------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




20 november 2016:

      Een vreemd bekend gezicht

Kris Gelaude

Begroeting

Gezegend het licht dat wij zoeken.
Gezegend de woorden die ons oproepen.
Gezegend die oorsprong van dat alles is
en gezegend zijn heilige naam: Vader, Zoon en Geest.

Lied nr. 113: “Heer Jezus, koning en gezalfde Gods”

Inleiding

Koning, ik zweer U, mijn trouw voor het leven,
mijn lachende reinheid en eenvoud van hart.
Maak mij stoutmoedig, oprecht in dit streven,
eendrachtig rond ’t Chiro, in vreugd en in smart.’

Met deze woorden stapten wij triomfantelijk zingend door te straten van ons dorp, op het Kristus Koningfeest. Het hoogfeest van de Chiro.
De overtuiging en strijdvaardigheid waarmee we zongen maakte het overbodig om bij zulke woorden stil te staan. Zoals er een lijdende, een strijdende en triomferende kerk was, zo paste ons jeugdige engagement in het beeld van de strijdende kerk, met Christus Koning aan het hoofd daarvan.

Het zijn beelden en termen waar ik me nu heel onwennig bij voel. Ik kan ze niet meer onder brengen in mijn bestaan als gelovige. En de kerk waartoe ik wil behoren, zo denk ik, kan geen beroep meer doen op de macht die haar zo lange tijd werd toebedeeld.
En toch. Vandaag, op de laatste zondag van het kerkelijke jaar, vieren wij het feest van Kristus Koning. Een feest dat een kleine 100 jaar geleden, in een tijd van christelijk imperialisme, werd ingesteld door Pius XI. De erkenning van Christus’ koninklijke en universele heerschappij, gold niet alleen voor christenen, maar moest alle mensen van alle tijden daartoe bekeren. Het moest ‘een heilsmiddel zijn tegen de storende machten van de tijd’.

Ik hoop dat we het erover eens kunnen zijn, dat zulk triomfalisme ondertussen is afgelegd. En dat een Kerk die met de mensheid mee op weg wil gaan, de moed hoort op te brengen om veeleer kwetsbaarheid toe te laten in haar eigen doen en denken.
Maar dat maakt het voor mij nog niet eenvoudiger om dat koningschap van Jezus een plaats te geven. Want de weg die Hij gegaan is, zie ik in eerste instantie als een menselijke weg, met twijfel en beproeving. Niet als een koninklijke. Tenzij wij daaronder kunnen verstaan dat dankzij de trouw en de dienstbaarheid die zo sterk geworden zijn in Jezus, juist het menselijke kan worden verheven tot iets goddelijks.
Dan hoeft het feest van vandaag niet in contrast te staan met de adventstijd die volgende week wordt ingezet. Die tijd van niet weten en toch verder op weg gaan, met vertrouwen in de goddelijke belofte en in het goede in de mens.

Lied nr. 143: “Onze weg”

Psalm 122, die voorzien is voor deze zondag, koos ik als openingsgebed, zij het in een vrije bewerking. De oorspronkelijke versie is een pelgrimslied van David, die de weg naar de stad Jeruzalem bezingt, die zo denk ik, niet enkel staat voor de hemelse stad. Maar ook voor wat wij van deze aarde horen te maken, in dienstbaarheid aan de mensheid, in vertrouwen en in broederschap, zoals Jezus het heeft voorgedaan.

Openingsgebed: Psalm 122 (vrije vertaling G. Vanhercke)

Hoe blij was ik toen we optrokken
toen het woord viel waarvan we droomden:
gerechtigheid, vrede, rust voor wie beminnen.
Onze blikken liepen vooruit
en wij volgden hen, zo verlangden wij
naar de stad die onze thuis zou zijn.
We deelden de weg, we deelden de droom,
we waren broeders van elkaar.
En toen we naar elkaar keken, zagen we vrede.

Lezing: Lc. 23, 35-43

[35] Het volk stond toe te kijken. De leiders lachten Hem uit en zeiden: ‘Anderen heeft Hij gered; laat Hij nu zichzelf redden als Hij de Messias van God is, de uitverkorene!’ [36] Ook de soldaten dreven de spot met Hem; ze kwamen Hem wijn brengen [37] en zeiden: ‘Ben jij de koning van de Joden? Red dan jezelf!’ [38] Boven zijn hoofd hing het opschrift: Dit is de koning van de Joden. [39] Eén van de misdadigers die daar hingen zei smalend tegen Hem: ‘Ben jij de Messias? Red dan jezelf en ons erbij!’ [40] Maar de ander wees hem terecht: ‘Heb zelfs jij geen ontzag voor God, nu jij ook deze straf ondergaat? [41] In ons geval is dat terecht, want wij krijgen ons verdiende loon. Maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.’ [42] Daarop zei hij: ‘Jezus, vergeet mij niet wanneer U in uw koninkrijk komt.’ [43] Hij zei tegen hem: ‘Ik beloof je, vandaag nog zul je bij Mij zijn in het paradijs.’

Duiding

Het is wel merkwaardig in een viering van Jezus’ koningschap, dat de evangelielezing hem laat zien op één van die momenten, waarop Hij volkomen is overgeleverd aan mensen en waar elke verheven voorstelling van hem wordt neergehaald. De titel van koning, wordt hem als een verwijt in het gezicht geslingerd. En zijn antwoord daarop blijft er een van zwijgzame stilte en van volkomen weerloosheid. Misschien is dit wel een van de evangeliepassages die op een radikale manier duidelijk maken, dat het koningschap dat Jezus wordt toegeschreven, hem zwaar op de schouders ligt. In deze zin dat Hij daarvoor het diepste menselijke lijden, miskenning en vernedering moet doorstaan. Want juist daarin getuigt Hij zowel van een ontzaglijk godsvertrouwen, als van waarachtige menselijkheid. Dat is het, niet zijn voorbestemming, wat hem een goddelijke, een koninklijke waardigheid verschaft.

‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld’, heeft Hij gezegd op het ogenblik dat Hij voor Pilatus stond. Het is een koningschap dat niet overeenstemt met dat waar mensen willen naar opzien. Het steunt nergens op heerschappij, maar juist op nederigheid en dienstbaarheid. En het houdt verband met een andere wereldorde, waarin recht gedaan wordt aan machtelozen.

Iedere heerschappij in deze wereld, houdt zich staande met macht, met privileges en bezit. In heel wat gevallen overigens met uitbreiding daarvan, wat leidt tot oorlog, tot uitbuiting en onderdrukking. Zelfs binnen de Kerk zijn er instanties die zich blijven handhaven dankzij de machtsstructuren die doorheen de geschiedenis in het leven geroepen zijn. Daar wordt zelfs Paus Franciscus mee geconfronteerd.

Jezus die koning wordt genoemd, heeft zich echter nooit bewogen tussen de heersers van zijn tijd. Hij die in wat we van hem weten, zich altijd meer verwant toonde met miskende mensen, met armoezaaiers en andere verliezers, dan met enige machtsdrager. Toch werd en wordt hem altijd wel weer macht toegeschreven. Iets wat voor sommigen niet in vraag kan gesteld worden. Maar misschien moeten wij dat juist wel doen, om ten volle te kunnen zien, hoe diep Hij afgedaald is in de menselijke nietigheid, om te kunnen worden wie Hij wilde zijn. En om ons de ogen te openen voor onze eigen goddelijke, koninklijke bestemming.

Er zijn prachtige voorstellingen van Jezus als Pantochrator, als rechtsprekende heerser van het heelal, in de iconografie, in glasramen, in tempanen... Indrukwekkend soms. Daar kan je voor in bewondering staan. Maar toch zijn het meestal andere beelden die mij aangrijpen, mij wakker schudden en raken tot in het diepste van mijn ziel. Ik denk aan een heel apart kruisbeeld in het kleine St. Joriskerkje in Praag. Ik ben het destijds meerdere keren gaan bekijken. Het staat er a.h.w. verborgen, in een heel donkere hoek van de kerk. Het heeft geen dwarsbalk zoals wij een kruisbeeld kennen. Het is gewoon een opgerichte boomstam in heel donker hout en daarboven uit steekt een even donkere, opvallend grote hand die naar boven reikt. Ik ben telkens stil geworden van de menselijke verlorenheid en reddeloosheid die de kunstenaar in dit beeld heeft weten te leggen.

Het vieren van de hoogverheven Jezus, kan naar mijn gevoel, niet los gemaakt worden van zijn menselijke geschiedenis. Hij die de hoogste titel draagt is dezelfde als degene die berecht werd, gemarteld en uitgekleed. En als degene die in zijn verlatenheid op God geroepen heeft.
Datzelfde lijden ondergaat Hij overigens telkens opnieuw, tot op vandaag, in al degenen die gemarteld worden en die aan machtsmisbruik zijn overgeleverd. En het is dan ook in de ontmoeting met hen dat Hij ons aankijkt. Door hun ogen, in hun vragen, wordt Hij het meest herkenbaar.

Wanneer Jezus, verheven tot koning en tot rechter, zal optreden, dan denk ik dat het daarom zal gaan. Om wat wij met het onrecht hebben gedaan. Om de plaats die wij aan de lijdende gegeven hebben in ons leven. Of misschien moet je het omkeren. Alles waarin mensen uit mededogen hun lot verbinden met dat van anderen, wordt nu reeds verheven tot een hemelse zaak. Want waar iemand de ander tot zijn recht laat komen, daar komt God zelf tot zijn recht.
Woorden die zowel recht doen aan de mens Jezus als aan het goddelijke in hem, vind ik vooral in dat prachtige Lied tot Jezus Christus (Oosterhuis). En bij het herlezen in deze context, meen ik dat er ook beelden in te herkennen van de mens in wie Hij naar ons toekomt, de mindere, de vluchteling, de vreemde. Als een voetspoor in de zee..., een vreemd bekend gezicht..., een stuk van ons bestaan..., een vriend een spoor van licht’...

Lied nr. 363: "Gij zijt voorbijgegaan"
Lied nr. 149: "Oergebaar"
Offerande - muziek
Tafelgebed: nr. 150, "Die naar menselijke gewoonte"
Onze Vader
Communie - muziek
Communielied nr. 367: "Uit uw hemel zonder grenzen"

Slotgebed

Wat van geslacht op geslacht
ons doorgegeven is
en telkens weer
als nieuw moet klinken,
laat het ook spreken
tot ons hart,
tot onze verbeelding.
Laat het ook nu
onze enige hoop en troost zijn,
ons doel wijzen,
onze koers bepalen.
Geef ons elkaar
als tezamen geboeid
door uw liefde en trouw,
als nauw verwant
aan uw geliefde zoon.   (Sytze de Vries)

Zegening


------