------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





20 augustus 2017: 20e zondag

        Jezus en de Kanaänitische vrouw

Marcel Braekers, o.p.

Begroeting

Aanroepen van de naam van Jezus: lied 112: "Heer Jezus, koning en gezalfde Gods"

Gebed

God die Vader wil zijn van alle mensen
Die boven ras en cultuur
Voorbij alle godsdiensten
Luistert naar elk gebed van ontferming,
Maak ons gereed om uw stem te horen,
Uw oproepend Woord,
En U te erkennen en te ervaren in de
vragen en noden van deze wereld.
Open onze oren en ons hart
Stem ons lichaam af op uw aanwezigheid
Opdat wij verheugd herkennen
Hoe Gij overal aanwezig zijt, groter dan ons hart.

Lezing uit de profetieën van Jesaja 56, 1.6-7

1. Zo spreekt Jahwe: Onderhoudt het recht, beoefent de gerechtigheid, want de komst van mijn redding is nabij en mijn gerechtigheid wordt weldra geopenbaard. (...) 6. De vreemdelingen die zich bij Jahwe hebben aangesloten, om Hem te dienen en de naam van Jahwe te beminnen, om zijn dienstknechten te zijn; al degenen die de sabbat onderhouden, hem niet ontheiligen en vasthouden aan mijn verbond: 7 hen allen laat Ik komen naar mijn heilige berg, en schenk hun vreugde in mijn huis van gebed. Hun brand - en slachtoffers zijn welgevallig op mijn altaar. Want mijn huis zal heten: Huis van gebed voor alle volken.

Lied 516: "Als regen die de aarde drenkt"

Mattheüs 15, 20–28


En weer vertrok Jezus:

Hij week uit naar het gebied van Tyrus en Sidon.

Plotseling klonk de roep van een Kanaänitische vrouw die uit de streek afkomstig was: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David.
Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon.’


Maar hij keurde haar geen woord waardig.


Zijn leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen hem dringend: ‘Stuur haar toch weg, anders blijft ze maar achter ons aan schreeuwen.’

Hij antwoordde: ‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van Israël.’

Maar zij kwam dichterbij, wierp zich voor hem neer en zei:‘Heer, help mij.’

Hij antwoordde: ‘Het is niet goed om de kinderen hun brood af te nemen en het aan de honden te voeren.’

Ze zei: ‘Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hun baas vallen.’

Toen antwoordde Jezus haar: ‘U hebt een groot geloof. Wat u verlangt, zal ook gebeuren.’ En vanaf dat moment was haar dochter genezen.

‘Jezus week uit’: Reeds Origenes vermoedde dat Mattheüs bedoelde dat Hij vluchtte na de discussie met de Schriftgeleerden en Farizeeën die Hij blinde blindengeleiders had genoemd.

De vrouw komt uit Arabisch gebied waar tot het christendom bekeerde Joden leefden. De achtergrond van dit verhaal is daarom of de geloofsgemeente mag verruimd worden tot niet-Joden. Heel subtiel laat Mattheüs de vrouw Jezus aanspreken met een dubbele titel: Heer wat Helleens was, en Zoon van David wat Joodse benaming was.

Mattheüs accentueert dat de leerlingen de vrouw willen wegsturen, want zo zouden ook de leden van zijn gemeente reageren.

Z oals de goede herder is ook Jezus gezonden om de verlorenen in Israël te zoeken en thuis te brengen.
‘Zij wierp zich voor hem neer en zei: ’Help mij’. Mattheüs schreef zijn evangelie zo dat het in de liturgie kon worden voorgelezen. Zoals deze vrouw wierpen de gelovigen zich tijdens het gebed ter aarde met de bede ‘God kom mij te hulp’. Met diezelfde smeking begint ook vijf keer per dag het breviergebed.

Brood is symbool voor de Blijde Boodschap, de kinderen zijn de Joodse gelovigen, de honden de bekeerde heidenen. De Blijde Boodschap was allereerst gericht naar de Joden, maar die zaten vast in een getto-mentaliteit, terwijl deze vrouw bewijst dat het om alle mensen gaat
.

Homilie

Is onze godsdienst een godsdienst van de Wet of een godsdienst van de Liefde? Het antwoord van Jezus is duidelijk: onze godsdienst is een godsdienst waarin de onvoorwaardelijke liefde centraal staat en dus moeten alle voorschriften en geboden in het licht van elke concrete situatie bevraagd worden en moeten ze, indien nodig, wijken voor de vragen en de oproep van concrete mensen. De concrete situatie overstijgt altijd de algemene norm zonder die zomaar onder tafel te vegen. Dat is het antwoord van Jezus.

Dus ook al is het geloof in die God gegroeid vanuit een concrete heilsgeschiedenis en ontdekte men zijn zorgend handelen voor de mens via het onderhouden van de 10 geboden, de rituele offers en gegroeide gebruiken toch is het antwoord van Jezus duidelijk: God is onbegrensde liefde en kent in zijn zorgende aandacht geen voorkeuren. Dat is Jezus visie.

Kijken we daarom even terug naar het evangelie. Er heeft hier een belangrijke verruiming plaats in twee richtingen. Naar binnen door de kritiek die Jezus heeft op de Farizeeën en Schriftgeleerden. En naar buiten toe door de confrontatie met een niet-Joodse vrouw. Ik denk dat om het verhaal goed te begrijpen het nodig is te kijken naar de situatie van de geloofsgemeente van Mattheüs. Het merendeel van deze mensen waren uit het Jodendom bekeerde christenen. Ze waren christen maar bleven met hart en ziel gehecht aan hun Joodse tradities. Tegelijk was de streek waar Mattheüs zijn verhaal schreef een streek met veel inwijking van niet-Joden vanuit Syrië. Ook veel van die mensen sloten zich aan bij de christenen. Maar hoe moesten die dan leven? Volstond het dat ze geloofden in Jezus of moesten zijn ook heel de Joodse religieuze achtergrond erbij nemen? Indien je vanuit deze vraag de tekst leest begrijp je enkele zaken anders.

Een vrouw uit een vreemde cultuur zoekt hulp voor haar zieke dochtertje dat psychisch helemaal verward is (een vreselijke demon). Het is een typische situatie waarbij grenzen van cultuur en godsdienst van geen tel meer zijn en moeten wijken voor de vraag. Alhoewel vreemde heeft deze vrouw veel respect want ze spreekt Jezus aan met een dubbele titel. Ze noemt Hem ‘Heer’ wat typisch is voor de Helleense wereld, en ze noemt Hem ‘zoon van David’ wat typisch Joods is. Mattheüs schrijft dit niet zomaar.

En nog iets: de leerlingen willen dat Jezus de vrouw wegstuurt zodat dat geschreeuw en gejammer ophoudt. Mattheüs schrijft het cru, want hij weet dat de overgrote meerderheid van zijn gemeente hetzelfde zou zeggen. Mocht hij zijn evangelie vandaag hebben geschreven zouden de leerlingen wellicht geroepen hebben: stuur toch die zwarten en bruinen terug naar hun land. En om het nog sterker te maken blijft ook Jezus aanvankelijk op de vlakte. In de beeldspraak van Jezus is dat: het brood is voor de kinderen en niet voor de honden die rond het huis zwerven. Maar het moederinstinct, de liefde van de vrouw voor het leven van haar kind is zo groot dat ze de beeldspraak opneemt en open trekt. De broodkorsten waarmee men aan het einde van de maaltijd de vingers afkuist en die men dan onder tafel gooit zijn wel voor de honden. De vrouw bedoelt te zeggen: inderdaad, in jullie geschiedenis heeft God zich op een bijzondere manier geopenbaard en jullie hebben met veel pijn en mislukken zijn kracht en glorie leren kennen. Maar het is aan jullie om deze God aan de wereld kenbaar te maken en zijn helende kracht over ons allemaal te laten komen.
Voor zoveel geloof en zoveel aanhoudende liefde breekt het hart van Jezus. De vrouw opent zo voor Hem de weg naar een nieuwe visie. God is een universele God.

Voor mij is dit niet alleen een belangrijk leerverhaal voor ons, maar toont het ook wie Jezus eigenlijk was en hoe Hij tot de zichtbare gestalte van God werd. Jezus was dus niet een god, die even in mensengestalte op aarde kwam om de wereld met zijn goddelijkheid te verbazen. Hij was integendeel door en door mens die zich door de uitdagingen van het lijden en de discriminatie van mensen liet aanspreken en daardoor anders ging denken en handelen. Hij was door zijn openheid en ontvankelijkheid zo aanspreekbaar door de oneindige God van liefde dat Hij zelf werd bekleed met goddelijkheid.

Deze ontmoeting met de Kanaänitische vrouw was voor de geloofsgemeente van Matteüs heel belangrijk. hoe ruim was de Blijde Boodschap, wat is de kern en wat historisch gegroeide bijzaak? Het was dezelfde vraag die ook Paulus zich stelde en die hem ertoe dreef om het christendom radicaal open te breken.
Maar de er achter liggende problematiek blijft gelden tot in onze tijd. Waar liggen onze grenzen? Wat is onze identiteit, het is een belangrijk vraag die men niet zomaar onder tafel mag schuiven? Schuilt niet in de onbegrensde bereidheid van delen en helen onze eigenlijke roeping? Dat is voortaan het Koninkrijk der Hemelen waarnaar we reikhalzend uitzien, zegt Mattheüs.

Groot dankgebed 156: "Heerlijk is het de Heer te bezingen"
Na de communie 393: "In 't laatste van de dagen zal het zijn"

------