------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





29 april 2018: 5e Paaszondag:

         Verscheidenheid van ranken op de ene wijnstok
                              (Lc. 24, 36-49)

Marcel Braekers, o.p.

Openingszang 367: "Uit uw hemel zonder grenzen"

Begroeting


Verbondenheid is steeds meer één van de belangrijkste motieven om op zondag samen te komen. Dat bleek nog maar eens uit de enquête die hier werd gehouden en dat is ook zo voor andere geloofsgemeenschappen zoals Effata, zoals we op de denkdag vernamen. Mocht je 70 jaar geleden de vraag hebben gesteld waarom mensen samen komen, ik vermoed dat ze zouden zeggen: om mis te horen, te communie te gaan, het heilig sacrament te aanbidden. Maar er is intussen veel veranderd binnen en buiten de kerk. In een kille, individualistische samenleving is het belangrijk dat er hier en daar groepen voor een tegengewicht zorgen en verbondenheid stichten. En binnen de kerk is het accent helemaal verlegd van individuele vroomheid en bidden om zijn ziel te redden naar samen komen en als gemeenschap delen in de liefde van God en van Jezus.

Wat is bepalend in die verbondenheid? Immers het gaat niet om een familieband en evenmin om een vriendengroep. Je kiest voor elkaar omwille van een Derde die voor de uiteindelijke cohesie moet zorgen. Daardoor ontstaat een heel eigen, merkwaardige groepsdynamiek. Je hebt elkaar nodig om die Derde op te roepen vb. in het samen zingen, het breken van het brood, in het spreken en luisteren, de stilte die je samen creëert, enz. Dat we daarbij elkaar ook graag mogen is fijn meegenomen maar komt volgens mij op de tweede plaats. Er is zorg maar ook nuchterheid, aandacht voor elkaar maar toch gedoseerd. Complexer wordt het als je ook andere groepen erbij haalt. Gelijkgezinden, dat gaat nog. Maar groepen aan de andere kant van de wereld of groepen die een tegengestelde visie hebben dan de onze, wat betekent het woord verbondenheid nog? Wij zijn allen één in Christus, of verenigd in het geloof in de Ene God zou je zeggen, maar is dat theorie of beleving? Over dit thema gaat deze viering. In deze Paastijd worden ons beelden aangereikt die dit oproepen. Vorige zondag het beeld van de goede herder, vandaag dit van de wijnstok en de ranken. Allen zijn geënt op de ene druivenstok waardoor ze een eenheid vormen en verbonden zijn, zo zag Johannes het. En hoe zien en beleven wij dit?

Lied 527: “Leer van de liefde de wijsheid en eenvoud”

Gebed

Wat hier op tafel staat,
De vruchten van de aarde,
Het werk van mensenhanden,
Wij zijn het zelf.

Ons leven leggen wij voor U neer,
Houden het omhoog en vragen,
Dat Gij zelf het heiligt
En in uw licht wilt bezien.
Ons leven is gedeeld

Door Jezus, uw Zoon.
Dat wat wij zijn, wat wij doen
Ons leven hier
In brood en wijn
Naar zijn liefde mag smaken.

Wij bieden U
Ons leven aan:
Aanvaard het, houd het vast
En kleur het met overgave van Hem.       (S. de Vries, Bij gelegenheid I, p. 79)

Lied 563: “Kom in mij, win, ontwapen mij”

Inleiding op de lezing


In het jaar 70 n.C. werd de tempel met daarop de afbeelding van een wijnstok in goud verwoest. Voor de joodse gelovigen was een droom kapot, er was geen centrum, geen heilige plaats om tot God te bidden. Toen Johannes zijn evangelie schreef was men 20 à 30 jaar verder en was er in Jeruzalem geleidelijk een wrange tegenstelling gegroeid tussen de Joodse gemeenschap en de nieuwe groep van christenen. Met al zijn kracht tracht Johannes de twee gemeenschappen nog samen te krijgen en daarom verwijst hij naar een vertrouwd beeld voor de Joden, het symbool van de wijngaard en de wijnstok.

In deze passage van zijn afscheidsrede wil Johannes zowel zijn gemeente als zijn volksgenoten troosten: voortaan is het leven niet meer met een stenen gebouw verbonden, maar met een mens. Zoals de profeten hadden gezegd en zoals in de psalmen staat is God de wijngaardenier die zorgt voor zijn volk, de wijngaard. Maar in dat veld is een nieuwe wijnstok die een verenigende kracht heeft: Jezus de Christus. Voortaan is Hij de levensgrond waarop allen, zowel de Israëlieten als de christenen, zijn geënt.

Lezing uit het evangelie van Johannes 15, 1 – 8
Lied

Homilie


Onlangs werd op Kerknet een prachtig filmpje getoond. Paus Franciscus bezocht een arme buurt in een Italiaanse stad. Hij zat onder een grote tent en de kinderen mochten naar voor komen en hem allerlei vragen stellen. Een jongetje van 5 jaar komt naar voor en blijft er wat onzeker drentelen. Als men hem aanspoort om iets te zeggen, begint hij plots te wenen en staat hij daar hulpeloos met zijn handjes voor zijn gezicht. De paus roept hem bij zich en dan is er een ontroerend moment hoe die twee met het hoofd tegen elkaar praten en de paus tracht te troosten. Op het einde vraagt de paus of hij iets van het gesprek tegen de anderen mag zeggen. En dan vertelt hij hoe die jongen aan hem gevraagd heeft of zijn pas overleden vader in de hemel zou zijn. Zijn vader was namelijk ongelovig, maar hij had zijn vier kinderen laten dopen. De paus troostte de jongen met te zeggen dat zijn vader blijkbaar een lieve en bezorgde vader was, die zijn kinderen een verzorgde opvoeding heeft gegeven en hen als gelovigen wilde opvoeden, alhoewel hij zelf daartoe niet kon komen. Hij had het hart op de goede plaats, ook God heeft een vaderhart, Emmanuel, jouw vader is samen met God in de hemel, dat ben ik zeker,” zo sprak de paus.

Tweede verhaal: in diezelfde periode dat zich dit verhaal afspeelde had in Rome een colloquium plaats georganiseerd door enkele behoudsgezinde kardinalen die de houding van de paus omtrent moraal, specifiek over het uitreiken van de communie aan gescheidenen, niet kunnen verteren. Kardinaal Burcke verdedigde er de stelling dat men in bepaalde gevallen meer gehoorzaamheid is verschuldigd aan de leer dan aan de paus. Dus vanuit conservatieve hoek, waar men altijd zo gehamerd heeft op de onfeilbaarheid van de paus, komt men tot een andere stelling, ongeveer zoals mgr. Lefèvre, om zo zijn grote gelijk te halen. Ik moet, eerlijk gezegd, inspanning doen om te geloven dat ook dit mensen van goede wil zijn.

Ik plaats de twee verhalen naast elkaar, omdat ze in hun scherp contrast mij confronteren met de Kerk van vandaag. Van de ene kant de diepe menselijkheid van de paus die zelfs tegen de klassieke leer “extra ecclesiam nulla salus” tegen deze jongen zegt dat zijn ongelovige vader bij God is. En aan de andere kant een groep van bittere, principiële vechters. Beide hooggeplaatste intellectuelen, kinderen van dezelfde Vader, belijdende christenen. En dat alles plaats ik in het perspectief van wat Jezus in het Johannes-evangelie zegt: Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Ik kan niet geloven dat die ranken elkaar graag mogen, en toch zijn ze geënt op dezelfde stam. Het doet me mijmerend stilstaan bij wat het betekent christen te zijn, lid van deze kerk.

Indien je het beeld van de wijnstok en de ranken echt ernstig neemt, kan je volgens mij niet anders dan een zachte mens zijn. Laat me dit even uitleggen. Wat zegt dit beeld naar ons toe? Johannes wil ons, ranken aan de wijnstok, duidelijk maken dat de diepste kern van onze persoon niet onszelf toebehoort. Ons diepste zijn is ‘toebehoren’. Ook al steken we veel tijd en energie in het ontplooien van onszelf, en ook al pronken we graag met onze hard bevochten autonomie, toch is ons diepste zijn ‘van een Ander’. En ik word maar ik als ik mij overgeef en mij laat doorstromen van een leven dat wordt geschonken. Het echte leven is daarom: ademen, bewonderen, in dankbaarheid ontvangen, genieten van wat ons onverwacht en onverdiend wordt gegeven.

Deze idee, of moet ik zeggen deze antropologie, heeft voor mij verre gevolgen. Het betekent dat er een andere, nieuwe verbondenheid groeit wanneer we inkeren in onszelf. Het is een paradox: inkeer die doet beseffen dat wij allen en heel de schepping gedragen worden door een Grond die alles verenigt en thuis brengt. Verbondenheid met deze Grond of geënt zijn op deze wijnstok doorbreekt de diepe eenzaamheid waaraan onze samenleving zo intens lijdt. Deze overtuiging vind ik zo wezenlijk, omdat ze het enige echte antwoord is op de fundamentele vragen van onze samenleving. Een ministerie van eenzaamheid kan alleen lapwerk leveren indien men niet spiritueel durft nadenken over wat fout loopt vandaag. Vandaar dat het beeld dat Jezus ons aanreikt zo fundamenteel is: Hij de wijnstok en wij de ranken.

Groot dankgebed 157: “Ik zal er zijn”
Na de communie 393: “In ’t laatste dagen van de dagen zal het zijn”

------