------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





18 maart 2018: 5e vastenzondag

                         Openbreken

Jacques Perquy

Verwelkoming
Onlangs werd in Brugge ‘voor’ de Magdalenakerk een replica van het bronzen werk van de Canadese kunstenaar T.P. Schmalz neergezet. Het is het beeld van een dakloze op een bank. Of hij of zij slaapt dan wel dood is, is niet op te maken. Wie goed kijkt ziet dat de blote voeten doorboord zijn. ‘Homeless Jesus’ heeft de kunstenaar zijn werk genoemd.

     (klik op foto voor vergroting)

Ik wou dit beeld vandaag tijdens de ganse viering vertonen omdat het - op een andere manier dan het kruis - verwijst naar het lijden van onnoembaar veel mensen. Ik weet, we worden er elke dag mee geconfronteerd, maar is het hier geen plek en moment om erbij te stil te staan?

Lied 765: “Stilte nu”

Openingsgebed

        Aan de tranen
De grootvorst van Auschwitz
Wou huilen maar kon niet.
Hij kocht op de markt van Birkenau
Van een oud joodje
Duizend kristallen kralen
Die bij het uitspreken van de woorden
‘zalig zij die wenen’
In tranen zouden veranderen .
Maar hij kon ze niet onthouden
- zalig zij die wat? Met droge ogen
Staarde hij in de beenderenkuil van de
Sterrenhemel waarheen de rook
Opkringelde die hij had bevolen.

In het immense angstheelal
Regeert Medusa met heur haar van slangen
Zij kijkt je aan en je versteent
Je zal geen traan meer laten, gezegend.

Maar op deze allerkleinste ster aarde
Dun als een netvlies, wonen wij
In de stem van die gezegd heeft
‘zalig zij die wenen’

En die zelf weende
Om de immense schare.
               (Oosterhuis, Levende die mij ziet, p.129)

Lied 111: “Kyrie Eleison”

Het vele leed dat mensen overkomt en al het leed dat mensen elkaar aandoen is menselijkerwijs niet te dragen. Het vloekt met alles wat Jezus ons voorhield als droom van God: een wereld van gerechtigheid en vrede. Laat ons daarom bidden om Gods erbarmen met ons mensen:

Inleiding bij de lezing
Ik wilde het beeld vandaag ook laten zien, omdat je in de uitgetelde mens ook de sporen ziet van geweld, dat hem door andere mensen is aangedaan, zoals dit ook met Jezus is gebeurd. In de lezing van vandaag uit het evangelie van Johannes, spreekt Jezus over zijn nakende dood: "als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, zal hij geen vruchten dragen".
De passus die we nu beluisteren komt bij Johannes na de intocht in Jeruzalem, verhaal dat we pas volgende week zullen horen. Het speelt zich af in de dagen voor het paasfeest, waar ook ‘vreemdelingen’, in dit geval Grieken, naartoe zijn gekomen. Gezien de volkstoeloop bij de intocht van Jezus, wilden die Jezus ook wel eens zien.

Lied124: “Open de woorden”

Lezing: Johannes 12, 20 -33

Commentaar

Ik heb gekozen om geen tekstuele uitleg te geven bij de lezing van vandaag, maar mij te laten leiden door de historische studie van José Pagola, die de vraag stelt wat Jezus kan hebben bezield om naar Jeruzalem te gaan tijdens de Pesach feesten. Jezus moet nl. hebben geweten dat hij en zijn volgelingen er niet gewenst waren.

1. Hij is nl. dikwijls in conflict gekomen met de Farizeeërs die vooral in Jeruzalem actief waren (o.m. over de strikte naleving van de sabbat of de voedingswetten), maar de tegenstellingen ten tijde van Jezus waren minder scherp, dan tijdens de periode waarin de evangelies werden geredigeerd. Na de val van de tempel, waren de Farizeeërs de enigen die het Joodse volk terug bijeenbrachten en daarbij waren de christenen stoorzenders, waardoor de onderlinge conflicten vooral toen zijn losgebarsten.

2. Jezus werd vooral door de hogepriester en de ganse tempelhofhouding als een subversief individu beschouwd. Jezus kwam uit de kring van Johannes, die door te dopen, mensen van hun zonden bevrijdde, zonder dat deze zich moesten onderwerpen aan de offerrituelen in de tempel. Jezus gaat nog zelfs nog een stap verder: hij geeft vergiffenis zonder te dopen, om niet, ook aan wie beschouwd werden als grootse zondaars: publieke en overspelige vrouwen, bezetenen, besmettelijk zieken,… Dat Jezus die zondaars zomaar geneest, is een belediging van de tempel, die geacht werd het monopolie te hebben op vergeving. Alleen de tempel was bron van alle heil. Geen enkele (gewone) Jood had het recht om Gods vergiffenis toe te zeggen, als hij niet behoorde tot de priesterkaste.

3. Pagola wijst er op dat Jezus minstens evenveel te vrezen had van de Romeinse bezetter. Om te beginnen was er een grote collusie tussen de Romeinse bezetter en de oversten van de tempel. Dit kwam zelfs tot uiting in de architectuur van de nieuwe tempel, die door Herodes werd heropgebouwd. Naast en nog hoger dan het tempelcomplex was de Romeinse burcht (de Antonia toren) van waaruit men zicht had op het immense tempelplein.

Maar de Romeinen hadden ook zeggingsmacht over de werking ‘in’ de tempel, vermits zij de hogepriester benoemden en afzetten. Ook voor de Romeinen was Jezus een gevaarlijk man (sommige commentatoren noemen hem zelfs een ‘vrijheidsstrijder’ van de Joodse zaak). In zijn vele preken over het komende rijk Gods gebruikt hij dezelfde term “Basilea”, zoals ook het Romeinse rijk werd genoemd. Dit klonk als een bedreiging in de oren van de bezetter. In meerdere uitspraken steekt Jezus in bedekte termen de draak met de Romeinen (cfr. legioenen wanneer het over demonen gaat, of de demonen die zich onder de gestalte van wilde varkens, in het meer storten - het everzwijn was het symbool van het legioen dat toezicht moest houden op Palestina…).
Jezus was voor beide groepen machthebbers een ongewenst sujet, zeker tijdens het Pesach-feest waar de volkstoeloop op zich al zorgwekkend was.

Over de motieven waarom Jezus dan toch in die omstandigheden naar Jeruzalem gaat, weten we uit geschriften niets met zekerheid, stelt Pagola. Wellicht wou hij zijn boodschap over de voorkeursliefde van God voor de armen, nu in het machtscentrum brengen. In elk geval is hij de confrontatie aangegaan met wat hij beschouwde als de pervertering van de religie door de kooplui en de geldwisselaars. Dit was een provocatie van de religieuze en politieke machthebbers, die hij verantwoordelijk achtte voor de onderdrukking en uitbuiting van het volk o.m. door de vele belastingen. Jezus’ optreden op het tempelplein tegen heel de zuiveringshandel is de directe aanleiding geweest voor zijn aanhouding, zijn veroordeling en zijn executie.

De hedendaagse exegeten menen dat Jezus zijn dood in Jerusalem niet bewust opzocht om op die manier de komst van het rijk Gods te bespoedigen. Zijn lot, zo stellen ze, is het gevolg van zijn consequente houding. Hij had zijn leven kunnen redden door te zwijgen. Maar hij is blijven getuigen over de droom van zijn Vader en wellicht beschouwt hij zijn dood als de logische consequentie van zijn onvoorwaardelijke overgave aan Gods plan met de mensheid.
Maar, stelt Pagola, Jezus kan zijn nakende dood niet hebben opgevat als een ritueel boete-offer voor zijn Vader. Dat gaat juist in tegen wat hij verkondigde. Hij heeft de Vader nooit voorgesteld als een God die iemands dood eist opdat zijn majesteit, bezoedeld door de zonden, in ere zou worden hersteld en dat Hij dan de zonden van de wereld zou vergeven. We zien Jezus geen enkel moment zijn leven aanbieden om barmhartigheid te bekomen voor de wereld. God heeft niemands dood nodig omwille van zijn grootsheid! Zijn liefde voor zijn dochters en zonen is onvoorwaardelijk en voor niets.
Jezus heeft zijn dood opgevat zoals zijn leven: helemaal ten dienste van het rijk Gods, voor het heil van allen. “Ik ben in jullie midden als iemand die dient”. (Lucas 22: 27)

Jezus slachtoffer van zijn consequente houding. Wat houdt dit voor ons in, wanneer we ons volgelingen van Jezus noemen? Voor mezelf haal ik er drie elementen uit:

1. Ons blijvend laten raken door de pijn en onmacht van anderen. Jezus ging naar mensen toe en werd herhaaldelijk geraakt ‘tot in zijn ingewanden’. Ons hart laten openbreken voor anderen.
2. Jezus is blijven spreken, ook als er tegenstand en zelfs conflict uit voortkwam. Blijven spreken (anderen openbreken), desnoods tegen ‘het buikgevoel’ van de massa in. Al te dikwijls hul ik mij in stilzwijgen in gezelschap wanneer afgegeven wordt op minderheden.

3. Oog blijven hebben voor het structurele geweld van instellingen en machthebbers. Economische, sociale en politieke structuren waardoor rijken van langsom rijker worden en armen armer. Daarom verdient de campagne van Broederlijk Delen onze steun, omdat zij niet enkel oog hebben voor directe hulp tegen de honger, maar tevens wijzen op de complexe oorzaken ervan en vooral ook lokale initiatieven ondersteunen waar mensen hun eigen lot in handen nemen.

Lied 315: “Lied van de aarde”

Offergang


Onlangs las ik een interview met een Afrikaanse confrater van Marcel: Godfrey Nzamujo. Hij heeft in Kenia ‘Songhai’ opgericht om ook in Nigeria aan ecologische landbouw te doen, door gebruik te maken van duurzame en vernieuwende technieken. In dit vraaggesprek heeft Nzamujo het over misvieren in Afrika. Ik citeer: “het brood is het geschenk van de zon, het water en de bodem, terwijl de wijn de pijn en de angst van mensen symboliseert. De druiven worden geplet (opengebroken) om wijn, symbool van vriendschap te kunnen worden”.
Ik nodig u uit om in die geest uw vreugde en uw pijn aan God toe te vertrouwen.

Lied 149

Groot dankgebed 164: “Gij die de stomgeslagen mond”

Slotgebed: psalm 15

Wie mag te gast zijn in uw tenten
wonen zelfs in uw huis hoog in de bergen
uitzicht wijd?

Doe recht
spreek waarheid laster niet hebt Gij gezegd,
wees trouw, verloochen niet je naaste
die een mens is zoals jij.

Doe het goede
leen royaal je geld uit, zegt Gij.
Vraag geen rente
neem nooit één steekpenning aan.

Doe het goede, wankel niet zegt Gij
wees sterk en wankel niet.

Gezegend om uw woord
gezegend om uw naam
Ik-zal-er-zijn-voor-jou.
En wankel niet

Lied 319: “Woestijnlied”

------