------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





4 februari 2018: 5e zondag

     Hij genas zieken en dreef boze geesten uit (Mc.1,29-39)

Marcel Braekers

Openingszang 556: “Waarom, wanneer, uit welke luchtlaag”

Begroeting


In vroeger tijden bestond de weg naar het priesterschap uit vele stappen. Er waren de kleine wijdingen zoals acoliet, lector, duiveluitdrijver, subdiaken, daarna diaken en ten slotte priester. Toen ik dit traject begon af te leggen, zag ik vooral uit naar die wijding van duiveluitdrijver. Dat leek me wel interessant. Helaas werden al die wijdingen afgeschaft net toen ik aan de beurt was. Ik ben dan maar psychotherapeut geworden die trachtte via het woord en het gesprek mensen van allerlei boze geesten te bevrijden. Een zoveelste voorbeeld van de evolutie in onze Westerse cultuur. Ik moest hieraan terugdenken toen ik het evangelie van deze zondag las waar verteld wordt hoe Jezus mensen bevrijdt van beklemmende of ziekmakende geesten. Daarmee stappen we een totaal andere wereld binnen maar blijf je wellicht met de vraag achter: ‘wat moet ik daarmee doen?’ Toch nog eerst enkele bedenkingen over dingen die vandaag gebeuren.

Enkele jaren geleden nodigden wij op het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Johan Leman uit omdat we veel patiënten uit de Magreb hadden en we niet altijd goed wisten hoe om te gaan met hun klachten. Leman bleef toen lang stilstaan bij het gegeven dat de meeste van deze mensen eigenlijk geloven dat een boze geest hen in zijn macht heeft. Indien je deze mensen wil helpen moet je hun leefwereld accepteren en u inleven in hun beleving, zo was zijn advies.

Een Indonesische vriend vertelde mij onlangs hoe hij zijn bril kwijt was. Overal zoeken hielp niet, tot hij een halve dag later die bril op de hoek van de tafel zag liggen. Voor hem was er geen twijfel mogelijk, een kwade kracht had hem parten gespeeld. Ik dacht natuurlijk onmiddellijk aan zijn vrouw of zijn onachtzaamheid, maar hij bleef op basis van vroegere ervaringen overtuigd dat een kwade macht in het spel was. Bedenk daarbij dat, mochten we een gesprek hebben over de wetten van de economie, die vriend mij gewoon omver blaast zo logisch en ad rem hij kan redeneren. Toen we afscheid namen zei ik nog eens dat ik in al dat geestengedoe niet geloof, “maar stel nu eens dat het wel zo is,” repliceerde hij, “dan mis je toch veel.” Dat was een verpletterende opmerking die me lang heeft bezig gehouden. Niet dat ik mij tot duiveluitdrijver ga omturnen, maar ik besefte weer eens hoe wij westerlingen geworden zijn tot wat we zijn met onze mogelijkheden en beperkingen, onze rationaliteit en pogingen om daar bovenuit te komen.

Maar het brengt me terug bij de evangelielezing van vandaag. Niet alleen hier maar in heel het evangelie van Marcus speelt de confrontatie tussen Jezus en de kwade machten een centrale rol. Marcus had veel verhalen van Petrus gehoord, een bevoorrechte getuige. Je kan er dus niet omheen dat Jezus inderdaad zo met mensen is omgegaan. Je moet dus even je eigen vertrouwde wereld durven loslaten en je inleven in deze andere wereld. Op zich vind ik dat al een weldoende activiteit, wat je daarna ook mag denken.

Bidden we voor deze wereld, voor de noden van elkaar en vragen we om Gods kracht
Nr. 114: “God, onze Vader, wij roepen U”

Gebed

Aan de bron van ons leven staat Gij,
Aan de oorsprong van al wat ademt staat Gij.

In uw licht, en met uw ogen zien wij dan ook naar uw schepping,
Naar deze aarde, naar de mensen die er wonen,
Naar elkaar, naar onszelf.

Hoever van de bron zijn wij dan geraakt?
Hoever weg van onze oorsprong?

Heel uw schepping: aangevreten, aangevochten,
Wankelend, verdwaald.

En toch,
Bron van alle leven blijft Gij.
Oorsprong van al wat ademt blijft Gij.
Ontferm U dan over alle vlees en bloed
En zie het aan
In uw licht
Met uw ogen.      (S. de Vries)

Marcus 1, 29 – 39

Lied 573: “Hij die de blinden weer liet zien”

Homilie


Jezus leefde in een wereld die bezield was door goede en kwade geesten. Zo was zijn leefwereld en zo was die van zijn tijdgenoten. Het vreemde daarbij is dat die boze geesten weten wie Jezus is, terwijl de gewone mensen dit niet weten. Vast staat ook dat Jezus begaan was met het lijden van mensen en hen wilde helpen en dat Hij dat deed als mens van die tijd en voor patiënten in die tijd. De rationele vraag wat daar precies gebeurde heeft niet veel zin. Soms kan je uit de beschrijving afleiden dat het om epilepsie gaat of om een huidziekte, maar wat men als genezend beschouwde ontgaat ons meestal. Wel kunnen we lezen hoe zowel de diagnose als de therapie doordrongen waren van het spirituele. En dan vallen enkele dingen in dit optreden van Jezus op die ook voor ons betekenis hebben.

- Zo breekt Jezus met de schuldvraag. Toen iemand aan Jezus vroeg wie had gezondigd, de man of zijn ouders, reageerde Jezus bruusk met ‘Niemand’ want niet schuld maar het lijden stond centraal. Iemand die ziek is, is dat niet door zijn schuld of die van zijn ouders. Het gaat om een ongeluk dat hem treft.

- De God van Jezus beschuldigt niet, maar kiest de kant van de getroffene en vecht met de mens mee tegen het kwaad en tegen het ongeluk. Dat is ook telkens de houding van Jezus. Hij treedt niet in eigen naam op maar ziet zich als een medium, een werktuig van God.

- Het evangelie spreekt bijna nooit van mirakels (thaumasia) maar van krachtdaden (dunameis). Gods kracht komt via Jezus aan het licht. Sommigen beschuldigen Jezus ervan dat Hij dankzij de macht van Beëlzebul dit kan (de chef van de kwade machten), maar Jezus repliceert met de woorden “als Ik dankzij de vinger van God demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God onder u gekomen.” (Lc. 11,20) De uitdrukking ‘vinger van God’ is in de Joodse traditie een verwijzing naar de schepping. Jezus plaatst zijn optreden in het licht van zijn scheppingsgeloof. Hij geloofde dat alle mensen delen in Gods scheppende kracht waardoor het leven nooit fataal is, ook al wordt het bepaald door fysische wetten. Er is altijd die liefdevolle, creatieve kracht die in alles en iedereen werkzaam is. Daar verwijst Jezus naar, weliswaar in voorstellingen en helingen van die tijd. Dat heeft niets met creationisme te maken of met fysieke genezingen die in bedevaartsoorden wel of niet gebeuren en waarover geneesheren een oordeel moeten vellen. Het optreden van Jezus gaat niet over het doorbreken van fysische wetten maar fundamenteel over Gods scheppingskracht die via Hem uitstraalt.

- Opvallend is dat Hij vooral mensen genas die buiten de kring van het sociale en familiale leven vielen. Ze waren naar de rand van het leven geduwd en hadden niets of niemand om op terug te vallen. Uitgerekend aan hen wijst Hij op die onnoembare en totaal andere kracht die in het leven werkzaam is en die van God uitgaat. Daarom gebruikt Jezus dikwijls het woord ‘redden’ en niet ‘fysiek genezen’. “Je geloof is je redding” dat is eigenlijk iets van een heel andere orde.

- In dat opzicht is het geen toeval dat vlak na de vermelding van de genezingen gezegd wordt hoe Jezus zich in stilte terugtrok om te bidden. In gebed ontving Hij die kracht en werd Hij tot instrument van Gods liefde. Zoals ook vandaag mensen in een heel ander wereldbeeld en in een heel ander optreden een halt toeroepen aan de kwade machten.

Huub Oosterhuis komt in veel teksten steeds op dit gegeven terug. Daarom stel ik voor deze woorddienst af te sluiten met een fragment uit zijn boek Gaan waar geen weg is, p. 71-72.
Groot dankgebed 151: “Christus, de gestalte van God”
Na de communie 839: Psalm 139: “Gij, Gij peilt mijn hart, Gij doorgrond mij”

------