21 december 2003
: 4e adventszondag
Lut
Saelens
Inleiding
In de donkerste dagen
van het jaar zijn de teksten van de vierde zondag van de advent
bijzonder inspirerend om ons op kerstmis voor te bereiden.
Ze helpen ons om een duidelijker zicht te krijgen op de essentie
van ons geloof: de relatie van God met de mens, de relatie
van de mens met God en de relaties tussen de mensen onderling.
“De tijd van offers brengen
om God gunstig tegenover ons te stemmen is voorbij”, lezen
we in de brief van Paulus aan de
Hebreeën. De klemtoon ligt niet langer op de straffende God.
Schuld en boete maken plaats voor een liefdevolle, vrije relatie.
In het evangelie vernemen
we dat Maria, van zodra ze de boodschap van de engel ontvangen
heeft op weg gaat om haar nicht Elisabet
te helpen. Een liefdevolle relatie met onze naaste is het
duidelijkste teken van onze ontvankelijkheid voor het woord van God, eerder dan het
brengen van offers om God gunstig te stemmen.
Elisabet
prijst Maria zalig, niet omdat ze de moeder van God zal worden,
maar omdat ze geloofd heeft. Dat is blijkbaar het belangrijkste.
Geloven is zaligmakend, en toch hebben we er vaak heel veel
moeite mee. Daarom vragen we God zich over ons te ontfermen:
Gezongen kyrie:
Omdat we te vaak Uw woord
niet willen horen, er geen plaats voor maken in ons leven,
of de betekenis ervan enkel willen vatten met ons verstand
en niet met ons hart
Kyrie
Omdat we in onze relatie
met U, God, datgene wat wij willen vaak als het belangrijkste
beschouwen en vaak de deemoed missen om ons open te stellen
voor Uw wil.
Kyrie
Omdat we vaak onze eigen
belangen te centraal stellen en te weinig oog hebben voor
de belangen van onze broeders en zusters
Kyrie.
Gebed (gelezen door Marcel)
Lied
Paulus,
Hebr. 10, 5-10
Duiding
Na de Babylonische ballingschap
leefde heel erg het idee dat God de Joden had gestraft omdat
ze niet oprecht hadden geleefd. Het brengen van offers vormde
een brug tussen een straffende God en de zich schuldig voelende
mens. Hierbij speelden de priesters een belangrijke rol. God
wil echter niet langer slachtoffers en gaven om Hem gunstig
te stemmen. God is niet langer de straffende God en de mens
is niet langer slachtoffer van Gods toorn.
De tijd van het op een akkoordje te gooien met God is voorbij:
“ik breng jou offers en Jij moet mij genadig zijn”
“Ik ga op bedevaart en nu ga Jij mijn zoon genezen”.
God staat niet in het krijt bij de mens en de mens staat niet
in het krijt bij God. Hij wil een liefdevolle relatie en waar
echte liefde is wordt niets nog als “moeten” of verplichting
ervaren. In deze liefdevolle relatie met God kan ik mezelf
zijn en laat ik God God zijn.
Het uitwisselen van geschenken
kan een teken zijn dat men van elkaar houdt maar het is niet
de essentie. Zo is het brengen van offers niet langer het
belangrijkste in de relatie met God. Is de essentie van een
liefdesrelatie niet “het er zijn voor de andere” en hem ook laten zijn, zonder “waarom”, gewoon omdat
hij het is? Als we te veel opgeslorpt zijn door zaken die
niets met deze relatie te maken hebben, als we het te druk
hebben met ons werk of als we ons te veel zorgen maken over
duizend en één dingen, kunnen we
moeilijk beschikbaar zijn voor de andere. Als we enkel tijd
en ruimte maken voor al het menselijke en doen alsof dit het
enige is in ons leven, kan er geen ruimte zijn voor God. Dan
zien we alles vanuit een puur menselijk standpunt en interpreteren
we alles vanuit een puur menselijk kader.
Eenzaamheid, lijden, het
absurde, de dood kunnen we dan heel moeilijk plaatsen en aanvaarden
omdat ze ons als mens confronteren met onze eindigheid, met
onze beperktheid.
De relatie met God helpt
ons om wat ons als mens overkomt in een breder kader te zien
en het alzo te overstijgen. God wil een volwassen, vrije en echte
liefdesrelatie met de mens, pas dan is er ruimte voor geloof
en vertrouwen. Pas dan kan God in ons geboren worden en krijgt
ons leven een goddelijke dimensie, waardoor we meer en meer
in staat zijn alles wat ons als mens te beurt valt met andere
ogen te bekijken.
Vanuit een grotere verbondenheid
met God voelen we ons ook meer verbonden met onze medemensen
in God en komen we zo tot een meer authentiek engagement.
Ons sociaal engagement wordt dan niet geïnspireerd vanuit
een “mogen” en “moeten”, maar vanuit een liefdevolle bekommernis
voor onze medemens die onze broeder en zuster is in Christus.
Van zodra ze de boodschap
van de engel ontvangen heeft gaat
Maria bij haar nicht Elisabet op
bezoek, niet omdat ze zich verplicht voelt dit te doen, niet
om zich ervan te vergewissen of de engel gelijk had, maar
gewoon om haar nicht die 6 maanden zwanger is te gaan helpen.
Lucas,
1,39-45
Duiding
Voor ze vertrok naar Elisabet had Maria de boodschap van de engel gekregen en gereageerd
met de woorden: “mij geschiede naar uw Woord”. Maria was een
eenvoudige vrouw, de verloofde van een timmerman maar blijkbaar
was er zoveel ruimte voor God in haar leven dat ze de boodschap
echt kon ontvangen en aanvaarden. Hierdoor kon God in haar
geboren worden. Indien Maria vervuld was
van zichzelf zou ze de goddelijke boodschap niet hebben kunnen
een plaats geven. Hebben wij er ooit bij stilgestaan
hoe wij zouden reageren moest ons
op zekere dag een engel dergelijke boodschap brengen? De meesten
van ons zouden in paniek het huis uitvluchten, of denken dat
ze aan het hallucineren zijn of dat ze met een ongelooflijke
grappenmaker te doen hebben.
Zouden wij
in staat zijn de ware betekenis van het gebeuren te
vatten? Kunnen we bij het beleven van wat met ons gebeurt
ons eigen ik en ons puur menselijk interpretatiekader overstijgen
en voeling krijgen met die andere Goddelijke dimensie, waardoor
wat in ons leven gebeurt een andere betekenis krijgt?
De reactie van Maria is
een weinig voor de hand liggende reactie. Wie niet gelooft
zal ze op zijn minst naïef noemen. En toch,
Maria geeft ons hier een voorbeeld van wat geloven in essentie
is: ruimte maken voor God, luisteren, ons in vertrouwen openstellen
voor Gods woord, niet met ons verstand, maar met ons hart
om zo de diepere en ware betekenis ervan te begrijpen. Zo
kan het een deel van onszelf worden. Zaccharias
zat nog te veel vast in een puur menselijk kader. Hij bleek
niet in staat tot luisteren en ontvangen zoals Maria deed.
Hij reageerde zoals de meeste logisch denkende mensen zouden
reageren: hij vroeg aan de engel: “Hoe kan ik dat weten? Ik
ben oud en ook mijn vrouw is op jaren.” Terstond
werd hij met stomheid geslagen. Hij had niet geloofd, hij
had niet geluisterd met zijn hart. Is zijn stomheid een straf
van God of geeft ze hem juist de kans zich meer toe te leggen
op het luisteren, het ontvangen? Pas als Johannes geboren wordt kan hij terug spreken.
Maria was nederig van
hart en daardoor kende zij haar plaats in haar relatie met
God. Ze doet wat van haar gevraagd wordt, niet uit slaafse
gehoorzaamheid, niet uit vrees voor de toorn van God als ze zich zou verzetten, maar omdat ze haar
eigen wil kan relativeren. Het komt er niet op aan geen wil
meer te hebben, maar de relativiteit van de eigen wil te kunnen
zien ten opzichte van Gods wil. Vaak hebben we de indruk dat
het gaat om onze wil tegenover de wil van God, waarbij we de neiging hebben om de wil van God te zien als
iets dat het ons alleen maar moeilijk maakt.Weten we wel altijd
wat uiteindelijk goed voor ons is? Steken we soms niet te
veel energie in een streven naar controle, zekerheid, voorspelbaarheid?
Trachten we soms niet te veel vat op mensen en dingen te hebben,
alsof we daar als mensen volledig toe in staat zijn?
In welke mate hebben we
de deemoed, het vertrouwen en de openheid om datgene wat ons
overkomt te kunnen situeren in een breder kader, in Gods heilsplan
en het daardoor in dankbaarheid te kunnen aanvaarden? Maria
was hiertoe duidelijk in staat en Elisabet prijst haar zalig omdat ze geloofd heeft. Jezus spreekt in dezelfde zin later, als een vrouw uit de menigte
Hem zegde: “Gelukkig de vrouw die je gedragen heeft in haar
schoot en die je gezoogd heeft” en Hij antwoordde: “Gelukkig
veeleer allen die het woord van God horen en die het bewaren.”
Pas als we het hebben kunnen aanvaarden en juist plaatsen,
kunnen we op een meer zinvolle manier met datgene waarmee
we geconfronteerd worden omgaan en komen tot echt engagement.
Laten we in de stilte
Gods woord tot ons komen opdat Hij, niet alleen met kerstmis,
maar elke dag, elk moment van ons leven in ons kan geboren
worden. Laten we zijn licht in ons schijnen opdat we de wereld
en de mensen rondom ons met de ogen van ons hart mogen zien.
Dan kunnen we weldra samen met de engelen zingen:
“Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de
mensen in wie Hij welbehagen heeft”.
Hebreeën 10, 5-10
Daarom
zegt Hij dan ook, als Hij in de wereld komt:
“Slachtoffers en gaven hebt Gij niet
gewild ,
maar Gij hebt voor Mij een lichaam bereid.
Brandoffers en zoenoffers konden U niet behagen.
Toen zei ik “Hier ben Ik, zoals er in de boekrol over Mij
geschreven staat.
Ik ben gekomen, o God om uw wil te doen.”
Eerst zegt Hij: “Slachtoffers en
gaven, brandoffers en zoenoffers, hebt
Gij niet gewild,
die konden U niet behagen”, hoewel de wet voorschrijft dat
ze gebracht moeten worden.
En dan zegt Hij: “Hier ben Ik, Ik ben gekomen om Uw
wil te doen”.
Hij schaft dus het eerste af om het tweede te laten gelden.
|