14 maart 2004: Derde zondag van de vasten
Thema: Veerkracht
Els Trekker
Samenzang
Verhaaltje van de brillen. Over interculturele
communicatie én dus interpretatie
Waarom vertel ik dit verhaaltje
in de klas? Volgens het leerplan van cultuurwetenschappen
moeten leerlingen eigen waarden en normen ter discussie
willen stellen en die van andere culturen willen begrijpen
en er respect voor opbrengen. Verder staat er dat het
hier gaat om het bevorderen van een attitude: hoe benaderen
leerlingen waarden van anderen en hoe groot is hun bereidheid
om vragen te stellen bij de eigen waardebeleving.
Eigenlijk vind ik deze leeropdracht niet zo gemakkelijk. Als
ik serieus moet reflecteren over anderen bekruipt mij altijd
een onbehaaglijk gevoel. Allez, denk ik dan, daar gaan we
weer: we gaan vanuit onze eigen typische positie of vanuit
onze middenklassementaliteit uitspraken doen over mensen waar
we misschien niet veel mee te maken hebben en waar we dus
meestal niet veel over weten. Ik aarzelde dus om het te hebben
over veerkracht bij anderen.
Sommige mensen zeggen dat ik goed kan luisteren. Maar soms
bedoelen ze ook je gaat nogal gemakkelijk mee met mensen
die anders zijn, je laat je overtuigen en je bent gewoon graag
dwars. Het probleem is eerder, vind ik, dat we soms
zo vlug strepen trekken tussen onszelf en de andere. En die
andere of anderen kunnen dan je kinderen zijn of leerlingen
of een andere cultuurgroep in ons eigen land of een samenlevingsgroep
in een ver continent. Het is gewoon niet gemakkelijk om iemand
anders of een andere cultuur juist en écht te begrijpen.
En misschien zijn we veel te bang om onszelf te verliezen
in die andere en doen we die andere daardoor onrecht aan.
Ik heb het nogal voor mensen
die expliciet proberen om uit hun eigen waarden- en normensysteem
te stappen om vanuit een heel andere ingesteldheid naar de
andere te kijken. En die krijgen dan iets koppigs en controversieels
en dwars over zich. Ik geef één voorbeeld: Gust
De Meyer, van het departement Communicatiewetenschappen van
de KUL waar hij Populaire Cultuur doceert. Populaire
cultuur gaat over kitsch, soapseries op televisie, videospelletjes,
autostickers en al dat soort triviale dingen meer.
De Meyer vraagt zich bv. af waarom wij denigrerend mogen doen
over een plastic tuinkabouter, een schilderij met zigeunervrouw,
een stationsromannetje en Big Brother terwijl wij zelf een
zg. echte antieke tafel met gaten van houtworm
incluis hebben, asbakken van schelpen, een karrewielluchter
in onze woonkamer en naar tv-feuilletons kijken. Waar zit
het verschil, vraag hij zich af. Waarom maken we verschil?
Hij stelt dat men in die populaire cultuur evenveel waardevolle
dingen kan ontdekken als in wat doorgaans als hogere cultuur
wordt bestempeld. Maar je moet het willen zien,je moet
de juiste bril opzetten, zegt hij.
Ik vind dat een heel interessante
houding. Spannend en opwindend ook. Eerst moet je durven een
stap buiten jezelf zetten. Dat is al moeilijk: gevoelsmatig,
maar ook rationeel. Het vraagt inderdaad ook een intellectuele
inspanning. Misschien is dat logisch, want als je er in slaagt
om je een beetje in te leven in iemand anders of in een andere
cultuur, merk je dat je daarvoor voortdurend denkfouten hebt
gemaakt over die andere. Het eigenaardige is dat bij die empathische
krachttoer én het ontdekken van die denkfouten de weg
naar de andere open komt te liggen. Alsof je door aan de andere
kant te willen komen, een wereld ontdekt waar ook alles klopt,
maar dan anders. Het levert je een geweldig perspectief op.
Ineens voel je je thuis in twee werelden, bij jezelf, want
dat is vertrouwd, en ook bij die andere, alsof je inderdaad
samen in hetzelfde huis zit. Je beseft dat je verschillend
bent, maar je begrijpt ineens een gedrag, een andere beleving
van de werkelijkheid. Dat komt natuurlijk ook omdat die andere
het enorm waardeert dat je een stap in zijn leven hebt gezet.
En het is alsof er daardoor ook een last van je schouders
valt. De last van over anderen te moeten denken als minder
of minstens: eigenaardig anders. Denken over anderen op een
manier waardoor je diversiteit toelaat en hiërarchie
weglaat, is enorm bevrijdend. En het lukt natuurlijk niet
altijd.
Nog een vaststelling: door
je even los te maken van alle vertrouwde manieren van denken
over anderen, verlies je jezelf toch niet. Integendeel: je
vult jezelf met datgene wat je nog ontbrak om je vol te voelen.
Toch als je het op zon manier gedaan hebt dat je je
grenzen wel verlegd hebt in het voordeel van de andere en
niet ten koste van jezelf. Interessant toch?!
CD-fragment Blindman
Ik neem jullie nog eens
mee naar één van mijn klassen een aantal jaren
geleden: een beroepsklas, ik weet niet meer welke les. Tijdens
een gesprek zegt één van de leerlingen: mevrouw,
gij weet niet hoe moeilijk dat is om in een beroepsklas te
zitten, wij voelen ons echt veel minder dan de anderen hier
op school. Weet gij wat ik s morgens doe als ik op de
bus stap? Ik roep dan door de hele bus naar achter waar mijn
vriendinnen zitten: Hé, Nathalie, hebt gij uw
huiswerk van Latijn al gemaakt? Dan denken de anderen
dat ik in de Latijnse zit, hé mevrouw, dan moet ik
me tenminste niet schamen omdat ik in t beroeps zit.
Wat die leerling deed is
natuurlijk typisch voor die leeftijd. Imitatie helpt om een
eigen identiteit op te bouwen. Maar waarom imiteert een leerling
uit een beroepsklas een leerling uit de Latijnse en niet omgekeerd?
Het blijkt dat hoe lager de sociale positie van iemand is,
hoe vaker iemand denkt dat de wereld rondom hem geen verband
houdt met zijn activiteiten. Je kan dus pas iemand zijn als
je een overtuiging hebt die erkend wordt door je omgeving.
Je kan pas iemand zijn als je eigen behoeften, je eigen ideeën,
zelfs je eigen woorden weerspiegeld worden door de mensen
om je heen. Hoeveel elementen van haar belevingswereld herkent
die beroepsleerling in mijn school? Waarom zeg ik wel iets
over programmas op TV1 en zelden iets over programmas
op VTM of VT4? In hoeverre ben ik het klankbord van haar manier
van zijn?
Als een leerling zich verplicht voelt om een identiteit te
veinzen, dan moet ik als leerkracht zoeken naar de oorzaak
van dat gedrag. En ik wil dat misschien wel, maar welke betekenis
geef ik aan haar gedrag, welke kleur heeft het glas van mijn
bril?
Rik Pinxten o.a
hoogleraar cultuurwetenschappen in Gent - noemt de mentaliteit
van waaruit wij nog dikwijls andere culturen benaderen mentaal
kolonialisme. We zitten als westerling nog altijd vast
aan het denken in ontwikkelingniveaus. Dit model is zo sterk
verankerd in onze cultuur, zegt hij, dat een aanval erop nog
steeds als slechte wil of dom onbegrip wordt gezien. Op de
ene of de andere manier is er in onze cultuur geen plaats
voor diversiteit. Het andere kan enkel worden
aanvaard als we het kunnen zien als inferieur of onontwikkeld.
Ik vraag mij af of dat ook niet geldt voor sociale groepen
in onze samenleving en zelfs voor individuen.
Het antwoord op fundamentele,
authentieke vragen zoekt iedere mens in dat aspect van zichzelf
waarin hij zich als meest waardevol ervaart. En van daaruit
groeit ambitie, engagement, verlangen. Maar zoals dat met
alle verlangen gaat, voel je tegelijkertijd een pijnlijk tekort.
En dan moet je zoeken, voorbij dat tekort, voorbij de grenzen
van het menselijke. En dan ben ik blij dat ik bovenop de bril
die ik draag om naar anderen te kijken, nog een bril vind
die ik kan opzetten. Een bril waardoor ik o.a. kan zien dat
de essentie van het leven door àlle mensen kan achterhaald
worden. En dan zit ik, met die bril, midden in het evangelie
van vandaag. Want we kunnen uit de tekst leren dat we anders
kunnen kijken naar de anderen. Neen, zegt Jezus, mensen die
lijden worden niet gestraft door God omdat ze iets verkeerds
gedaan hebben. Maar misschien hebben ze wel niets gedaan of
niets kunnen doen met het toeval in hun leven. Hoe doe je
dat dan? We krijgen tijd om anders te leren kijken. Zoals
de vijgenboom mest krijgt in de hoop dat hij toch nog vruchten
zal dragen.
Lezing
Gebed
Ik heb onderstaand gedicht
een beetje vereenvoudigd om het te kunnen voorlezen. Het gaat
over hoe anders misschien beter is
of ruimer of de wereld op zijn kop zet waardoor
je perspectief verandert
soms
het is niet
altijd zo
maar hier nu wel.
Voor degeen die tegen
de onderkant
van 't ijs aankijkt is ijs iets wits
en wakken en bijten, waar water
nog vrij is, lijken, voorzover er
nog daglicht gloort, op uitgestrekte donkere
velden. En slechts degeen die weet
dat er midden in 't duister een uitweg is,
dat wit op zwart duidt (zo kan ijs het beeld
van vrije wil dat 't oog zich maakt verdraaien)
en in staat is, tegen zijn instict, te zwemmen
weg van het licht, het donker tegemoet, ziet 't daglicht
weer.
Er is, zo gauw een geringe gewoonte zich verlegt,
een woord van betekenis verandert, een kans, een kleine,
dat iemand 't redt. Dat hij weer daglicht ziet.
(Sonnet XXVII, Lars Gustafsson, vert. J. Bernlef)
Voor degene die tegen de
onderkant
van het ijs aankijkt is het ijs zelf iets wits
en de gaten in het ijs, waar het water
dus nog niet bevroren is, lijken, zeker
als er daglicht is, op uitgestrekte donkere
velden.
Alleen diegene die weet
dat er midden in het duister een uitweg is,
dat wit op zwart duidt, (zo kan ijs het beeld
van vrije wil dat het oog zich maakt verdraaien)
en in staat is, tegen zijn instinct, te zwemmen
weg van het licht, het donker tegemoet, ziet het daglicht
weer.
Er is, zo gauw een geringe
gewoonte zich verlegt,
een woord van betekenis verandert, een kans, een kleine,
dat iemand het redt. Dat hij weer daglicht ziet.
|