------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




30 januari 2005

De bergrede

Chris Gelaude

Opening van de dienst : Lied nr. 129: Heer ontferm U over ons

Bidden wij over dit huis van samenkomst :
dat er ademruimte is voor al wie zoekt, voor ieder kind ;
dat we elkander geduld en mededogen leren ;
dat het wereldhart hier voelbaar wordt.

Allen : Heer, ontferm U over ons x 3

Bidden we over de woorden die hier gesproken worden :
dat ze inzicht geven en verlichting brengen ;
dat ze aanraken wat mensen bezig houdt ;
dat ze oproepen tot geestdrift en tot onbevangenheid.

Allen : Heer, ontferm U over ons x 3

Bidden we over de mensheid die hoopt en wanhoopt :
dat mensen elkaars noden, elkaars vragen niet ontwijken ;
dat er ook vandaag profeten zijn die ons de ogen openen ;
dat wij overal ter wereld tekenen zien van Gods aanwezigheid.

Openingsgebed

God,
als het voorjaarslicht
dat onweerstaanbaar doorbreekt
komt Gij mensen
uit uw verte tegemoet.
Doordring ons en omgeef ons.
Wees als het vogellied
dat helder in de bomen klimt.
Wees in de ochtendlijke stilte
waarmee elke dag begint.
Bekleedt ons met uw
lichtheid en uw schoonheid.
En spreek uw woord
dat in de diepzee
van een mensenziel bezinkt.
Gij, moederlijk levengevende.
Gij, vaderlijk getrouwe  

Inleidende duiding

In de openingsrede voor zijn tweede ambtstermijn, een goede week geleden, kondigde George W. Bush de verlenging aan van zijn beproefde strategie, waarmee hij zich opnieuw profileerde als hoeder van de wereld. Zijn hele rede was onderbouwd met duurzame idealen. Op bijna profetische wijze sprak hij over ‘een vuur van vrijheid dat is aangestoken in het hoofd van mensen’, over een roeping van onze tijd en over onvervreemdbare mensenrechten. Daaraan  toegevoegd werd dat deze zaken niet zijn veilig te stellen zonder ‘strijd’. Er moet een permanente strijd gevoerd worden tegen het kwaad, tegen de tirannie in deze wereld.  Al noemde hij wapens – voor deze gelegenheid – eens niet het eerste en belangrijkste verweer.

Straks horen we een lezing uit de bergrede, die eveneens een openingsrede is.
Maar dan één die haaks staat op elke strategie, waarvan zelfgenoegzaamheid en macht en overwicht het resultaat worden. In de bergrede worden ons een aantal niet te omzeilen principes aangereikt voor een christelijke tegencultuur. Niet een vrijheidscultuur als voorwendsel tot overheersing, maar een tegencultuur die niets anders wil dan mensen, wie of wat dan ook, leven geven.

Het vuur dat Jezus in de bergrede wil aansteken in het hoofd van mensen is er vooral één van onrust. Heilige onrust, waardoor we onszelf en elkaar telkens opnieuw bevragen over recht en onrecht in de wereld. Om uiteindelijk de utopie van het geluk, die staat voor het rijk Gods, te koesteren en door te geven.We luisteren om te beginnen naar profetische en vertroostende woorden uit het boek Sefanja, voor wie in nederigheid en eenvoud recht doet.

Lezing: Sefanja 2,3 en 3,11-13

Tussenzang: lied nr. 628: Voor mensen die naamloos

Duiding

De bergrede is de belangrijkste van Jezus’ redevoeringen, die in het evangelie van Mattheus werden opgenomen. Het begint als een gedicht, met woorden die spreken tot het hart. En toch is het een regelrechte aanvechting van wat de schriftgeleerden en farizeeën van de mozaïsche wet gemaakt hebben.

Jezus doorbreekt het heersende Joodse denken. Weliswaar niet op een manier die de wet afzwakt, maar door er veel hogere normen aan te verbinden. Wat was uitgerafeld tot regels en voorschriften wordt hier verdicht tot een krachtig en onafwendbaar gebod van liefde. Dat is de messiaanse versie van de wet van het Verbond. Alleen in een gebod van liefde kan Gods diepste wil tot uitdrukking komen.

De bergrede ondergraaft dan ook elke strategie en elke ideologie. Alleen de zuivere motieven van het hart zijn van betekenis. En de taal die gehanteerd wordt is een even bemoedigende als onverdedigbare taal, in alle opzichten verschillend van de taal van zakelijke, politieke personen. De messiaanse wet is nooit te vatten in harde woorden, enkel in zachte waarden die leiden tot een duurzaam verbond. Waarden die altijd even tegemoetkomend als verbindend zijn.

In dat opzicht opent de eerste zaligspreking ‘Zalig de armen van geest’ de poort tot de andere zaligsprekingen en voor wat daarop volgt. Maar wat is ‘arm van geest’ ? Het Hebreeuwse woord hiervoor, verwijst zowel naar materiële armoede, als naar een levenshouding waardoor mensen zich buigen voor God. Een houding van deemoed. Tegelijk heeft het ook de betekenis van ‘zachtmoedig’. Deemoed en zachtmoedigheid, twee vormen van moed die lang niet meer het kenmerk zijn van onze samenleving en die je niet bewijst met machtsvertoon of door weg te dromen in eigen prestaties. Twee vormen van moed ook die elkaar oproepen.

Zachtmoedigheid staat hoedanook regelrecht tegenover het verharden in de zogenaamde dagelijkse realiteit, in berekende standpunten en zekerheden. Waaronder ook apathie en dooddoeners als : ‘Wat doe je eraan? Zo zit de wereld in elkaar’.

Zachtmoedigheid kan niet anders dan gepaard gaan met bewogenheid, met het steeds opnieuw kwetsbaar durven zijn in anderen. Ze is vaak een eigenschap van mensen die een soort ontlediging hebben doorgemaakt, waardoor ze hun eigen onmacht erkennen en aanvaarden en juist van daaruit anderen tegemoet gaan. M.a.w. mensen die met lege handen durven staan.

Wat dat betekent ervaar je het diepst wanneer je bijvoorbeeld zelf met lijden geconfronteerd wordt. Er zijn mensen die je willen bijstaan met raadgevingen en bedenkingen. Er zijn er die goedbedoeld willen ingrijpen. Er zijn er die antwoorden willen geven en anderen zelfs die a.h.w. de troost voor je op zak hebben. Maar er zijn er bitter weinig die het opbrengen om mee in de leegte te staan. En toch is dat het meest heilzame wat je dan kan overkomen. Iemand die de ontlediging deelt, die zich even arm weet aan middelen en aan woorden en toch nabij blijft. Zulke kwetsbaarheid vraagt veel meer moed dan de sterke uithangen. Want misschien zit daar wel het probleem, dat we zo zelfredzaam en eigenmachtig geworden zijn. Dat we zoveel middelen hebben om ons uit de slag te trekken. Eventueel ook redeneringen ontwikkeld hebben die ons een soort immuniteit bezorgen.

In de film Shadowlands wordt dat mooi getekend. Het verhaal speelt zich af in het professorenmilieu van Oxford. Het hoofdpersonage is een wat oudere, gemoedelijke man, maar wel erg zelfverzekerd. Hij pakt er graag mee uit dat niets of niemand hem voor schut zet. Hij heeft op alles een antwoord. Op die manier toont hij zich volkomen ongenaakbaar. Eén van zijn favoriete onderwerpen als spreker is ‘het lijden’. ‘Het lijden is Gods megafoon waarmee Hij een dove wereld wil wakker schudden’ is een stelling waarmee hij zich wapent. Het is een soort verweer tegen het verdriet dat hij als kind gekend heeft. Maar wanneer lijden en verlies hem opnieuw in het nauw drijven, voelt hij zich voor een bijzonder moeilijke keuze geplaatst. Vluchten in die ongenaakbaarheid van rationaliteit en van cynisme. Of de pijnlijke leegte ingaan en zich daaraan durven toevertrouwen. Uiteindelijk is het het verdriet en de weerloosheid van het kind waarvoor hij dan moet zorgen , die hem tot dat grote loslaten bewegen. En alle redeneringen waarin hij zich zo veilig voelde vallen weg.
Ik heb niets meer te zeggen’ verklaart hij. ‘Ik heb enkel het leven dat ik geleefd heb. En het lijden bederft dat leven niet, het maakt het echt. Juist door mijn verdriet nu, kan ook lijden deel uitmaken van het geluk dat ik gekend heb.’

Dat grote loslaten, het valt zo moeilijk het te leren. Tenzij omstandigheden er ons bijna toe dwingen. En dan nog. Er is moed nodig om kwetsbaarheid toe te laten. Er is moed nodig om groter te worden dan je eigen kunnen. Maar eenmaal zover, kankwetsbaarheid omgebogen worden tot kracht. Er zijn mensen die daarvan getuigen. Lichtmensen zou je ze kunnen noemen, hoewel ze zelf juist niet in het licht gaan staan, maar de dingen naamloos doen. Dikwijls zonder woorden. De kracht van zo’n mensen groeit uit het besef dat ze alles wat ze in handen hebben, slechts in leen hebben, gekregen om het uit te stralen en het zo telkens opnieuw  door te geven.

Zulke armoede van geest is nodig om zout van de aarde te worden. Zulke transparantie, om het leven zo te leven dat het een draaglijke lichtheid krijgt en een lichtende betekenis voor anderen. Is het niet eerder vanuit een diepe ontlediging, dan vanuit een grote voldaanheid dat we tot die transparantie kunnen komen? Geen transparantie die de eigen kracht miskent. Maar een transparantie van niet meer geknecht zijn door angst en schijn, niet meer bezeten door anderen, niet meer onteigend. Jezelf tot zo’n eenvoud herleiden, dat onbevangenheid en geestdrift alle doen en laten kan doordringen.

Misschien is het een utopie. Maar de utopie maakt het ons mogelijk soms even te zijn wat we verlangen. En precies dat verlangen is ons innerlijke licht.

Ter bezinning beluisteren we :

Wek mijn zachtheid weer.
Geef mij terug
de ogen van een kind.

Dat ik zie wat is.
En mij toevertrouw.
En het licht niet haat.
            (H. Oosterhuis)

Geloofsbelijdenis (te lezen door een kind)

We geloven in de God die niet veraf is,
die het leven van de wereld deelt,
die de hoop van mensen tot de zijne maakt
en de pijnen van de wereld voelt.

We geloven in de God die zich verenigt
met wie arm is en onderdrukt,
met wie snakt naar echt geloof,
en wie smeekt om medestanders.

We geloven in de God die kwetsbaar is
en pijn lijdt om zijn volk,
maar die een verbond met hen sluit
dat onbreekbaar blijft en sterk.

Offerande: Muziek

Grote Dankgebed: met akklamatie: Moge ons voorwaar verschijnen (nr. 317)

Communie: Muziek

Communielied: nr. 648: Zaligsprekingen

Bezinning na de Communie

Transparantie.
Heeft niets te maken met jezelf wegcijferen.
Integendeel, je moet op een of andere manier
met jezelf in het reine komen,
jezelf genoeg laten wrijven tot je rein bent
en de hele schepping door jou kan trekken,
versterkt door jouw liefde,
aangeraakt door jouw dankbaarheid.
Je moet maar goed kijken en het laten gebeuren.
Zoals je een kind krijgt en de liefde erbij,
zo moet je jezelf krijgen, op zo’n manier
dat je jezelf weer even snel los kunt laten.
Leer het van je adem.
Leer het van die vader die geen moment aan zichzelf denkt.
Leer het van de sportman die zijn lichaam de vrije loop laat.
Leer het van een boom, zoals hij nooit te laat komt.
Leer het van je ogen: laat ze kijken, voortdurend kijken,
tot ze alles zien, want alles wordt hen gegeven.
Leer het van het licht, dat een hele wereld heeft geschapen.
Leer het van jezelf, en groter worden is er niet.

                        (Uit Guido Vanhercke, De Aanraking,)

------