------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




3 april 2005: 1e zondag na Pasen

De ongelovige Thomas

Hilde Boers

Intredelied : “De Heer is waarlijk opgestaan” (508)

"De Heer is waarlijk opgestaan" is de kern van ons geloof, het fundament waar alle andere bouwstenen van ons geloof op steunen ... en toch... het is ook het meest omstreden onderwerp en geeft aanleiding tot de meest groteske interpretaties. Wat verstaan wij onder "de Heer is waarlijk opgestaan"? Vandaag lezen we het overbekende Evangelie over de ongelovige Thomas. Het is zelfs een begrip geworden in ons taalgebruik. Een echte ongelovige Thomas! En dat geldt meestal niet als compliment. Door de eeuwen heen werd Thomas gezien als de scepticus, eerst zien en dan geloven, de tegenhanger van naïviteit, overgave en vertrouwen. Maar in filosofenfontein geeft men steeds kans aan een controversieel standpunt, en daar maak ik dankbaar gebruik van.

De letterlijkheid van het verhaal laat ik voor wat het is en met u ga ik op zoek naar de symboolwaarde. Twee aspecten zijn de moeite tot bezinning waard, ze raken ook ons eigen religieus aanvoelen:

  • Thomas is een gelovige die niet zozeer op gezag van anderen gelooft, maar hij verlangt naar een persoonlijke ontmoeting, om van daaruit een persoonlijk geloof op te bouwen.
  • Thomas als persoonlijke gelovige, wil realist blijven, hij verwerpt een triomfantalistische verrezen Heer, hij wil hem ontmoeten als mens die getekend is, die een geschonden lichaam heeft... geen macht en luister maar een lijdende Heer wil hij herkennen en volgen.

In deze geest nodig ik u uit om stil te worden en ons tot de Heer te keren.

Openingsgebed : (Hammarskjöld)

Gij die boven ons zijt, Gij die een van ons zijt
Gij die zijt - ook in ons,
mogen allen U zien - ook in mij,
moge ik uw weg bereiden, moge ik dan dankbaar zijn voor alles wat mij ten deel valt.
Moge ik dan niet vergeten, de nood van anderen.
Bewaar mij in Uw liefde
zoals Gij wilt dat allen in mijn liefde blijven.
Moge alles wat ik ben U tot eer zijn,
en moge ik nooit wanhopen.
Want ik ben in Uw hand, en in U is alle kracht en goedheid.

Geef mij een zuiver hart - dat ik U mag zien,
een nederig hart - dat ik U mag horen,
een hart vol liefde - dat ik U mag dienen,
een hart vol geloof - dat ik in U mag blijven.

Lied nr. 502 : Om te zien een nieuwe aarde

Duiding:

"Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt". Deze woorden worden in elke klassieke mis herhaald en als automatisme afgedreund... Toen een vriendin van mij overleden was hoorde ik deze woorden voor het eerst echt en drongen ze als troost in mij door, heel eigenaardig, woorden die ik in de liturgie weg zou laten werden nu levenskrachtig.

Wij hebben weet van de dood, wij hopen op een escatologische triomf in de eindtijd, maar ondertussen belijden wij een verrijzenis... en in dit verrijzenisgeloof worden onze dierbare afgestorvenen ingetrokken... wat een immense troost! Het probleem begint daar waar we die troost te concreet willen uitbouwen. Opgenomen in de schoot van Abraham is voor mij een mooier beeld dan rijstpap met gouden lepeltjes maar alle beelden blijven toch maar beelden.

Dat doet me denken aan mijn moeder en haar zeer pragmatisch denken. Zo rond de jaren '56-'57 kwam er een nieuwe pastoor op de parochie die duidelijk ook met nieuwe ideeën kwam, kersvers uit een seminarie dat het tweede Vaticaans concilie volgde. Mijn moeder was een beetje het noorden kwijt met al die vernieuwingen en vroeg: "Mijnheer pastoor, wat is er nu nog van ons geloof overgebleven... bv. de hostie... is dat nu echt Jezus of hebben ze ons dat zo maar wijs gemaakt?" Waarop mijnheer pastoor heel serieus antwoordde: "als gij dat echt gelooft dan is Hij helemaal aanwezig." ...

Maar dat voldeed mijn moeder helemaal niet... zij wou objectieve waarheden die, omdat ze dogma's zijn, haar tot geloof dwingen als een gezag van buitenaf. “Wat hebt ge nu aan zo'n antwoord" zei ze aan mijn vader toen de pastoor verdwenen was. Dat iets waar wordt door er in te geloven, dat is de taal van de liefde... en zo zie ik Thomas als verliefde zoeker. We luisteren nu naar dit oeroude verhaal

Evangelie : Joh. 20, 19-28

Homilie

"Ik wil in zijn handen de plaats zien waar de spijkers hebben gezeten, ik wil ze met mijn vinger voelen, ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen, anders geloof ik het nooit!"

Heel krasse taal, zelfs als we het symbolisch interpreteren! Jezus blijft voor Thomas over de dood heen, met het lijden verbonden. Thomas weigert een verrijzenis die deze waarheid zou vergeten. Waarom? Alle begrafenisvieringen spreken over eeuwige rust en eeuwige zaligheid. Wij willen de doodstrijd zo vlug mogelijk vergeten en willen onze geliefde afgestorvenen vrij van pijn...

Waarom benadrukt Thomas het lijden en niet de extatische zaligheid? Waarom heeft de kerk deze houding gevolgd en vereren wij het kruis? Hoe is een verrezen Heer samen te brengen met de lijdende dienaar van Jahwe? Thomas was reeds vroeger bewust van de lijdensgeschiedenis. Voor Jezus Lazarus ging opwekken en de leerlingen terugschrokken voor het gevaar in Jeruzalem was het ook Thomas die zei: "Laten we dan ook maar gaan, dan kunnen we samen met hem sterven". De bereidheid tot de dood is een weg ten leven, dat is een thema dat in de vasten werd uitgediept. Het gaat hier vooral om de tussentijd... de tijd van wachten... Een verrezen Heer, een verlosser, dat is een triomfantelijk einde... maar zo ver zijn we nog niet... daar ligt volgens mij de boodschap van Thomas... Hij ontmoet Jezus als de mensenzoon die de pijn en de zorg voor deze wereld bestendig verder draagt.

Maar mijn vraag blijft... zit daar geen gevaar in het lijden op te hemelen en hebben we daar in de kerkgeschiedenis geen schrijnende voorbeelden van? Een begin van antwoord vond ik bij een Joods filosoof, Levinas. Zijn filosofie is doordrongen van de Joodse ethiek. Alle godsdienstige begrippen, zoals schuld, lijden, verlossing enz., worden filosofisch benaderd. Wat mij boeide in hem was de uitwerking van het begrip "persoonlijk appèl" waar hij elders de term "plaatsvervanger" voor gebruikt. Men zou het kunnen omschrijven als in de plaats van God treden. Het gaat in ieder geval over de persoonlijke relatie met God. Een relatie die langs de ontmoeting met de ander gerealiseerd wordt. De ander, de vervolgde, de lijdende, is het spoor van God. Bij de ontmoeting met de ander hebben we eigenlijk geen keuze meer, we worden verantwoordelijk.

Deze verantwoordelijkheid gaat bij hem extreem ver... de vervolgde, zegt hij ergens, wordt verantwoordelijk voor de misstappen van zijn beul en alleen dit slachtoffer is in staat redding aan te bieden en maakt aldus, door de kringloop van geweld en vergelding te doorbreken, zichzelf en de ander vrij. Wat helemaal niet wil zeggen dat dit een vrije keuze zou zijn. Integendeel, het onheil is altijd verkrachting.

Zulke begrippen sluiten aan bij Jezus oproep tot liefde voor de vijand. Maar, zegt Levinas, zulk extreem appel mag men alleen persoonlijk opvatten... indien men dat niet doet, preekt men het mensenoffer. "Wie meer angst heeft om te doden dan om gedood te worden kan de dood aan zegt hij elders.

In 't gewone dagelijkse leven vertaalt deze filosofie zich tot het eenvoudig begrip de ander voorrang te geven. Deze wegcijfering van zichzelf ten voordele van de ander mag nooit een systeem worden, want dat zou een subtiele vorm van zelfbescherming zijn...

Ik, ten persoonlijke titel, zegt Levinas, zal steeds meer verantwoordelijk worden, in de mate dat ik mijn verantwoordelijkheid opneem... dit appèl is zonder grens.

Zo geformuleerd kan ik er vrede mee nemen dat lijden en dood zin zou hebben voor anderen. Jezus als kracht die zelfs het kwaad kan omvormen tot heil sluit heel sterk aan bij deze gedachtegang... Jezus als prototype van de mens die mens geworden is. Die Jezus die blijft lijden aan alle onrecht dat er hier en nu bestaat, maar als mens blijft hij onverwoestbaar overeind.

De vrede die Jezus zijn volgelingen toewenst is een vrede midden in een wereld van ellende... vrededragers beleven deze verrijzenis. En met die paradox blijven wij leven in een tussentijd waarin we niet naar de hemel mogen staren. Vrede bewaren heeft te maken met vertrouwen in God ook al begrijpen we niet hoe het mogelijk is dat er zoveel onzin bestaat.

Een heel mooie tekst over dit Godsvertrouwen vond ik in een joodse vertelling van Martin Buber. U hoort nu een fragment uit deze Chassidische vertellingen: p.261

Het lijden

Toen rabbi Smjelke en zijn broer bij de maggid van Mezritz waren gekomen, brachten ze dit naar voren: "Onze wijzen hebben een woord gesproken dat ons niet met rust laat, omdat we het niet begrijpen kunnen. Dat is het woord dat de mens God voor het kwaad evenzeer lofprijzend moet danken als voor het goede en met dezelfde blijdschap moet ontvangen. Geef ons raad, rabbi, hoe we dit moeten opvatten." De maggid antwoordde: "Ga naar het leerhuis, daar zullen jullie Sussja vinden die daar zijn pijpje rookt. Hij zal jullie uitleg geven."

Ze gingen het leerhuis binnen en legden rabbi Sussia hun vraag voor. Hij lachte: "Daar hebben jullie de goeie wel voor uitgezocht! Jullie zullen je tot een ander moeten wenden, en niet tot iemand zoals ik, die zijn leven lang geen kwaad overkwam."

Maar zij wisten: Rabbi Sussja's leven was van de dag van zijn geboorte tot aan deze dag toe geweven uit nood en pijn zonder een enkel ander draadje. Toen begrepen ze wat het betekende: leed in liefde te ontvangen.

Muziek

Canon : Als keervers lied 192: Alles wacht op U vol hoop

Muziek (communie)

Lied nr 520: Dan komt de dag

Voorbeden (wereldgroep)

------