8 augustus 2004 : 4e
zondag
Rentmeesterschap
Rik Nuyten
Openingslied:
Nr. 601: “Zoals ik zelf gezonden ben”
Inleiding
Vandaag
vieren wij het feest van de heilige Dominicus,
in verbondenheid met de gemeenschap van alle Dominicanen en
Dominicanessen wereldwijd. Zoals wij in het lied gezongen
hebben, is Dominicus op weg gegaan.
Zo deden ook zijn volgelingen. Zij namen geen reiszak mee,
maar gingen met lege handen. En nog altijd gaan ze op weg.
Enkele jaren geleden bezocht ik Bologna,
en de prachtige dominicanerkerk aldaar.
Daar bevindt zich het graf van Dominicus.
Ik herinner mij nog dat er verschillende gedachten door mij
heen gingen toen ik het bezocht. Hoe middeleeuwers blijkbaar
heel anders met de dood en de doden omgingen dan wij nu doen,
veel opener en vanzelfsprekender. Hoe, te oordelen naar de
schedel en het skelet, Dominicus
toch een klein manneke moet geweest zijn. Nochtans zeggen
de geschriften dat hij van middelbare grootte was. En ik mijmerde
ook over die man, die bijna 800 jaar geleden gestorven was,
die heel Europa te voet doorkruist had, van Kopenhagen tor
Madrid, Parijs, Rome, … via mensen die hem volgen een belangrijke
invloed heeft op mijn leven. En ik dacht aan de gemeenschap
van Filosofenfontein. Hoe wij hier ook voor een stuk teruggaan
op de inspiratie van Dominicus.
Hoe merkwaardig dat dit kleine mannetje, begraven in dat schrijn
zoveel invloed kan hebben op mij, zovele jaren later, zo ver
van waar hij begraven werd.
Ik weet niet hoe het zit met jullie, maar bij mij is het zo
dat dergelijke gedachten mij niet loslaten en mijn geest aan
het werk zetten. Niet op een wetenschappelijke, rigoureuze
manier, maar een beetje als een jonge hond die gaat snuffelen
aan allerlei gedachten en ideeën, bij sommige blijft hangen,
en andere heel snel weer loslaat. De gedachte die mij
bleef vasthouden was die vraag hoe het komt dat de inspiratie
van sommige mensen blijft doorwerken, ook als zij er al lang
niet meer zijn. Dat was zo bij Dominicus,
het was zo bij Jezus. Beiden hadden volgelingen gemaakt, mensen
aangesproken, en na hun dood bleven deze volgelingen doorgaan
op hun voorbeeld en inspiratie. Zou dit misschien aan hun
manier van leven zou liggen? Jezus
was zeker niet een middelmatige figuur, en ook Dominicus
heeft een diepe indruk gemaakt op de mensen die hij ontmoette
bij de Catharen en aan de pas opgerichte universiteiten van Bologna en Parijs. Wat maakt hen tot figuren die ons nu nog
aanspreken, zovele eeuwen later?
Ik denk dat ik een glimp van een antwoord heb gevonden in
de lezingen van vandaag. Op het eerste zicht zijn het moeilijke
lezingen, met weerhaken, waarvan je je
afvraagt, wat je er in godsnaam mee aanmoet. De eerste lezing,
uit de brief van Paulus aan de Hebreeuwen,
gaat over geloven. Geloven dat het zal goed komen, zonder
echt bewijs, maar gewoon omdat je gelooft dat God het goede
met je voorheeft. En in het evangelie heeft Lucas
opgetekend hoe Jezus raadgevingen geeft hoe je in het leven
moet staan. Jezus spreekt over een goede en waakzame rentmeester.
Vroeger werden deze lezingen uitgelegd als een oproep tot
onwrikbaar geloof, tot rigoureus volgen van de voorschriften
van de kerk, want God zou ons belonen na dit leven, in de
hemel. Waakzaam zijn betekent dan dat je je
niet door de dood mag laten verrassen.
Ik denk echter dat je het begrip van de goede rentmeester
wel naar ons kunt overplaatsen. Ik geloof dat het op ons allemaal
van toepassing is, hoe wij ons leven kunnen inrichten, in
navolging van Jezus. Ik zou graag tijdens de woorddienst van
deze viering nadenken over dit begrip “waakzame en rechtvaardige
rentmeester”, en wat dit voor ons zou kunnen betekenen.
Maar laten
wij deze viering beginnen met het zingen van de lof van God.
Laten wij zingen voor de Vader, de Zoon en de Geest, die ons
de kracht geeft, de adem van het leven.
Gloria:
lied nr. 112: “Zingt van de Vader”
Openingsgebed
God, onze heer
Ga met ons mee
Want de weg
Is ons deel.
De weg die ligt
tussen het vertrouwde
En het onbekende;
Met het hart,
Dat dobbert
Op de drift naar het nieuwe
En heimwee naar huis.
Met de stap die vertraagt
Bij ontgoocheling en ontmoediging
En verdappert
Bij vriendschap en ontmoeting.
God onze Heer
Ga met ons mee.
(Jo van Yzermuide)
1° Lezing
(Hebreeuwen 11: 1-2, 8-19)
Het geloof
is de vaste grond voor wat wij hopen, het bewijs van wat wij
niet zien. Om hun geloof werden de ouden met ere vermeld.
Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem
van God en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor
hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen.
Door het geloof verbleef hij als vreemdeling in het land dat
hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte
erfden; want hij zag uit naar
de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer
is.
Door het geloof heeft ook Sara,
die onvruchtbaar was, de kracht ontvangen om ondanks haar
hoge leeftijd nog moeder te worden, omdat ze Hem die de belofte
had gedaan, betrouwbaar achtte. Daarom is ook uit één
man, die totaal was afgeleefd, een nageslacht ontsproten,
talrijk als de sterren aan de hemel, ontelbaar als de zandkorrels
aan het strand van de zee.
In geloof zijn zij allen gestorven,
zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben
het alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf
vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd. Wie
zo spreken, geven duidelijk te kennen dat zij op zoek zijn
naar een vaderland. Hadden zij heimwee gehad naar het
land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren,
maar hun verlangen ging uit naar een beter vaderland,
het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd
te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd.
Muziek
Evangelie
– (Lucas 12: 32-48)
Sta klaar,
doe je gordel om en houd de lampen brandend,
en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer
hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem
opendoen wanneer hij aanklopt. Gelukkig de knechten
die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker jullie:
hij zal zijn gordel omdoen, hen aan tafel nodigen en hen bedienen.
Gelukkig degenen die hij zo aantreft, ook al komt hij midden
in de nacht of kort voor het aanbreken van de dag. Besef
wel: als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen, dan zou
hij niet in zijn huis hebben laten inbreken.
Ook jullie moeten klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een
tijdstip waarop je het niet verwacht.’
Petrus vroeg: ‘Heer, is deze gelijkenis alleen voor ons bedoeld
of voor iedereen?’ De Heer antwoordde: ‘Wie is die betrouwbare
en verstandige rentmeester die de heer zal aanstellen over
zijn knechten om hun op tijd het eten te geven dat hun toekomt?
Gelukkig de dienaar die daarmee bezig is wanneer zijn heer
komt. Ik verzeker jullie: hij zal hem aanstellen over
alles wat hij bezit. Maar als die dienaar bij zichzelf
zegt: Mijn heer komt maar niet, en als hij de knechten en
dienstmeisjes gaat slaan, zich volvreet
en zich bedrinkt, dan komt de heer van die dienaar op
een dag waarop hij het niet verwacht en op een tijdstip dat
hij niet kent, en dan zal hij hem straffen met zijn zwaard
en hem het lot van de trouwelozen
doen ondergaan. De dienaar die weet wat zijn heer wil,
maar geen voorbereidingen treft en niet overeenkomstig
zijn wil handelt, zal veel slagen te verduren krijgen.
Maar wie niet weet wat zijn heer wil en zo handelt dat hij
slaag verdient, zal weinig slagen te verduren krijgen. Van
iedereen aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist,
en hoe meer aan iemand is toevertrouwd, des te meer zal van
hem worden gevraagd.
Lied
112: “Zing van de Vader, die in den beginne”
Homilie
Het evangelie
dat we zojuist gehoord hebben is ons bekend. Het bestaat in
verschillende varianten, en het werd in mijn jeugd in de godsdienstles
gebruikt om ons aan te sporen om goede christenen te zijn.
Ik herinner mij dat mijn grootvader mij vertelde dat dit een
van de evangelielezingen was die paters gebruikten tijdens
de missieweken (weet je nog, toen gedurende twee weken een
team van paters op de parochie neerstreek en iedere avond
een lange preek hield?). Mijn grootvader
vertelde dat de pater (hij wist zelfs nog de naam van de pater!)
dit verhaal becommentarieerde in een donkere kerk, met enkel
een kaars op de preekstoel, en hoe na de preek, vele mannen
aanschoven bij de biechtstoel, zo bang waren ze van het vuur
van de hel! En de dominicanen waren geduchte predikanten
op dergelijke missies!
Ik lees
dit verhaal toch wel even anders. Het is goed te weten dat
Lucas dit geschreven heeft voor leerlingen die zich afvroegen
of zij niet te optimistisch waren over de voleinding van de
tijd, de terugkeer van de Heer. Komt Hij vandaag nog, of wordt
het veel later? Zij zijn zeker dat de Heer komt ter voleinding
van de tijden, maar ze weten niet wanneer Hij komt. In dit
licht krijgt het evangelie
een heel andere kleur.
Wat mij vooral aanspreekt is het beeld van de rentmeester.
Ik versta dit als een verantwoordelijkheid voor wat mij is
toevertrouwd. En dat vind ik een mooie gedachte, waar ik mij
met mijn hele verstand en wezen in kan vinden. Wat is mij
toevertrouwd? De schepping, de natuur. Maar ook de mensen
die rond mij leven, waar ik verantwoordelijk voor ben, of
waar ik zorg voor draag. Een rentmeester draagt ook zorg voor
zijn meester. Een goede manager zorgt voor zijn mensen. Een
goede parlementair is iemand die zorg draagt voor zijn kiezers.
Een goede cafébaas heeft oog voor zijn klanten.
Ik begrijp
de opdracht tot rentmeesterschap als een oproep om “zorgend”
in de wereld te staan. Wat rond mij is, is NIET van mij, is
er niet voor mij, maar het is mij toevertrouwd, om er goed
voor te zorgen. Om dienend (nog zo een versleten woord!) in
het leven te staan. In verband met de natuur en het milieu
betekent rentmeesterschap ervoor te zorgen dat wat mij is
toevertrouwd “heel” wordt doorgegeven aan de generaties na
mij. Hoe ouder ik word, hoe meer ik de zin
van mijn leven daarin zie. Mijn naam zal niet opgenomen worden
in de geschiedenisboeken, maar ik tracht in deze wereld een
schakel te zijn in de gang van de generaties, ik tracht de
wereld waarin ik leef achter te laten in een betere toestand
dan ik hem heb gevonden. Dan heb ik mee gebouwd aan
het Rijk van God, en dat Rijk iets
dichter bij gebracht.
Gelovig zijn betekent dan dat ik het mijne
als niet mijn eigendom beschouw, maar als een gift die mij
is toevertrouwd. Ik ben niet de eigenaar die ermee kan doen
naar goeddunken, maar van mij wordt verwacht dat ik er goed
voor zorg (als een goede huisvader).
En ik
denk dat het begrip van rentmeesterschap één van de belangrijkste
dingen is die mij onderscheidt van de niet-gelovigen. Ik accepteer
dat ik niet het laatste ben, de enige norm der dingen. In
een vorm van nederigheid, respect aanvaarden wij wat ons gegeven
is. Wij dragen er ook goed zorg voor. Wij geven een plaats
aan God, en laten Hem zijn rol spelen. Tegelijkertijd kunnen
wij perfect bezig zijn met geavanceerde wetenschap, of met
actief economische activiteit, of met politieke activiteit.
Geloof en actief bezig zijn, sluiten elkaar in deze visie
niet uit.
Naar mijn begrip speelt de oproep van Jezus op vele vlakken.
Zoals reeds aangehaald, betekent goed rentmeesterschap dat
wij zorgen voor de natuur en het milieu. Goed rentmeesterschap
kan geen roofbouw op de aarde tolereren. Goed rentmeesterschap
kan ook geen roofbouw op mensen accepteren. Niet op de mensen
die rond mij leven, niet op de mensen van de derde en vierde
wereld. Wij zijn begaan met de armen, met de derde en vierde
wereld, niet enkel uit ethische overwegingen, maar ook vanuit
ons geloof. Omwille van de oproep van Jezus, nemen wij deel
aan de wereldgroep, schrijven wij voor Amnesty.
Naar het
voorbeeld van Jezus, betekent goed rentmeesterschap dat wij
zorgzaam omgaan met de mensen rondom ons. Niet alleen als
ze het materieel moeilijk hebben. Maar naar het voorbeeld
van Jezus worden wij opgeroepen om er te zijn voor de mensen
die het psychisch moeilijk hebben. Dat kunnen wij door een
luisterend oor, door banden die knellen te helpen losmaken.
Door zo te werken dat mensen er beter van worden. Het betekent
ruimte geven aan mensen. Het betekent het aanvechten van regels
en gewoontes, die mensen (mannen én vrouwen) onder de duim
houden, beknotten. De concrete mens voor mij komt eerst, voor
al het andere.
Rentmeesterschap betekent echter niet dat wij als makke lammetjes
alles over onze kant laten gaan. Het betekent onrecht aanklagen.
Het betekent spreken in de naam van de Heer, zelfs als dit
niet zo populair is. Rentmeesterschap betekent spreken vanuit
onze innerlijke, gelovige overtuiging. Het betekent ook dat
wij aandacht hebben voor het schone,
voor het zachte, het kwetsbare. Aandacht voor het verrassende,
dat het leven aangenaam kan maken.
Beste
mensen, zoals je kunt horen, krijgt dit stuk uit het evangelie
voor mij een heel andere kleur. Rentmeesterschap is dag en
nacht bezig en alert zijn. Niet uit angst voor een eeuwige
straf, maar uit zin voor verantwoordelijkheid. Dit idee is
sterk verbonden met mijn visie op God, die niet een strenge,
straffende controleur is, maar een dragende kracht, die oproept
tot zorg voor alles wat ons is toevertrouwd. Ik geloof dat
God die kracht is die in mensen werkt om uiteindelijk het
nieuwe Jeruzalem, het hemelse paradijs op aarde te bouwen.
Ik geloof dat, niettegenstaande alles, het toch goed zal komen.
Vanuit dit begrijpen is rentmeesterschap een opdracht voor
iedere christen, ieder met zijn eigen gaven en gebreken. Laat
iemand die goed taarten kan bakken dan taarten bakken en mensen
gelukkig maken. Laat iemand goed het verkeer kan regelen dan
het verkeer regelen. Als zij het doen vanuit een diepe zorg
om de mensen die hen nabij zijn gelukkig te maken, zijn zij
goede rentmeesters. Jezus spreekt mij persoonlijk aan vanuit
het evangelie, om met mijn sterktes en zwaktes mijn best te
doen. Niet uit angst, omdat het zo moet, maar omdat dat mij
het diepste zal vervullen.
Je dit
kunt niet doen zonder een gemeenschap om je heen. Je kan
dit niet in je eentje. Je hebt groep nodig van mensen die
je dragen, steunen en stimuleren; Die als het je wat minder
is, je opbeuren met hun geloof in de zaak. Die hun zorg naar
jou overbrengen. Rentmeesterschap zal het beste gedijen in
een gemeenschap van mensen die elkaar willen steunen en ook
steun aannemen van mekaar. Een gemeenschap
met geloof in de zaak.
Ik geloof dat Filosofenfontein zo een gemeenschap is. Ook
hier komen mensen samen die zich laten aanspreken, die elkaar
aanspreken en bemoedigen. Die hun geloof uitspreken in de
zondagse viering, en dan proberen dit te beleven gedurende
de week. Hopelijk als goede rentmeesters. In deze gemeenschap
leeft de zorg voor de natuur (hoe kan het anders in dit mooie
kader?), leeft de zorg voor de zwakkere, worden soms harde
woorden gesproken, leeft de liefde voor het mooie, de kunst.
Ik vind hier een plaats waar het rentmeesterschap zoals ik
het beschreven heb gedijt, en waar ik me goed voel.
En dan
keer ik terug naar het begin van de viering. Wat wij hier
vinden op de Filosofenfontein, is gebouwd op de inspiratie
van Dominicus. Ik denk dat Dominicus
en zijn volgelingen tot op vandaag de oproep tot rentmeesterschap
op een meesterlijke manier hebben ingevuld. Zij zijn actief
in de maatschappij, en schuwen het debat niet. Dominicus was de eerste die het wetenschappelijke werk volledig
betrok in zijn religieuze gemeenschap. Dominicanen houden
van het mooie en de kunst, van de studie, en zij hebben steeds
een cultuur bewaard van het zendeling zijn, de zorg voor de verre medemens, vanuit
de inspiratie van het evangelie.
Ik denk
dat wij op dit feest van Dominicus
dankbaar kunnen zijn, dankbaar voor de volgelingen van Dominicus,
die vanuit zijn inspiratie en hun rentmeesterschap deze gemeenschap
hebben gestimuleerd. Die ons hebben samengebracht om onze
rol als rentmeester te spelen, omdat wij allen geloven in
Jezus en in de belofte van de Heer, dat wij op een dag een
nieuwe aarde zullen zien. Dat geloven wij. En daar willen
we aan werken, ieder met onze eigen aard en inzet, als goede
rentmeesters. Dit zingen wij als slot
van de woorddienst in lied 502.
Lied
nr. 502: “Om te zien een nieuwe aarde”
Groot
Dankgebed
Tot U verheffen wij ons hart,
tot U, allerhoogste heilige God,
Wij brengen U dank, aanvaard onze woorden,
wil ons bewaren, hoor ons gebed.
Gij die komt bevrijden,
die ruimte maakt voor mensen,
die ons de aarde in handen hebt gegeven,
die ons geschapen hebt, vrouw en man,
mens en mens, schouder aan schouder,
om te leven in zorg en moeite,
in leed en liefde naar U toe.
Gezegend zijt Gij, de God van
de machten,
en gezegend die komt in uw Naam,
Jezus Messias, uw zoon in deze wereld,
die onze herder is tot in de dood,
die ons voorgaat, van dag tot dag,
opdat wij doen wat hij gedaan heeft,
opdat wij nieuwe mensen worden,
brood en vrede voor elkaar.
Wij danken U omwille van hem,
die (...)
(instellingswoorden)
(...)
Daarom zijn wij, door U geroepen
en door uw evangelie geraakt,
tot hier gekomen, Heer onze God.
Daarom stellen wij dit teken
van ons geloof,
verkondigen wij zijn dood
totdat hij komt,
getuigen van zijn leven;
dat hij is opgewekt door U,
eerstgeborene, nieuwe schepping,
in U verheerlijkt, in U verborgen.
Laat ons nu delen in zijn leven,
zend uw Geest over ons uit,
houd ons gaande, geef ons hoop,
laat het toch zichtbaar zijn in uw gemeente,
dat Gij geen God van doden zijn,
en beschaam ons vertrouwen niet,
wees geloofwaardig, geef ons de vrede.
Door Jezus Messias, met hem en in hem,
zijn wij uw mensen, zijt Gij onze
vader,
nu en in eeuwige dagen.
(Uit: Gebeden en Psalmen, H. Oosterhuis)
Onze
Vader
Muziek
bij communie
Slotgebed
Gij noemt geen
vrede
Wat wij vrede noemen.
Gij berust niet in ons kwaad.
Gij brengt vuur op aarde
En het zwaard van de beslissing.
Laat ons geen valse vrede zoeken.
Laat ons niet zwijgen uit zelfbehoud.
En niet buigen voor geweld.
Maar onze stem verheffen
Voor verontrechten en misdeelden.
Leer ons hongeren en dorsten en zoeken
Naar de gerechtigheid:
Uw vrede op aarde
Voor alle mensen.
(Frans Cromphout)
Slotlied:Nr.
191: "Ik zal er zijn"
|