------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





10 juni 2018: 4e zondag

                       Wie is familie van Jezus?

Rik Nuyten

Openingslied 102: “Opening van de dienst”

Openingsgebed

Doe uw aanschijn
over ons lichten, God.
Wees niet een verre, vreemde.
Kom in ons midden.
Beadem ons.
Spreek uw helder woord
en raak ons aan.

Opdat wij nieuw worden
mensen met kracht en gratie.
Opdat wij licht doorlaten
en het licht in anderen erkennen.
Opdat wij zonder vrees
in een traditie durven staan,
die niet star, onwrikbaar,
maar in u verankerd,
zoekend, tastend,
zich aan keuzen waagt.
Die ballast afwerpt
en durft vertrouwen
in het ongeziene,
dat aan het kiemen gaat.
           Kris Gelaude; Voor wie bidden wil, p. 58

Na openingsgebed lied 102: “Amen”

Inleiding

Beste mensen,
Met Pinksteren heb ik de viering gemist waarin de voorgangers werden gezalfd. De heilige Geest heeft mij dit blijkbaar kwalijk genomen, want ik kreeg voor de viering van vandaag een evangelietekst voorgeschoteld die vol zit met weerhaken, en waar ook de exegeten blijkbaar mee worstelen. Zo heb ik het toch opgemaakt uit de commentaren die ik heb gelezen.

Laat mij eerst de situatie schetsen. Wij lezen dit kerkelijk jaar uit het evangelie van Marcus. Dit is het oudste en kortste evangelie. Het werd geschreven voor een vervolgde gemeente, waarschijnlijk Rome, en uit de tekst spreekt hoe “vervolging” de mensen tegen elkaar opzet, ook families uit elkaar rijt. Het kernthema van het evangelie van Marcus is dat Jezus de Messias is, maar dat dit tijdens zijn leven niet werd herkend, ook niet door zijn leerlingen en zijn volgelingen, en dat hij veel tegenwerking kende. Pas na de verrijzenis was er een groep die Hem echt erkende.

De voorgeschreven tekst van vandaag komt uit het derde hoofdstuk, dus uit het begin van het optreden van Jezus, en gaat over de familie, de clan, van Jezus. Zij komen er bekaaid van af. De tekst bestaat uit drie luiken. Eerst is er een schets hoe de familie van Jezus helemaal niet is opgezet met wat hij allemaal uitspookt. Dat wordt gevolgd door een dispuut met schriftgeleerden die Jezus beschuldigen van samenwerking met de duivel, en waar Jezus hele straffe uitspraken doet over onvergeeflijke zonden, om te eindigen met de woorden van Jezus wie zijn echte moeder, broers en zussen zijn. Het lijkt erop dat Marcus met deze teksten een dramatische spanning opbouwt: eerst afwijzing door zijn familie, vervolgens door de religieuze leiders en tenslotte Jezus die radicaal zegt: “Dit hier zijn mijn broeders en zusters.”

Vandaag zijn er ook mensen die controverse oproepen. Voor de enen zijn zij genieën, voor de anderen zijn het “zotten”, die eigenlijk niets goeds te vertellen hebben. Je hebt dit op sociaaleconomisch gebied, in de politiek, en ook in de religie. Denk bijvoorbeeld aan de felheid waarmee sommige conservatieve kerkleiders tegenwoordig paus Franciscus aanvallen.

Dat was in de tijd van Jezus niet anders. Jezus was blijkbaar controversieel vanaf het begin. Er waren mensen die hem bewonderden en volgden, maar anderen, en dan vooral zijn familie, zijn clan, vinden dat Jezus zijn verstand verloren heeft, en dat ze moeten ingrijpen. Zij worden daarin gesterkt door schriftgeleerden uit Jeruzalem die de familie in hun overtuiging met hun geleerdheid ondersteunen.

Maar in het Marcusevangelie blijft Jezus ondoorgrondelijk. Het is niet echt duidelijk waar hij precies voor staat. Het blijft open en vaag. Dat is ook zo voor de mensen die Hem volgen.

Voor de viering van vandaag zal ik aan dit drieluik van teksten geen uitgewerkte homilie hangen, maar een afwisseling van een stukje evangelietekst, een bezinnend gebed en een lied, om zo te proberen de intrigerende figuur die Jezus toch is, enigszins te benaderen. Ik hoop dat zo de Heilige Geest bij ieder van u zijn werk zal kunnen doen....

Laten wij die “ongrijpbaarheid” van Jezus eerst uitzingen
in het lied 363: “Gij zijt voorbijgegaan”

Lezing: Mk 3, 20-22

Hij ging terug naar huis, en weer verzamelde zich een menigte, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te gaan eten. Toen zijn verwanten hiervan hoorden, gingen ze op weg om hem, desnoods onder dwang, mee te nemen, want volgens hen had hij zijn verstand verloren.
Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: ‘Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan hij demonen uitdrijven.’

Commentaar:
Stel je voor, in een land waar familie en clan zo belangrijk zijn, komt een familie samen om hun eigen kind of broer ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Het moet er erg aan toe gegaan zijn voor het zover kon komen. Aan de andere kant is er een menigte die dicht bij Jezus wil zijn. Wat is hier aan de hand?

Gebed – bezinning:

Ongeziene God,
in mensen
krijgt Gij een gezicht,
wordt stem, handen, voeten,
levende geschiedenis.
Gij roept ons aan
in onze eigen taal.
Uw woord krijgt telkens
nieuwe adem.
Het breekt ons open voor elkaar.
Het kneedt ons
en verbindt ons.

Laat het jong zijn
en van vuur doordrongen.
Als een licht
dat klaarheid schept.
Als een onvergetelijk visioen
van hoop.
Als gistende kracht
in de gemeenschap.
                  Kris Gelaude; Voor wie bidden wil, p. 39

Lied 373 – “Hij die blinden weer liet zien”

Lezing: Mk 3, 23-30

Toen hij hen bij zich geroepen had, sprak hij tot hen in gelijkenissen: ‘Hoe kan Satan zichzelf uitdrijven? Als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden; als een gemeenschap innerlijk verdeeld is, zal die gemeenschap niet kunnen standhouden. En als Satan tegen zichzelf in opstand is gekomen en verdeeld is, kan ook hij niet standhouden, maar gaat hij zijn einde tegemoet. Bovendien kan niemand het huis van een sterkere binnengaan om zijn inboedel te roven, als hij die sterkere niet eerst vastgebonden heeft; pas dan kan hij zijn huis leeghalen. Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar vergrijp.’ Dit omdat ze gezegd hadden: ‘Hij is bezeten door een onreine geest.’

Commentaar:

In de oudheid had het verliezen van zijn verstand een spirituele betekenis. Dus zeggen de religieuze leiders dat de duivel in het spel is. Jezus weerlegt dit, verwijst naar de weigering om het werk van de Heilige Geest te zien. De spanning in de confrontatie bouwt verder op.

--- stilte ---

Lied 412: “Wat ik gewild heb”

Lezing: Mk 3, 31-35

Intussen waren zijn moeder en zijn broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. Er zat een groot aantal mensen om hem heen, en die zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’ Hij antwoordde: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder.’

Commentaar:

Hier komt de confrontatie tot een beslissend hoogtepunt. Jezus zegt uitdrukkelijk dat niet zijn clan, zijn familie, maar zijn volgelingen voortaan zijn broers en zusters zijn. Stel je voor wat dat moet geweest zijn. Hoe hard dit is overgekomen? Maar met deze breuk begint een nieuwe fase in het leven van Jezus en richt Hij zich enkel nog tot de groep van zijn volgelingen. En uit het hele verdere Marcusevangelie blijkt dat die volgelingen echt niet beseffen wie Jezus is.
De wil van God doen, Jezus volgen, wat is dat?

Gebed – bezinning:

LIED VAN JEZUS' VOLGELINGEN

Dus moeten wij op beide wangen
geslagen willen worden.

Lachend huilen, graag veel dapper lijden,
zalig arm, in tegenspoed gelukkig.

Hongerend naar gerechtigheid,
de hele wereld ons bed en onze tafel,

beterweters, ethische doordravers,
maar daarom nog niet wijs, geduldig,

lief voor onze kinderen. En altijd onderweg,
maar zonder knuppel, paraplu, brood, geld.

Achter jou aan ons kruis gedragen,
onze zinnen ingetogen, tong besneden,

om jouwentwil. De vossen hebben holen,
vogels nesten, wij geen plek,

geen graf voor onze vaders. Maar wel
namen in de hemel opgeschreven,

voet vertredend schorpioen en slang,
niets zal ons deren -
wat een leven.
             Huub Oosterhuis: Nieuw Bijbels liedboek, p. 151

Lied 581: “Zoals ikzelf gezonden ben”
Offerande
(Acclamatie 149)
Tafelgebed: 164 “Gij die de stomgeslagen mond…”
Onze Vader

Slotgebed

Niemand heeft U ooit gezien.
Liefde is uw naam.
Brood des levens heet die knecht
die uw kind genoemd wordt,
Jezus, kind uit Nazaret.

Liefde, zegt Gij, is te doen.
Werk in ons, dat wij U doen.
Licht ons op, dat wij U zien.

Dat wij leven wat geleefd moet.
Dat wij doen wat moet gedaan:
recht voor ieder mensenkind.

Brood voor ieder kind van mensen.
Vrede, en een nieuwe wereld.
En de dood zal niet meer zijn.
               (Huub Oosterhuis: Nieuw Bijbels liedboek, p. 176)

Slotlied 564: “Zij die stom zijn”

------