25 januari 2004 : 3e zondag
Het mystiek lichaam: “één
lichaam en vele ledematen”
( 1 Corinthiërs 12)
Marcel Braekers
Lied van het mystiek lichaam (Huub Oosterhuis)
Steenlichaam
dat alle levenden draagt:
riffen, gebeenten, keienvelden,
zand van kristallen.
Lichtlichaam
dat alle levenden drenkt:
golven van kleuren, zielevonken,
uitziende ogen.
Woordlichaam
Dat alle levenden voedt:
Taal van geboorte, stervenskreten,
Namen van doden.
Ik-lichaam
Dat alle levenden zijn:
Deze versteende, licht omfloerste
Woordblinde aarde.
Geest-lichaam
Die alle levenden leeft:
In wie bestaan en eeuwig worden
Wij, deze mensen.
Inleiding op de lezing
Ooit klonk het zo beloftevol
als een kreet van bevrijding: liberté, égalité, fraternité.
Het oude, versteende maatschappelijke model van koning en
adel werd afgeworpen. Voortaan zouden de democratische krachten
het voor het zeggen hebben. Het volk zou regeren, iedereen
gelijk en allen verbonden in broederlijke solidariteit. Wat
de Franse revolutie beloofde herschreef Marx in zijn communistisch
manifest: grimmiger en in verzet tegen de industriële omwenteling
en het nieuwe slavendom.Helaas verzandde telkens wat zo vol
idealisme begon in gekrakeel, eigenbelang, nieuw geweld en
onderdrukking.
Een beetje pedant zou je kunnen stellen
dat:
-
liberté verwerd tot libéralisation
waarbij vooral de wetten van de vrije markteconomie triomfeerden
met
idealen als groeien, export en winstcijfers.
-
Égalité werd égalisation waarbij
alle mogelijke verschillen, alle herkenningssymbolen, elke
zweem van
anders-zijn moeten uitgewist worden.
Gelijkwaardigheid werd vervangen door gelijkheid.
-
Fraternité werd tot ‘chacun
pour soi’ zoals onze leraar Frans op het examen eiste, er
zijn vooral
nuttigheidsrelaties en de wet van
de sterkste.
En toch blijft de mens dromen van een utopische
samenleving en hopen dat ooit een gerechtige en vredevolle
tijd aanbreekt.
Sint Paulus heeft in deze discussie een
boeiend standpunt: zijn visie op het lichaam en de vele ledematen.
Hij schreef deze tekst voor de gemeente van Corinthië waar
enorme tegenstellingen bestonden tussen joden en Grieken,
armen en rijken, mannen en vrouwen. Daarom was in deze gemeente
nogal wat rivaliteit en had men Paulus blijkbaar de vraag
voorgelegd welke geestesgaven nu wel de hoogste waren (zeg
maar: wie de belangrijkste jobs uitoefenden). Luister eens
naar zijn visie:
1 Corinthiërs 12, 12 – 30
Homilie
In zijn roman The prince of Foxes
beschrijft Shellenbarger een scène waarbij de hertog van Ferrara
aan zijn legeroverste de stad toont van op het hoogste punt
van de burcht. En de legeroverste is verrukt van de mooie
architectuur, het evenwicht tussen huizen en groen, de schoonheid
van de gebouwen als van een mathematische volmaaktheid en
hij zegt: ‘wat een volmaakte stad’. Maar de hertog repliceert
en zegt: ‘neen, de stad is niet volmaakt. Wat haar ontbreekt
is het heilige.’ Maar denkt de legeraanvoerder, dat kan toch
geen probleem zijn. Men kan het desnoods met geweld de stad
opdringen. De hertog was nog een vertegenwoordiger van de
Middeleeuwse wereld en droomde van een soort paradijs, een
weerspiegeling van het hemelse Jeruzalem. De legeroverste
was reeds een renaissance-mens en zag het zakelijk, geseculariseerd,
de stad als een product van menselijk vernuft. Hoe kan echter
een stad of een samenleving een plaats zijn waar men thuis
kan komen en het leven voelt open bloeien. Waar men al wonend
thuis komt bij zichzelf en elkaar?
Bijna alle utopieën zijn gedoemd geweest
om te mislukken. Sterker nog: dikwijls waren ze een bron van
geweld en lijden en werden miljoenen slachtoffers. Denk maar
aan wat Lenin, Stalin of Mao teweeg hebben gebracht. Er zijn
uitzonderingen zoals Ghandi. De vraag die ik mij stelde is
of deze tekst van Paulus ons iets verder helpt op weg naar
een zinvolle utopie waarbij mensen in hun individualiteit
tot hun recht kunnen komen én er tegelijk een gedrevenheid
is om voorbij zichzelf te bouwen aan een fascinerend geheel.
Wat is zo merkwaardig in deze tekst?
1.
Allereerst wijst Paulus op de functie die ieder te vervullen heeft.
Als antwoord op de vraag welke geestesgave het hoogste is
en wie dus de belangrijkste functie heeft stelt Paulus dat
elke taak even belangrijk is precies omwille van het geheel
dat moet kunnen functioneren. Gelijk welke job van hooggeleerd
tot zorgzame vakman, ieder heeft een eigen, onvervangbare
rol te spelen in dienst van het leven. Het oog moet niet oor
willen zijn, de voet geen hand. Daarbij is het belangrijk
dat ieder zijn eigenste begaafdheden volop moet kunnen uitleven
en ergeen tegenstelling hoeft te betsaan tussen het uitleven
van zijn persoonlijke dynamiek en begaafdheid en de dienst
aan de gemeenschap.
2.
Daarbij zijn sommige ledematen in dat lichaam van uitzonderlijk belang
niet om wat ze presteren, maar om wat ze zijn: het zijn de
zwakste en meest kwetsbare die we meestal omringen met bijzondere
zorg. Het hele lichaam zal groeien in waarde en diepgang als
men voor deze zwaksten een bijzondere aandacht heeft. Allen
staan in dienst van het geheel, maar de waardevolheid van
dat geheel blijkt uit zijn aandacht om wat de leden zijn,
niet om wat ze presteren.
3.
En uiteindelijk zegt Paulus “zijn wij allen, Joden en Grieken, slaven
en vrijen, in de kracht van een en dezelfde Geest tot één
lichaam gedoopt, en allen zijn wij doordrenkt van één Geest.
Daarmee raakt hij aan wat ik het moeilijkste vindt in een
echte utopie. Ze moet gedragen zijn door iets dat de mensen
overstijgt. De hertog van Ferrara had gelijk: een perfect
geordende en gestroomlijnde samenleving is hol als er niet
een inspiratie bijkomt die aan zorg en inzet een overstijgende
dimensie geeft. En daarmee bedoel ik niet dat een samenleving
als een islamitische staat moet georganiseerd worden waarbij
politiek leiders in dienst van de godsdienst moeten staan
en alles in de praktijk religieus bepaald wordt. Maar indien
in een samenleving er geen extern criterium is, geen bron
die alles steeds weer hernieuwt en verjongt en waar men zich
nooit meester van kan maken, dan vervlakken we aan elkaar,
verkalkt inspiratie en duiken machtshonger en onderdrukking
weer op. Deze bedenkingen gelden trouwens niet alleen voor
de samenleving en haar utopie, maar ook voor de kerk als het
mystieke lichaam van Christus.
We moeten daarbij goed bedenken dat deze
droom van Paulus over de utopie nog niet ten einde was. Wat
is dat ultieme waarnaar we streven en dat nu reeds dragend
het samenleven zou moeten inspireren? Luister naar het vervolg
van deze brief aan de Corinthiërs:
1 Corinthiërs 12,31 – 13,1
|