12 september 2004 : 24e zondag
Laten we feest vieren, want Hij was dood
en Hij is terug levend (Lucas, 15:1-32)
Gerlinde Doyen
Intredelied:
Inleiding
Toen Nelson Mandela na
27 jaar gevangenis vrijkwam, is deze man samen met hen die
hem zo lang hebben vastgehouden gaan samen zitten om te werken
aan de democratisering van zijn land Zuid-Afrika. Hij heeft
zich niet verbitterd teruggetrokken, heeft geen wraak willen
nemen, maar heeft in tegendeel handjes geschud en gezellige
babbeltjes geslagen met onder andere de echtgenotes van vooraanstaande
apartheidskoppen. Tijdens zijn gevangenschap had een deel
van het verzet zich geradicaliseerd. Deze zwarten namen hem
deze softe houding kwalijk. Zij zeiden dat hij een verrader
was, naar de macht dong, omgekocht was. En toch is het dankzij
de houding van deze ene man dit Zuid-Afrika is kunnen overgaan
van een apartheidsregime naar een redelijk democratisch regime.
Deze houding van Nelson Mandela lijkt op die van Jezus in
het Evangelie van vandaag. Jezus krijgt van de omstaande Farizeeën
en schriftgeleerden het verwijt dat hij de tafel deelt en
feest met tollenaars, dit wil zeggen afpersers en bedriegers,
en met zondaars zoals prostituees, dieven en overspelige vrouwen.
Jezus verdedigt zich naar de Farizeeën en tolleraars toe met
drie parabels over verliezen en terugvinden. Het is niet alleen
een verdediging, het is meteen een oproep naar deze gerespecteerde
joden toe om hun houding te veranderen.
Lied:
Gebed (naar psalm 119:
89-112)
Uw
woord omvat mijn leven en tilt het aan het licht.
Hebt Gij zo door uw spreken niet alles opgericht?
Uw woord zet mij op vaste grond
en vult met louter leven de woorden in mijn mond.
Op U laat ik mij voorstaan, ik ben aan U gehecht.
Waar Gij betrouwbaar voorgaat, ontvouwt zich weer een weg.
De paden die ik zelf bedacht, zijn doelloos doodgelopen.
Zij voerden in de nacht.
Uw woorden te herhalen is honing in mijn: mond.
Mij raakt niet meer het smalen dat ik mij aan U bond.
Ik weet dat zwerven bitter smaakt, maar heel mijn zoekend
leven--
Gij hebt het zoet gemaakt.
God, laat mij nooit verliezen, de vreugde om uw woord,
de moed mijn weg te kiezen, waar ik uw voetstap hoor.
En overtuig mij dag aan dag dat Gij mij hebt geroepen,
Ja, dat ik leven mag.
Evangelie: Lucas 15:
1-32
Homilie
Jezus is omringd door tollenaars en prostituees wanneer de
Farizeeërs en schriftgeleerden staan te grommelen dat Jezus
met deze zondaars omgaat en zelfs aan tafel zit. Farizeeën
en schriftgeleerden waren de correcte joden die zeer precies
de wetten respecteerden en de regeltjes volgden. Het delen
van de tafel met zondaars was uit den boze. Het samen eten
was in die tijd nog meer dan bij ons een symbolische daad
van vriendschappelijkheid en verbondenheid. Het was meteen
ook hét teken dat er iets gevierd werd.
Om deze Farizeeën en schriftgeleerden een antwoord te geven
op hun verwijt, vertelt hij hun drie parabels. Telkens gaat
het om verliezen en terugvinden en het feest dat hierbij gepaard
gaat.
De eerste parabel gaat over de herder en het verloren schaap.
De herder verlaat zijn hele kudde van 99 schapen om het afgedwaalde
schaap te redden. Zodra het terug is, roept de herder zijn
vrienden en buren bij elkaar om het terugvinden te vieren.
Jezus geeft meteen ook woord en uitleg bij deze korte parabel:
In de hemel zal er meer vreugde zijn over één zondaar die
zich bekeert dan over 99 personen die geen bekering nodig
hebben.
In de tweede parabel voert Jezus een arme weduwe ten tonele.
Volgens commentatoren is het niet toevallig dat de evangelist
Lucas een vrouw als hoofdrol van een van de parabels neemt.
In die tijd was een bijeenkomst van enkele gezellig kletsende
en etende vrouwen een nietszeggend tafereel, te onbelangrijk
om te vermelden. Toch neemt Lucas juist deze scène om aan
te tonen hoe iemand moeite doet om het verlorene terug te
vinden en bij het vinden haar vriendinnen uitnodigt om dit
te vieren. De arme weduwe wordt geprezen.
De derde en meest uitgewerkte parabel is die van de verloren
zoon. In de tijdsgeest van de bijbel breekt de jongste zoon
radicaal door zijn deel van de erfenis op te vragen. Het deel
van het landgoed opeisen terwijl de vader nog leefde was ongepast.
Dit deel opvragen in baar geld was nog meer shockerend en
eigenlijk een teken dat hij brak met zijn familie. In de parabel
tonen nog enkele elementen aan dat het echt van kwaad naar
erger gaat: de zoon van een rijke landeigenaar gaat werken
als dagloner voor anderen. Bovendien wordt hij varkenshoeder
en zou hij zelf uit hun trog willen eten. Voor de joden is
het varken een onrein dier. Hij heeft gebroken met zijn familie
en heeft deze bovendien ten schande gemaakt door de manier
waarop hij zijn geld verbrast heeft.
Deze kwesties van respect voor de familie en eer hebben bij
ons aan gevoeligheid ingeboet. Als hier kinderen hun ouders
uitschelden spreekt men over puberteit. In andere landen is
dit familiegevoel en respect voor de ouders nog veel sterker.
Sugar vertelde me dat een jonge gast in zijn geboortedorp
een vreselijk moeilijk karakter had, zijn ouders uitschold
en zijn moeder sloeg. Op een bepaald moment hadden zijn ouders
er genoeg van: in het gezelschap van vrienden en familie ontblootte
de moeder haar borst en spuwde erop. Dit is een zeer uitzonderlijk
en veelzeggend gebaar dat de moeder haar zoon ontkent als
haar kind. Het kind dat zij de borst heeft gegeven is niet
meer waardig haar kind te zijn. Vanaf dit moment werd deze
jonge man volledig genegeerd zowel op school als in het café
als elders. Hij was nergens meer welkom want hij had zijn
ouders en zijn familie oneer aangedaan. De man is verhuisd,
heeft geprobeerd iets van zijn leven te maken maar is na enkele
jaren teruggekomen om vergeving te vragen. Daarna werden de
familierelaties hersteld.
In de parabel moeten we ons ongeveer dezelfde schande voorstellen.
En toch is het volgens het verhaal de vader die zich weinig
van de omstanders aantrekt door als rijke oude landheer zelf
op zijn schandelijke zoon af te lopen en deze te omarmen en
te kussen. Zonder dat deze zoon veel kan zeggen, herstelt
de vader hem in ere door hem het beste kleed te laten aandoen
en een ring aan zijn vinger te schuiven.
Terwijl dus de familie en buren logischerwijze deze zoon een
minder enthousiast onthaal zouden geven, trekt de vader zich
daar niets van aan. Integendeel: hij draagt op om het gemeste
kalf te slachten, wat volgens de commentatoren erop wijst
dat hij de hele buurt uitnodigt om mee te komen feesten.
De oudste zoon reageert op een veel rationelere wijze. Hoe
is het mogelijk dat zijn Vader deze schandelijke zoon op een
betere manier behandelt dan hem, de correcte, eervolle zoon?
Net zoals de herder zijn kudde schapen achterliet voor het
ene afgedwaalde schaap en de vrouw gelukkig was bij het vinden
van haar verloren drachme, wil de Vader nu feestvieren omdat
zijn zoon die dood was, terug levend is. De oudste zoon weigert
mee aan tafel te gaan en dus de familierelaties terug te normaliseren.
De vader benadrukt dat de terugkomst van zijn broer reden
is om te feesten omdat hij dood was en terug levend is geworden.
Net zoals de Farizeeën niet mee willen vieren als Jezus aan
tafel gaat met tollenaars en zondaars die zijn weg willen
bewandelen, wil de oudste zoon niet aan tafel gaan als zijn
jongste broer is teruggekeerd.
Wat betekenen deze parabels voor ons vandaag? We kunnen ons
plaatsen in de huid van zowel de Farizeeën, de Vader, de jongste
zoon als de oudste zoon.
Ten eerste is er de oproep naar onze houding als Farizeeën.
We vinden dat we wel OK bezig zijn. We laten hier en daar
wel eens een steekje vallen en kijken op naar mensen die zich
helemaal opofferen. Maar we hebben vooral kritiek op de anderen,
zij die losbandig leven, de jonge gasten die met veel boenkmuziek
langskomen, zij die dronken achter het stuur kruipen. Of zij
die op grote schepen voor onze kust verantwoordelijk zijn
voor olielozingen, grote belastingfraudeurs. Aanhangers van
extreem rechts. Of zelfs mensensmokkelaars, pooiers. Jezus
roept op om ons nooit te goed te voelen om deze mensen aan
te spreken, hen proberen terug op het juiste spoor te brengen.
En dit niet met een verwijzend vingertje, maar met een luisterend
oor, met advies. In je eigen vrienden- en kennissenkring blijven
geeft een goed gevoel. Je wordt niet teveel geconfronteerd
met andere meningen, je moet niet argumenteren waarom je dit
of dat principe aanhoudt, want de anderen hebben dezelfde
principes.
De oudste zoon ten tweede plaatst zich in een onderdanige
positie ten opzichte van zijn vader. Wat hij doet, doet hij
omdat zijn Vader het wil. Wat hij niet doet, doet hij niet,
omdat het niet mag van zijn Vader. Als we ons zo opstellen,
hebben we steeds een excuus om een bepaalde radicale keuze
niet te maken. Een misschien nogal dom voorbeeld: bij de renovatie
van ons nieuwe gebouw op het werk, vroegen we vanuit onze
sector duurzame ontwikkeling rekening te houden met milieuaspecten
en zuinig energieverbruik zoals dubbel glas. De leidinggevenden
schoven de verantwoordelijkheid van zich af door te zeggen
dat ons instituut gebouwen in gebruik krijgt van de universiteit
en deze ertegen was. Dus is er een prachtige lichtzuil van
glas gekomen, maar is er geen geld voor dubbel glas noch voor
andere milieuvriendelijke maatregelen.
De jongste zoon ten derde heeft gekozen voor zijn vrijheid.
De commentatoren spreken van 'liberté créatrice'. Je
moet vrijheid krijgen en nemen om radicaal voor God te kunnen
kiezen. Soms loopt het dan fout, zoals bij de jongste zoon
die zijn vrijheid misbruikt heeft. Maar door zijn foute keuzes
komt hij helemaal in de goot terecht. In de tekst wordt meerdere
keren herhaald: hij was dood en is terug levend. Op andere
plaatsen in de bijbel lezen we: het graan moet sterven om
leven te geven. In de destructie, de totale verkommering en
vernedering ontdekt een persoon zijn identiteit. Op dat moment
is hij klaar voor een totale overgave. De overgave van de
oudste zoon lijkt eerder berekend: hij is ijverig, streng.
Maar er is geen warmte in hem te bespeuren, geen ruimte voor
liefde, voor vriendschap en feesten.
De Vader heeft zijn jongste zoon dus vrijheid gegeven. Wanneer
deze faalt maar in zijn verkommering tot de kern van het leven
komt, onthaalt zijn Vader hem niet met de zin: 'Ziet ge wel,
mislukkeling!' In plaats van het mes nog wat dieper in de
wonde te steken, behandelt hij hem meteen als een eervolle
zoon.
De parabel is dus meteen ook een oproep om te zijn als de
Vader. Een Vader die de vrijheid geeft om de eigen identiteit
te ontdekken, maar ook de vrijheid om fouten te begaan en
zelfs de familie tot schande te maken. Een warme, hartelijke
en vergevingsgezinde Vader.
Lied
Offerande
Canon:
Onze Vader (nr. 171)
Communie: CD
Gebed (gedicht rond de Verloren Zoon)
Slotlied
|