------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





12 november 2017: 32e zondag

             Gereed voor het feest (Mt. 25, 1-13)

Marcel Braekers, o.p.

Openingszang 546: “Zomaar een dak boven wat hoofden"

Begroeting

Van huwelijksvieringen hebben Turken en Marokkanen wel verstand. Tot ergernis van de politie, van buren en een aantal weggebruikers vieren ze met veel getoeter en lawaai de nieuwe verbintenis. Dat staat zo in contrast met de stijve, volgens etiquette verlopende vieringen in onze samenleving. Die uitgelatenheid is blijkbaar al eeuwen ingeburgerd, want ook in de tijd van Jezus ging het er zo aan toe.
Een bruiloft was in een landelijk dorpje in Palestina een groot feest. Iedereen was te been, (zelfs de rabbijn onderbrak zijn lezing en uitleg van de Thora) om aan het feest te kunnen deelnemen dat wel 7 dagen kon duren. De meisjes van het dorp droegen feestelijke kleren en maakten fakkels door doeken om een stok te wikkelen en die in de olie te drenken. Ze gingen naar het huis van de bruid en wachtten daar tot de jongen zijn bruid kwam afhalen om die mee te nemen naar het huis van zijn ouders. De bruidsdans was daarbij van groot belang. De fakkels mochten niet doven, want dat was een slecht voorteken. Vandaar dat de verstandige meisjes de anderen de raad geven om olie te gaan kopen. Dat was geen egoïsme maar hoorde bij de sfeer.

Beluister je de parabel met deze informatie als achtergrond dan merk je vlug dat er iets niet klopt in het verhaal. Wat feestelijk en blij makend moest zijn, wordt door enkele veranderingen tot een drama. Het gaat niet meer over fakkels maar olielampen en de opdracht om ervoor te zorgen dat je voldoende olie mee hebt. Het gaat niet meer om het blij uitzien naar het bruidspaar, maar over het missen van de dans en de uitsluiting door de vertoornde bruidegom. Het zijn verschuivingen die reeds enkele jaren na de dood van Jezus gebeuren als de eerste Kerk zich begint te organiseren. De parabel zoals door Jezus verteld, had iets heel blij en bevrijdend, maar de eerste christenen bogen ze om tot een dreigende vermaning. Dat verschil is voor vandaag zo belangrijk, omdat wij slechts met veel moeite erin slagen ons van die dreigende mentaliteit te bevrijden. Het gaat dus niet alleen over wat toen, 2000 jaar geleden is gebeurd, maar wat hier en nu zich afspeelt in mensen.

Lied 115: “Heer, ontferm U over ons”

Gebed

Het is uw Naam
Die mensen nieuwe moed gaf
Om het leven aan te gaan,
Want Gij ging hen voor.

Het was uw Naam
Die mensen verbond
Om te bouwen
Aan een thuis voor elkaar.

Het is uw Naam
Die nog over ons
Wordt geschreven,
Als een hoopgevend woord
Om niet te versagen,
Als een genadig licht
Om niet te verdwalen.

Schep ons ruimte
Voor uw toekomst.
Gun ons de lange adem
Om te bouwen
Aan een wereld waar
Uw Naam ronduit kan wonen
Ons allen tot zegen.     (S. de Vries, Bij gelegenheid I, p. 188)

Matteüs 25, 1 – 13
Lied 563: “Kom in mij”

Homilie


Ik herinner mij dat 50 jaar geleden mijn professor exegese erop wees dat tijdens een Joodse bruiloft geen olielampen maar fakkels werden aangestoken. Meer zei hij niet, misschien durfde hij niet verder doorspreken want jaren later ging ik pas beseffen hoe verstrekkend die opmerking was. Er is namelijk gesjoemeld met deze parabel, zoals ook met andere teksten en wel op een gevaarlijke manier. Wat bedoel ik?

Jezus vertelde een verhaal over bruidsmeisjes, die zich gereed maakten voor een bruiloft. In de streek van Jeruzalem stonden die meisjes het paar op te wachten met fakkels die werden aangestoken als de jongen toekwam. Samen met het meisje trok de stoet naar zijn thuis. Vermoedelijk heeft Jezus aan zo’n feest deelgenomen en werd Hij daarbij getroffen door de gespannen verwachting waarmee iedereen gereed stond. En zoals zo vaak gebruikte Hij dit gegeven om te spreken over ‘het Rijk der hemelen’. Wat Hij met het beeld wilde zeggen is dat wij, mensen, moeten durven uitzien naar een nieuwe tijd, naar een nieuw leven en samenleven waar God woont in en tussen mensen, zodat dat leven groeit naar een feest. Het bruidsmeisje dat dansend met haar fakkel voor de stoet loopt, wordt zo voor Jezus beeld van de nieuwe gelovige.

Is dat niet fantastisch? Gelovigen, die als blije kinderen alle zorgen opzij schuiven en verwachtend uitzien naar een hoopvol gebeuren, om – op het moment dat het zich voltrekt – open te staan voor een onbezorgde vreugde, omdat God zich naar hen keert. Het beeld van de christen als een dansend bruidsmeisje verbind ik ook met diepe erkenning van het aardse leven dat doordrongen is van het sacrale en heilige. Zo ongeveer moet Jezus gedacht hebben over geloven en verbondenheid met de levende God.

De parabel zoals werd voorgelezen klinkt echter totaal anders. Er speelt zich een drama af waarbij sommigen worden gered en anderen uitgesloten. Wat is er toch gebeurd?
Vermoedelijk bestond er een tweede verhaal over een olielamp die stilletjes tijdens de donkere nacht stond te gloeien terwijl iedereen sliep. Vandaar de relatie tussen waakzaamheid, zorgen dat er voldoende olie is en de olielamp. De christen moest waakzaam zijn door ethisch goed te leven, omdat zijn dood en het einde van de wereld binnenkort zou plaats hebben.

Door echter de twee verhalen in elkaar te schuiven veranderde de betekenis grondig. Fakkels veranderden in olielampen, er ontstond een onderscheid tussen verstandige en domme mensen. Plots ging het niet meer over de komst van Gods rijk maar over het einde van de wereld en het oordeel. De gelukkige bruidegom veranderde in een verongelijkte eigenaar die de deur op slot deed en zo een groep uitsloot. Het accent werd verlegd naar olie verzamelen in je kruik. Je moet je hemel verdienen, het is niet zomaar een gratis geschenk.

U voelt wel mijn spijt en ergernis omdat men aan de boodschap van Jezus al heel vlug een bedenkelijke wending heeft gegeven. Ik vind dat des te erger als ik overzie waar we als gelovige gemeenschap vandaag staan en wat een catastrofale gevolgen die verschuiving had.

Wat deed de kerk zo veranderen van een blije, feestelijke gemeenschap die iedereen verwelkomt in een kribbig instituut dat zijn deur op slot doet voor wie niet is ‘zoals wij’? Deze parabel en de verschuiving in betekenis staat niet alleen. Ik geef maar enkele voorbeelden. Ik heb er vroeger al op gewezen dat volgens mij onze eucharistie niet op de eerste plaats teruggaat op het laatste avondmaal maar op het profetisch gebaar van de aardse Jezus om met allerlei mensen maaltijd te houden. In plaats van iedereen feestelijk te onthalen, zoals Jezus deed, werd onze eucharistie een samenkomst van uitsluiting en afzonderen. Ook zal Jezus zeggen dat de mens er niet is voor de sabbat, maar de sabbat voor de mens. Of nog: je mag mensen niet uitsluiten omdat ze een of andere ziekte hebben of volgens onze normen onrein zijn. We moeten ons op de eerste plaats toekeren naar degenen die maatschappelijk worden uitgesloten en via onze zorg om de zwaksten een sociaal systeem opbouwen dat rechtvaardig is. Want, dat is de steeds terugkerende grondgedachte, zo is ook God en zo wil Hij op aarde wonen.

Ik kan zo nog een uurtje doordrammen, maar de knellende vraag voor mij is: waarom heeft men zo vlug de boodschap van Jezus losgelaten? Waarom zegt Paulus rond het jaar 50: er zijn geen vrijen en slaven, geen Joden en heidenen, geen man of vrouw, we zijn allemaal vrij en gelijk in Christus. En waarom lees je in de brief aan Timotheüs die maar 50 jaar later werd geschreven: ‘slaven wees gehoorzaam aan uw meester, mannen behandel met respect uw vrouw, maar jullie vrouwen dienen in de samenkomst te zwijgen’. Hoe kon op zo’n korte tijd de sfeer veranderen? En vergeet niet, het is de tol die wij nu betalen, want het is precies dat dreigende, uitsluitende christendom waarvan mensen zich hebben afgekeerd.

Eerlijk gezegd: ik heb geen sluitend antwoord op de vragen die ik mezelf en u voor de voeten gooi. Ik kan wel spreken over vermaatschappelijking van het christendom dat graag geaccepteerd wilde worden in de Romeinse wereld. Maar dat antwoord vind ik te slap. Waarom wordt vreugde, zorgeloosheid en openheid zo vlug bedreigd door regelgeving, zich de betere voelen, beklemtonen van moreel correct leven in plaats van vrijheid? Het geeft mij het gevoel dat vanaf er groepsvorming plaats heeft men een grote vrijheid en liefde niet aankan. Er ontstaat concurrentie, dominantie, uitsluiting en daarmee een toenemend legalisme om dit te bekampen. In de theologie spreekt men dan wel eens over ‘erfzonde’. Niet als een biologisch element dat op het DNA zit, maar een situatie die het leven en samenleven vertekent tot een strijd en de mens beschrijft als vervreemd van zichzelf. Vandaar de nood aan hulp van buiten: Christus die ons de weg wijst naar echte bevrijding. Naar zijn boodschap moeten we terugkeren, altijd weer zoekend in de heilige Tekst wat Hij kan bedoeld hebben. De dansende bruidsmeisjes moeten weer onze inspiratiebron worden.

Groot dankgebed 165
Na de communie 515: “Ik zal er zijn”

------