------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




28 november 2004: Eerste zondag van de advent

Wat geven wij door aan onze kinderen? (deel 1)

Pater Marcel Braekers

Openingslied nr. 218, 1-4

Openingsritueel:

De oudste kapelbezoeker komt licht nemen aan de eerste brandende kaars van de Adventskrans en geeft dit licht door aan de kinderen die vervolgens hun kaarsje bij de Adventskrans zetten.

Inleiding

Aan de oudste kapelbezoekster heb ik gevraagd om het licht aan de kinderen door te geven. Het is een symbolisch gebaar waarmee ik de vraag wil oproepen wat wij aan de volgende generaties van licht doorgeven.

De Advent wordt altijd omschreven als een periode van verwachting en hoop. In de donkerste tijd van het jaar steken we een kaars aan als teken van hoop op een nieuw seizoen vol licht en warmte. Maar het gebaar groeit ook uit tot een vraag: wat maakt ons hoopvol ook op een ogenblik dat ver en dichtbij geweld de samenleving aantast? Wat blijft er overeind van de waarden, de schoonheid, de ontroering, de tederheid die ons gaande houden? Hoe kunnen wij dit als een zwak maar kostbaar lichtpuntje doorgeven aan wie na ons komen?

De Advent zou je ook kunnen omschrijven als een messiaanse tijd, want we zien uit naar de geboorte van de Messias in de Kerstnacht. Jezus was en blijft voor ons de messias bij uitstek. Maar is Hij de enige? Pius Drijvers schrijft in zijn boek '‘Op zoek naar de Alef'’

Niet alleen Israël is een messiaans volk; iedere mens kan messias zijn, genezing en eenwording bewerken. Iedere gelovige wordt opgeroepen tot een verbondenheid die het heil voor heel de mensheid betekent.” (p.46)

Vandaar ook de zin die ik als een toeroepen in heel deze Advent zou willen voorstellen: “Jij bent een messias als je recht doet.” Anders gezegd: wanneer je iets van genezing en eenwording doorgeeft en het in je eigen leven voor een stukje tracht te realiseren ben je een Messias.

Zo keer ik terug naar mijn vraag: wat geven wij door aan volgende generaties?

Misschien is het niet zo belangrijk dat we hun materiële welstand doorgeven, dat ze een mooie startsom krijgen als ze het huis verlaten, maar dat ze iets van messiaanse hoop meekrijgen waardoor ze een onuitroeibaar optimisme meedragen.

In de loop van de volgende zondagen gaan we daar verder bij mijmeren, ons laten aanspreken door allerlei profetische teksten die precies dat messiaanse in elke volksgenoot wilden wakker houden. Om uiteindelijk in de Kerstnacht de vraag om te keren: hoe geven de kinderen aan ons licht, hoe zijn zij voor ons hoop? Heel in bijzonder: hoe geeft dat ene, uitzonderlijke kind een licht door dat reeds 21 eeuwen ons voorstuwt?

Lied nr. 218, 4-5: Uit uw verborgenheid hebt Gij ons aangesproken

Gebed(en een bijzonder gebed voor Jan Vanderstraeten)

Inleiding op de lezing

De profeet Jesaja is in gebed verzonken zittend in het heilige van de tempel. Daar ziet hij hoe van alle kanten pelgrims de heuvel beklimmen om er te bidden en eer aan God te brengen. Plots ziet hij als in vervoering hoe de eindtijd zou kunnen zijn: de utopie dat alle volkeren, gedragen door hun geloof, alle agressie afleggen, van hun zwaarden ploegscharen maken en gedreven door respect voor elkaars eigenheid vrede doorgeven.

Jesaja 2,1-5

Lied nr. 521

Paulus aan de christenen van Rome: 13,11 – 14

Homilie

Zo luidt het tweede vers van het boek Genesis:

“De aarde is woest en vormloos geweest,
met duisternis op het aanschijn van de oervloed –
maar adem van God reeds
wervelend over het aanschijn van het water
.” (Gen.1,2)

De rabbijnen begrijpen dit vers als een aanwijzing dat de messias al bestond voor de schepping aanving, want, zo zeggen ze, de adem van God, de roeah van de Messias, zweefde reeds boven de oerwateren. Voor ons is dat een wat vreemde uitleg, maar niet zo voor de joodse verklaarders. Zij zijn zo vol van de messiaanse droom dat zij alle teksten van de Tora, de profeten en wijsheidsboeken in die richting lezen ook al staat het woord ‘Messias’ er niet. Dus de belofte aan Abraham is messiaans, want daarin wordt heil belooft aan heel de mensheid. Het is ontroerend en sterk als je bedenkt hoeveel kracht hun geloof uitstraalt, gedragen door die hoop op de voltooiing van de schepping. Alles is voor hen doordrongen van messiaanse verwachting. P. Drijvers schrijft:

“Die verwachting gaat niet uit naar één messiaanse figuur, maar richt zich op alle momenten, situaties en personen die leven en zegen te zien geven…  Overal waar gerechtigheid en sjaloom zich vestigen, groeit het messiaanse rijk. Overal waar menselijkheid en eenwording ontstaan, komt het messiaanse rijk aan het licht… Heel de Tora is vol van de messiaanse droom; ze laat zien hoe Gods verlangen hier en daar verwezenlijkt wordt; ze wekken de hoop die ons gaande kan houden, en die ons in staat stelt, de verantwoordelijkheid voor de schepping en de geschiedenis op ons te nemen. Elk uitzicht op leven, gerechtigheid en liefde is een messiaans teken.” (p. 43-44)

Kan deze houding ook niet voor ons inspirerend zijn zodat we de teksten weer gaan lezen als een utopie die ons draagt in wat we nu doen en voor elkaar willen zijn. Alle teksten van de profeten over een komende Messias krijgen nieuwe kracht als je ze leest niet enkel maar voor één figuur die ooit heeft geleefd, maar als bestemd voor ons hier en nu. We lezen de bijbel veel te veel als een geschiedenisboek dat verhaalt wat ooit is gebeurd en als herinnering nawerkt. Neen, hier en nu willen de teksten ons troosten en hoop geven om zo in alle kleine, dagelijkse tekenen van liefde en grootmoedigheid een teken te zien dat de messiaanse tijd staat te gebeuren.

Daarmee raken we aan een ander aspect van het bijbelse messianisme: in ieder mens kan de Messias verschijnen, maar de gerechtigheid door hem gerealiseerd is nooit af. Zij is altijd komende, niemand kan ze zich toeëigenen. Gerechtigheid is aanwezig in haar afwezigheid. Zij is een aanhoudende roep om het heden in vraag te stellen. Dat eeuwige appèl moeten we aan ons laten gebeuren zeker in deze tijd van Advent.

In die context wil ik de vraag hernemen van de inleiding: wat geven wij aan de volgende generaties door? Ze krijgen van ons een wereld die er zeker heel anders uitziet dan wat wij van onze voorouders ontvingen. Een verdeelde wereld, een maatschappij vol tegenstellingen, veel welstand, maar ook een milieu dat kreunt onder het uitzuigende geweld, de mensheid die binnen twintig dertig jaar het dubbel van de huidige energie wil verbruiken, enz. Wat geven we door? Misschien is het veel belangrijker dan welstand dat onze kinderen gevoel krijgen voor rechtvaardigheid, dat wij ze tonen dat in een wereld van vluchtigheid relaties wel hecht en betrouwbaar kunnen zijn, dat het belangrijk is te denken aan meer dan enkel eigen veiligheid. Ik vind het veel belangrijker dan alle materiële welstand dat wij hun een gevoel voor het oneindige geven, een gevoel voor schoonheid. En hoe tonen wij aan hen in ons concrete leven dat er een God is, enig en persoonlijk voor ieder van ons en voor heel de aarde.

Misschien is dat de beste garantie voor een waardevolle toekomst en moeten we  in deze Adventstijd bij deze vragen blijven stilstaan. De Messias komt in die éne uniek figuur, Jezus, de zoon van Maria en Jozef. Maar hij komt in ieder die iets van de messiaanse droom realiseert in dit alledaagse leven.

Groot dankgebed

Na de communie : lied nr. 212:

Slotgebed: wereldgroep

Een Zuid-Amerikaans lied

Uit de dorpen en de steden
Zijn wij onderweg naar U
Uit de dalen en de bergen
Zijn wij onderweg naar U
Met de lijdende broeders en zusters
Zijn wij onderweg naar U
Met de lachende kinderen
Zijn wij onderweg naar U
Als bouwers van de vrede
Zijn wij onderweg naar U
Als boden van de gerechtigheid
Zijn wij onderweg naar U
Als getuigen van uw liefde
Zijn wij onderweg naar U
Als leden van uw kerk
Zijn wij onderweg naar U
Als wij het brood delen
Zijn wij onderweg naar U
Als wij de zwakken ondersteunen
Zijn wij onderweg naar U
Als wij voor de vervolgden bidden
Zijn wij onderweg naar U
Als wij de heilige maaltijd vieren
Zijt Gij bij uw volk.                

Uit de profetieën van Jesaja

Maar opschieten zal een twijg uit de tronk van Jesse,
Een scheut uit zijn wortels zal bloeien.
Rusten zal op hem de geest van de Ene,
Een geest van wijsheid en verstand,
Een geest van beraad en sterkte,
Een geest van kennis en ontzag voor de Ene.
Zijn geestdrift zal gelden het ontzag voor de Ene,
Niet naar wat zijn ogen zien zal hij rechtspreken
en niet naar wat zijn oren horen zal hij vonnissen.
Geringen zal hij richten met gerechtigheid,
in oprechtheid zal hij vonnis vellen voor de ellendigen op aarde.

 

------