------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





14 april 2019:  Palmzondag 2019

       de plaatsbekleder voor ons allen

Marcel Braekers

Openingslied 318: Beeld van een mens

Intrede in Jeruzalem, N. ter Linden, koning op een ezel, p. 171 - 172

Wijding van de palmtakken

God van leven, Gij laat uit koude winter en harde grond
Helder groen als een nieuwe lente opschieten.
Met deze takken zwaaiden de armen om Jezus te begroeten als hun redder.
Zegen deze altijd groene palmen
Zegen hen die ze straks een plaats geven in hun huis.
Zegen allen in wiens naam wij Jezus begroeten als teken van hoop en toekomst.
Zegen hen, waar ter wereld, opdat hen leven toestroomt in overvloed.
Zegen ons die met U meetrekken vandaag en tot op het kruis:
Gij Vader, Zoon en heilige Geest (+).

Palmprocessie + zang 772B: voor kleine mensen is Hij bereikbaar

Begroeting
In de manier waarop de eerste christenen over Jezus dachten speelde de tekst uit de profetieën van Jesaja over de lijdende Dienaar een belangrijke rol. Hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam, zo staat in de tekst (53,4). Jezus werd zo de plaatsbekleder. In dat woord kwamen twee betekenissen samen: vooreerst dat in Hem God zichzelf op een onvoorstelbare manier heeft kenbaar gemaakt. En vervolgens dat die Jezus voorbeeld voor elke gelovige werd. Zoals Hij leefde, hebben wij allemaal een weg te gaan: een weg waarbij we liefdevol uitgenodigd worden door God en een weg van er zijn voor anderen. Voor de eerste christenen heeft Jezus dit tot het uiterste beleefd en daarom is Hij plaatsbekleder geworden. Voorbeeld en model. Vandaag op Palmzondag wordt dit op een dramatische manier uitgedrukt. Eerst in de jubelende processiegang en vervolgens in de dramatische afloop van zijn leven.
Na de triomfantelijke processie vervolgen wij nu zijn weg door het lijdensverhaal te lezen. We verbinden dit met de eucharistie en de weg die Jezus ging tot op Golgotha.

Lucas 22, 3 – 13

Lied 313: Christus, de gestalte van God, beeld en gelijkenis van zijn Heerlijkheid

Aanbrengen van de offergaven

Lucas 22, 14 – 16
Toen het uur gekomen was, ging Hij met de apostelen aan tafel. Hij zei tegen hen: `Vurig heb Ik ernaar verlangd om dit paasmaal met jullie te eten vóór mijn lijden. 
Want Ik zeg jullie dat Ik het niet meer zal eten tot de vervulling ervan in het koninkrijk van God.’

Voorganger:
Gezegend zijt Gij, God, Heer van al wat leeft.
Uit uw milde hand hebben wij het brood
en de beker ontvangen.
Aan U dragen wij op
de vrucht van de aarde en van de wijngaard,
het werk van onze handen.

Lied 149: Oergebaar

Tot zijn gedachtenis…

Pr.  Jullie moeten je niet zo laten verontrusten.
Jullie geloven in God, geloof zo ook in Mij.
In het huis van mijn Vader kunnen velen hun verblijf houden.
Zou Ik anders gezegd hebben dat Ik wegga,
om voor jullie een plaats gereed te maken?
Ja, Ik moet weggaan en voor jullie een plaats gereedmaken,
maar Ik kom terug, en dan neem Ik jullie bij Me op,
zodat daar waar Ik ben, ook jullie zullen zijn.

Allen:: Gezegend Gij die boven onze woorden uit
Moeder vader bron van leven zijt.
Gezegend om het licht dat gij geroepen hebt in den beginne.
Gezegend zijt Gij van wie geschreven staat
Dat Gij gezien hebt en gezien – de kinderen van Israël,
Gehoord en gehoord hun schreeuwen om uitkomst –
Hoor en zie de kinderen der mensen, allen, omwille van uw naam.

Pr. Ik ben de weg, en de waarheid en het leven.
Alleen door Mij heeft men toegang tot de Vader.
Als jullie Mij hebben leren kennen, zal je ook mijn Vader leren kennen.
Sterker, nu al kennen jullie Hem en heb je Hem gezien.
Begrijp het Filippus: wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.

Allen: gezegend om uw woord dat in deze wereld is,
In mensen die het bewaren en doen, goed tegen kwaad
Liefde die standhoudt, vuur dat niet dooft.
Gezegend Gij om het woord ‘vrede’ dat nog bestaat
In onze taal, in onze ziel,
In deze wereld van overal oorlog.
Gezegend om uw stad van vrede, ons toegezegd
waar dood niet meer zal zijn.

Instellingswoorden 179

Pr. Ik ben de wijnstok en mijn Vader is de wijngaardenier.
Als een van mijn ranken geen vrucht draagt, snoeit Hij die weg.
En als een rank wel vrucht draagt, snoeit Hij die bij,
zodat ze gezuiverd wordt en nog rijkelijker vrucht draagt.
Jullie zijn al gezuiverd door het woord dat Ik jullie verkondigd heb.

Allen: gezegend Gij om de kennis en de volharding
Waarmee gevochten wordt tegen de dood
In ziekenhuizen, op onbekende plaatsen,
door mensen die niemand kent dan Gij alleen.
Gezegend Gij om de liefde waarmee stervenden
en ongeneeslijk zieken worden omringd –
gezegend Gij om al het goede dat gedaan wordt.

Pr.: dit is mijn opdracht: dat jullie elkaar liefhebben
met de liefde die Ik jullie heb toegedragen.
De grootste liefde die iemand zijn vrienden kan betonen,
bestaat hierin dat hij zijn leven voor hen geeft.
Mijn vrienden zijn jullie, maar dan moeten jullie ook doen
wat Ik jullie opdraag.

Allen: Gezegend zijt Gij, Levende,
Moge het uw wil zijn dat Gij ons zult bevrijden
Uit de macht van duisternis, uit angstland en diensthuis.
Dat Gij ons dragen zult op handen,
dat wij nieuw leven ontvangen
Vreugde genieten en vrede.
Zo bidden wij U, met Israël dat ons uw woorden heeft geleerd,
Met allen die uw Thora betrachten.
Gezegend zij Gij om uw woord in den beginnen dat nu is.
Eeuwige die mij aanspreekt – levende die mij ziet.

Lijdensverhaal
Lucas 22, 39 - 46
Lied 311: O Hoofd vol bloed en wonden

Lucas 22, 66 – 23,5
Muziek

Lucas 23, 26 – 32
Muziek

Lucas 23, 33 – 47
Lied 314: Nu valt de nacht


Rond het altaar: onze vader (gezongen) + vredewens

Laat uw aangezicht over ons lichten (priester)

Communie

Lucas 23, 50 – 56
Lied 369: Als een levende

Gebed
Gij grote en verborgen God,
Dat wij ons laten leiden
Door het vertrouwen van uw Zoon
Waarmee Hij zijn weg is gegaan,

Dat wij ons laten leiden
door zijn liefde
die Hem alles kostte,

Dat wij in Hem de Mens zien,
Het schepsel naar uw hart,
naar uw beeld,
Hij die uw Naam heiligde
In leven en sterven.

Gij
die troont op onze gezangen
En woont in de liefde van uw Zoon

Leid ons door de Goede, Stille Week die komt:
Waarin wij alle tijd durven nemen
Om de weg te gaan
van Hem
Die ons gelaat onthult.                                     (S. de Vries, Bij gelegenheid II, p. 277.)


------