4 januari 2004: Driekoningen
André Benoit
Inleiding
“Die is er bang van” hoorde ik een vrouw
zeggen.
Ze had het over mij die als twaalfjarige
de toom van het paard mee mocht vasthouden. Het paard van
één van de Koningen in de Driekoningenstoet waarmee de KSA
van het Sint-Pieterscollege door het ijskoude Leuven trok
en geld inzamelde ‘voor de missies’. Mijn broer was misschien
ook bang maar dat kon men niet zien want zijn gezicht was
helemaal zwart gemaakt.
Intussen lijkt alles zo anders. Driekoningen
heet nu eigenlijk Epifanie. De koningen zelf heten nu de Wijzen
of de Magiërs. De missies heten nu de Derde Wereld. Het gezicht
van mijn broer is al lang niet zo zwart meer. Alleen ik ben
nog altijd wat schuw met paarden.
Over Epifanie, de openbaring van de heilsbelofte
aan alle volkeren willen we het hebben in deze viering.Over
de ster en profetieën, over de koningen die eerder mysterieuze
figuren blijken te zijn dan echte koningen. Over de verontruste
Herodes en over zijn collaborateurs, de schriftgeleerden en
hogepriesters. En over onszelf en andere mensen die soms ook
de ster menen te zien en willen volgen en op die momenten
begeesterd worden door het visioen van geheelde mensen en
van gerechtigheid en vrede zonder grenzen.
Woorddienst, deel 2
In het bekende Evangelieverhaal van Mattheus
is er sprake van drie wat mysterieuze figuren die als magiërs
(magoi in de Griekse tekst) bestempeld worden. De term
magiërs werd in die tijd enerzijds gebruikt voor priesters
en wijzen uit Perzië die over bijzondere gaven beschikten
(ze konden bv. in de sterren lezen) en anderzijds voor mensen
die zich ten onrechte op dit soort bijzondere gaven beriepen,
voor charlatans dus. In het evangelie gaat het duidelijk om
magiërs in de positieve betekenis, het zijn geen koningen
met macht, maar wel mensen die uit een vreemde en dus wat
bevreemdende cultuur komende, het aanzien genieten van wijzen
met bijzondere gaven waar men niet zo goed bij kan.
Deze magiërs hebben een ster zien opgaan
waarvan ze op grond van hun speciale kennis en interesse,
de betekenis begrepen hebben. Het is de ster die te kennen
geeft dat, in hun woorden, de Koning der Joden geboren werd.
In de Oudheid leefde bij sommigen de overtuiging dat ieder
mens een ster heeft die bij zijn geboorte opgaat en met zijn
dood weer verdwijnt. Ook geloofde men in het vóórkomen van
speciale verschijnselen aan de hemel bij de geboorte van uitzonderlijke
mensen. De magiërs hebben in die traditie de speciale ster
gezien die de geboorte van de Koning der Joden vergezelt en
letterlijk ‘aan het licht brengt’.
Zij spreken van de Koning der Joden.
Alleen ‘heidenen’, niet-Joden, zoals onze Magiërs en later
Pilatus, gebruiken die uitdrukking. De Joden, de Israëlieten,
spreken van de koning van Israël. In hun profetieën en toekomstvisioenen
is er sprake van ‘een ster die zal opgaan uit Jacob een koning
uit Israël’, de Messias.
Om een of andere reden willen de Magiërs
die Koning der Joden leren kennen en hulde bewijzen. Daarom
ondernemen ze de lange tocht naar Jeruzalem als centrum van
het Joodse koningrijk en daar richten ze zich vanzelfsprekend
tot de regerende koning van Juda, Herodes. Als er iemand weet
waar de nieuwe koning geboren is, dan moet hij het toch wel
zijn.
Maar Herodes weet van niets en hij is erg
geschrokken, zoals heel Jeruzalem trouwens voegt Mattheus
er nadrukkelijk aan toe. Herodes is niet populair, hij is
door de Romeinen aangesteld, hij probeert wel zich op een
of andere goddelijke aanduiding te beroepen, maar dat lukt
niet zo bijzonder. En dan komen de Magiërs met het verhaal
van een nieuwgeboren koning der Joden die duidelijk betere
referenties kan voorleggen. Daarom roept hij zijn hogepriesters
en schriftgeleerden samen. Die hebben ook niets opgemerkt
en geen ster gezien. Maar als er dan al een nieuwe koning
van Israël zou geboren zijn, dan moet dat volgens het boekje
in Bethlehem gebeurd zijn. Dat weten ze wel en dat zeggen
ze dan ook aan Herodes en die zegt het aan de Magiërs.
En dan, van Jeruzalem naar Bethlehem leidt
de ster de Magiërs en zij zijn zeer verheugd dat ze die terug
zien verschijnen en herkennen en voelen dat ze op de goede
weg zijn en niet voor niets aan het avontuur van deze lange
reis begonnen zijn. De ster leidt hen zelfs naar de precieze
plek waar het kind zich bevindt. En daar vallen zij voor het
kind neer, brengen het hulde en geven het de typische geschenken
die ze uit hun land meegebracht hadden: goud, wierook en mirre.
En omdat ze niet alleen in de sterren kunnen lezen maar ook
dromen kunnen verklaren, begrijpen ze uit hun droom van de
volgende nacht dat het beter is niet langs Herodes terug te
gaan en hem niet te gaan zeggen waar het kind is.
Evangelie: Mt. 2 1-12
Woorddienst, deel 3
Algemeen wordt aangenomen dat Mattheus hier
twee verhalen bijeengebracht heeft: het verhaal van magiërs
die geleid door een ster het kind Jezus komen huldigen en
het verhaal van Herodes die bang is zijn troon te verliezen
en daarom later de pasgeboren kinderen zal laten vermoorden.
De Magiërs hadden hun ster en hadden Herodes eigenlijk niet
nodig. Mattheus had dus, zegt men, een bijzondere bedoeling
met het ineenvlechten van de twee verhalen. Hij wil, zoals
op andere plaatsen in zijn Evangelie, suggereren dat de Joden
(Herodes, de hogepriesters en schriftgeleerden, heel Jeruzalem),
dat zij de ster van de geboorte van de Messias, de ster van
de verkondiging van de universele heilsboodschap zelfs niet
opmerken, terwijl de Heidenen, de niet-Joden dit wél doen.
Matteus zou dus nu waarschijnlijk als antisemiet
bestempeld worden, maar het belangrijke van zijn verhaal en
van Epifanie, is de boodschap dat de belofte van heil niet
voorbehouden is voor een bepaald volk maar integendeel een
universele belofte is, een belofte voor alle mensen. De ster
uit Jacob, een koning uit Israël is opgegaan voor alle mensen.
Hierover wil ik enkele overpeinzingen
verwoorden, zonder uit te diepen, alleen ter meditatie.
Vooreerst wat is de inhoud van die boodschap en wat heeft
ze met ‘een Koning uit Israël’ te maken? In zijn meditatie
over Epifanie noemt Oosterhuis een koning uit Israël een Tora-koning
dwz beschermer en waarborger van de levensleer (de Tora)
die door God aan Mozes gegeven werd. De functie van zulk een
koning is het concrete beleid, de organisatie van de samenleving
te toetsen aan, en in overeenstemming te brengen met dit woord
over gerechtigheid. De ster die omhoog komt uit Jacob is dit
gerechtigheidswoord dat het aanschijn van de aarde kan vernieuwen.
De roeping van Israël dat dit woord van God ontvangen heeft,
bestaat er juist in dit woord en dit visioen voor alle volkeren
te laten klinken. En dus niet juist het tegenovergestelde
te doen...
Een tweede gedachte. Epifanie is viering
van universaliteit, van door heel de mensheid gedeelde menselijkheid
en roeping. De boodschap geldt voor alle mensen. Men kan de
boodschap van universaliteit echter te kort doen wanneer men
ze vooral inroept om de eigen leer en de eigen organisatie
als algemeen geldig en alleenzaligmakend voor te stellen.
Het beroep op universaliteit wordt dan een instrument van
onderdrukking en onverdraagzaamheid. Daarom is het goed de
inhoud van de universele boodschap niet uit het oog te
verliezen. De boodschap is universeel in de mate dat zij altijd
opnieuw stelt dat alle mensen gelijk zijn voor God, dat hun
roeping tot volledige menswording en hun mensenrechten niet
afhankelijk mogen zijn van ras, godsdienst, overtuiging of
geslacht of werelddeel en dat tot deze rechten o.m. het recht
op verscheidenheid behoort. Dit soort erkennen van universele
roeping en rechten van mensen en volkeren en de oproep om
er zich voor in te zetten, heeft alles te maken met het gerechtigheidswoord,
met de ster die opkomt uit Jacob.
De Magiërs zijn wat mysterieuze, speciale figuren. Enkel
vertrouwend op hun niet bewijsbare kennis van de betekenis
van sterren gaan ze op weg voor een lange en moeilijke tocht.
Ze zijn geen schriftgeleerden die op vaste waarheden steunen.
Ondanks hun koninklijke geschenken zijn ze ook geen koningen,
geen echte machthebbers. De echte machthebbers zitten elders
en die lopen de ster niet achterna. De Magiërs worden aangetrokken
door het gerechtigheidswoord en ‘gaan er voor ’, zonder gewaarborgd
succes, maar omdat zij niet anders kunnen dan de roep volgen:
is dat ook niet typerend voor de vele mensen, die wij persoonlijk
of van naam, kennen voor hun inzet voor de Derde Wereld, voor
missie, voor verstandhouding tussen volkeren, voor migranten,
voor de erkenning van de rechten van de vrouw, voor de rechten
van onderdrukte Indianen en Palestijnen, voor sociaal uitgeslotenen
in verre landen en bij ons, voor de verdediging van mensenrechten
in een context van onderdrukking en geweld, voor mensen die
omwille van hun opinie in de gevangenis zitten... En staan
de exotische geschenken die de drie vreemdelingen meebrachten
ook niet symbool voor de verrijking van de boodschap door
de inbreng van volkeren en culturen van over heel de aarde?
Stond mijn Driekoningenstoet heel ver af
van wat ik hier nu gezegd heb? In zekere zin wel. Maar ik
herinner me wel dat de drie koningen uit onze jeugd, geen
aureool van koningen rond zich hadden, maar vooral als wat
mysterieuze, sympathieke figuren aangevoeld werden die van
elders kwamen en zich de moeite getroostten om een kind te
komen aanbidden, onze Jezus en dat die Jezus dank zij hen
voor ons aan belang en geloofwaardigheid won. En om deze drie
koningen te herdenken en na te doen, werkte een hele groep
jongeren aan de organisatie van een stoet door de stad en
deden we iets ‘voor het goede doel’, geld inzamelen voor de
verre missies.
Nu zijn er geen Driekoningenstoeten meer
in Leuven en moet ik geen toom van een paard meer vasthouden.
Maar toch voel ik mij nog altijd op stap bij deelname aan
acties en manifestaties, bij medewerking aan organisaties
en bewegingen. En wanneer we elk jaar met een ploeg van Filosofenfontein
naar het Leuvense Wereldfeest trekken en er mee de bar verzorgen,
dan is dat voor mij nog het meest verwant met de Driekoningenstoet
van toen: kleurrijk, feestelijk, luchthartig, eens minder
ernstig en zwaarwichtig dan de meeste andere engagementen.
En aan de bar moet ik bovendien van niets bang zijn.
Slotgebed
“Sta op en word licht, Jeruzalem
want jouw licht is gekomen
Zijn licht gaat over jou op
Nog is duisternis over de aarde
donkerte over de volkeren,
maar jij staat omschitterd van licht
omschenen van Hem
Volkeren reizen jouw licht tegemoet
koningen komen af op dat licht
dat straalt als een vroege morgen”
Wij zijn uit die
volkeren. Wij vieren op Epifanie dat de Tora ons bereikt heeft,
dat voor ons, deze ‘ster van verlossing’ uit Jacob is opgegaan.
Dat wij door Jezus deel hebben gekregen aan het gerechtigheids-
en vredesvisioen van Israel.
Wij vieren het visioen. Niet dat het
in vervulling is gegaan, dat staat nog uit als een belofte.
Maar dat het ons gegeven is als de
zin van ons bestaan.
Wie vieren Hem die het ons gegeven
heeft om te leven in hoop.
|