geest tegelijk in eenheid samenstroomt. Onze God is geen onbewogen, hoogste wezen dat ergens ver weg aan zichzelf genoeg heeft. Integendeel, de menswording reikt ons aan dat onze God zich net heel onbegrensd gééft aan Jezus in het bijzonder en tegelijk aan ieder mens. Het toont ons dat relatie net tot zijn wezen zelf behoort. Bij deze visie kan men veel bedenkingen maken maar belangrijk vind ik dat ze grond geeft aan mijn beleving van mijn geloof.
En opnieuw verwijs ik naar liederen die wij zingen maar waarvan we vaak de grondmelodie onvoldoende vatten en meenemen. Zo start de derde strofe van een bekend pinksterlied met “De Geest die ons bewoont, verzucht en smeekt naar God…” en ze eindigt met “… kom Schepper Geest, voltooi wat Gij begonnen zijt.” Die ene strofe verbindt voor mij in een paar regels hoe het wezenlijke van God als relatie ook werkzaam is in Gods openheid naar de mensen.
Zo komen we in onze beste momenten van zingen, van bidden , van mediteren dichtbij het oude dogma van de Drievuldigheid. Niet via de onbegrijpelijke taal van de dogmatiek maar onder andere via het herkauwen van de ontelbare soorten geloofsbelijdenissen die doorheen zoveel liederen in onze zangbundel klinken.
Laten we deze woorddienst afronden met samen ons geloof in de Drievuldigheid uit te zingen zoals we het beschreven vinden in lied 538.

Offergang: “Oergebaar” (149)
Groot dankgebed “Gij de grond van ons vertrouwen” (159)
Communielied “Die mee gaat met mensen” (317)
Eventueel openingsgebed hernemen.

------