------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





29 maart 2018: Witte Donderdag

         Een maaltijd om nooit te vergeten

Marcel Braekers

Openingszang 318: “Beeld van een mens"

Begroeting


Aan de vooravond van zijn lijden en sterven zaten ze samen: Jezus en zijn leerlingen. Ze vierden het Paasfeest zoals zoveel generaties voor hen hadden gedaan. Ze aten een met sterke kruiden klaargemaakt schaapje, ongezuurd brood en ze toasten op de God van de Uittocht, de God van het leven. Het was een feest van warmte en verbondenheid. Maar ook met dat tikkeltje onrust en angst, want er heerste onrust in de stad en er waren felle discussies omtrent de persoon van Jezus. Wellicht wisten ze toen nog niet dat dit de laatste keer zou zijn en hun leven een bocht van 180 graden zou maken. Wat ze zich later van deze avond nog herinnerden was tegelijk heel gelijklopend maar ook verschillend. Dat gebaar van brood breken en het schenken van de beker met de wijn van de vriendschap, dat wist nog iedereen.
Maar Johannes voegde er de voetwassing bij met het gebod van dienstbaarheid in bescheidenheid en eenvoud. Het wassen van de voeten is in een warm land een krachtig gebaar van gastvrijheid en openheid, ik zoek altijd naar een vervangend symbool en vind alleen de handenwassing als eenvoudig aanbod. We vieren dus onze verbondenheid en liefde met Christus en met elkaar in heel eenvoudige dingen: een stukje brood, een beetje wijn, wat water over de handen. Het gaat vooral om het gebaar, de toewending naar elkaar en naar de kern van Jezus’ boodschap.

We steken daarbij in verbondenheid met het geloof van Israël de kandelaar met de zeven armen aan. Hij staat symbool voor de diepere betekenis van de Joodse Thora waarnaar ook Jezus verwijst. Deze menorah was in de Joodse traditie symbool van de amandelboom, die verwijst naar liefde in overvloed. De zeven armen wijzen ook naar de toen bekende zeven planeten en omvat zo heel de kosmos. Of, zoals geschreven in de profetieën van Zacharia (4,4) over de zeven ogen van God waarmee Hij de mensen aankijkt en wakker schudt, verwijst hij naar Gods kijken naar ons.

Wij steken daarom deze kandelaar aan
en zingend antwoorden we met refrein 122: “Ubi caritas et amor”.

- Opdat uw vrede ons mag bewonen en wij deze kunnen doorgeven waar vijandschap en verdeeldheid heerst
- Opdat uw onbevangen nabijheid ons zou aansporen om met een open, onbevangen geest ons in te zetten waar leven verstart
- Opdat vreugde door ons mag stromen nu wij als ranken geënt zijn op de wijnstok die Jezus is
- Opdat uw houding van verzoening en vergiffenis ons zou aanzetten tot ondenkbare stappen van vergeving
- Opdat uw wijsheid ons mag bewonen en wij in verbondenheid met heel de aarde getuigen van de diepe eenvoud die alles doordrenkt
- Opdat uw sterkte en veerkracht ons mag omhullen en voortstuwen naar gerechtigheid en durf opdat allen tot leven komen
- Opdat uw liefde alles in allen mag samenvoegen, opdat zij ons maakt tot onverdeelde mensen die wonen in uw licht

Gebed

Wat hier op tafel staat, de vruchten van de aarde,
Het werk van mensenhanden, wij zijn het zelf.
Ons leven leggen wij voor U neer,
Houden het omhoog en vragen,
Dat Gij zelf het heiligt en in uw licht wilt bezien.
Ons leven is gedeeld door Jezus, uw Zoon.
Dat wat wij zijn, wat wij doen
Dat ons leven hier in brood en wijn
Naar zijn liefde mag smaken.
Wij bieden U ons leven aan:
Aanvaard het, houdt het vast
En kleur het met de overgave van Hem. (S. de Vries)

Bezinning
Soms voelen mensen als ze ouder worden de behoefte een geestelijk testament uit te schrijven. Jung deed het op zijn 85ste om nog eens kernachtig een synthese te brengen van zijn zoektocht naar het diepere zelf. Schillebeeckx schreef zijn theologisch testament waarbij hij in het licht van zijn persoonlijke levensgeschiedenis en in confrontatie met de Romeinse curie zijn theologische visie samenvatte. De evangelist Johannes deed ook zoiets toen hij in Jezus’ mond zijn geestelijk testament legde. De tekst bevat het gebaar van de voetwassing en daarbij aansluitend een toespraak. De kern van deze toespraak is: als je alleen voor jezelf leeft, ben je ongelukkig. Maar er is een kracht in jou - in je gedachten, in je meevoelen, in je engagement – die je boven jezelf optilt om brood voor elkaar te zijn, om gekwetst en verdrietig leven op te richten. Dezelfde kracht die Mij, Jezus, altijd vergezelde is ook in jullie. Houd je daarom voor dit Licht, voor deze Kracht beschikbaar en je leven zal openbloeien, wat er ook mag gebeuren.

Johannes 15, 9 – 17
Lied 558: “Liefde, eenmaal uitgesproken”
Mattheüs 26, 26 - 30

Groot dankgebed + refrein 134: “Laudate omnes gentes”

Nu ook wij hier eten van dit brood en drinken uit deze beker,
Willen wij onze heer en meester erkennen in Jezus uw Zoon.
Hij, meester in het dienen, in het liefhebben,
Kwetsbare lichtvlam uit uw omgekeerde wereld.
Maak ons bereid Hem te ontvangen, van Hem te leven.
Bereid om ons te laten beminnen, om te delen wat ons gegeven is.

Als wij eten van dit brood durven wij dan oprecht te bidden
Voor wie niets meer te verliezen hebben?
Miljoenen hongerenden, landen met grote schuldenlast,
armen ook onder ons, die niet worden herkend.
Dat wij onze ogen niet sluiten en niet willen leven als bezitters,
Maar delen van uw brood van genade.
U zegenen wij, eeuwige,
Om de genezing van ons leven,
Om de liefde, ons aangedaan,
Om de morgen, ons toegesproken.
Zo vaak zijt Gij voor mensen geweest een licht, een vuur, een spoor.
En wanneer wij U ontbreken, uw Naam onder ons is zoekgemaakt,
Dan zijt Gij daar:
Als een lied dat niet verstomt.

Gezegend zijt Gij om Jezus Messias, Uw geliefde,
Die de uittocht heeft volbracht, die uw woord aan mensen gestand deed.
Hij is geworden tot ons brood voor onderweg
En met zijn leven heeft Hij onze beker gevuld. Hij is ons Paaslam die in die laatste nacht
Een teken van blijvende liefde naliet.

Instellingswoorden … 179

Hier vieren wij zijn dood als een Pascha voor de Heer.
Geef ons te geloven dat, wat in liefde is gezaaid, niet verloren gaat.
Laat uw Adem, uw Geest levenwekkend onder ons zijn,
Ons herscheppen tot kinderen van het Licht,
Die genegenheid en trouw hoog houden,
Die hun meester in het dienen blijven gedenken onder de mensen.

Als wij dan eten van dit brood
Geef ons dan ogen, God, die niemand uitsluiten.
Laat onze liefde het weerwoord zijn waar haat regeert,
Ons protest hoorbaar waar mensen worden gekrenkt.
Laten wij vertrouwen wekken waar mensen vertwijfeld zijn
Moedgevend waar zij de wanhoop nabij zijn.

Laat dit gebroken brood niet verkruimeld worden
In onze eigen brokken en gebreken, maar zijn kracht behouden:
Genezend, verbindend, sterkend.
Laat ons zo telkens weer eten van dit brood
Totdat Hij komt.                           (naar S. de Vries)

Na de communie nr. 540: “Brood op tafel”
Vrije voorbeden

Rond het altaar: "De schoonste mens"

Gedenk, o God van genade
Al uw daden van ontferming
En strek uw zegenende handen uit
Over ons en over al die mensen
Voor wie uw eigen Zoon
De pijnen heeft doorstaan,
Verwerping, vernedering, verlatenheid
Tot in de diepste diepten.
In alle eenzaamheid heeft hij,
Uw zoon en onze broeder,
De doortocht gemaakt
Door de duistere nacht
Naar de morgen van het licht,
Zonder U los te laten,
Zonder ons op te geven;
O God, laat zijn zwijgende liefde
Onze grote woorden overstemmen;
Laat zijn zachte kracht
Onze hardheid overwinnen;
Laat zijn offer ons bewegen
Tot overgave aan U en aan elkaar. (W.R. van der Zee)

Als uitdrukking van Jezus’ verlatenheid wordt het altaar tot een lege steen gemaakt.

------