------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




24 juli 2005 : 17 ° zondag

Goed en kwaad zullen samen bestaan

(Matteüs 13, 24-30/ 47-48)

Marcel Braekers

Openingszang nr. 25

Gebed

Heer onze God,
Maak ons onbezorgd zoals de vogels in het veld,
Geef ons de eenvoud van het bloeiende onkruid langs de weg,
Geef ons de onthaasting door te zien
Hoe alles in de natuur groeit en wasdom krijgt.
Breng ons terug bij de wortels van ons bestaan
Zodat wij milde mensen worden, die
Open staan voor het andere in onszelf en om ons heen.

Inleiding

Enkel dagen geleden las ik een grappige lezersbrief in de krant, die ik u even wil voorlezen.
“Gehoord in de Kamer vorige week donderdag: ‘Niet alle moslims zijn terroristen, maar veel terroristen zijn moslims.’ De wijze woorden van Pieter De Crem. Misschien moeten we Pieter De Crem ook maar uit België weren. Hij is immers een man. En niet alle mannen zijn weliswaar terrorist, maar veel terroristen zijn mannen.” (L. Leroy, De Standaard van 19/07/05)

Een grappige reactie op een wat gemelijk insinuerende uitspraak, die al te graag gehoord wordt na de aanslagen in New York, Madrid en London. Ik schreef deze inleiding enkele dagen geleden en mag de lijst ondertussen weer aanvullen met twee aanslagen. Wat de onderzoekers in London vooral een schok gaf was de vaststelling dat de terroristen geen buitenlanders waren, maar in Engeland geboren en getogen medeburgers. Het gevaar is m.a.w. heel dichtbij en zit midden onder ons. Hoe ermee om te gaan? Angst en wantrouwen nemen daarmee almaar toe zeker na de dreiging van al Qaida om nog meer aanslagen te plegen tot alle buitenlandse troepen uit Irak verdwenen zijn. Nu is het opsporen en berechten van terroristen op de eerste plaats een taak voor de staatsveiligheid en die moet kortdaad kunnen optreden en daarbij op ieders steun mogen rekenen. Een andere vraag is hoe wij als burgers ons daarbij gaan gedragen. Het is slechts een klein stapje verder om islam en terrorisme samen te gooien, om ongeïnformeerd geloof in Allah, jihad en terrorisme op één hoop te gooien (cfr. Het mooie artikel van Karen Armstrong in de Standaard der letteren). Nu reeds krijgen deze migranten weinig toegang tot onze arbeidswereld en geraken ze slechts moeizaam aan een treffelijke woning. Zo leggen we zelf de basis voor een vijandige houding bij deze migranten tegenover het westen.

De parabels die we vandaag zullen horen nodigen uit om na te denken over de vraag hoe om te gaan met het kwaad: het kwaad om ons heen en het kwaad in onszelf. Graan en onkruid zullen samen opgroeien, goede en slechte vissen zitten in hetzelfde net. Miskenning van het eigen negativisme leidt ertoe dat we dit gaan projecteren in de buitenwereld; het liefst in de vreemdeling, de gebrekkige, de seksueel afwijkende, alles wat niet is zoals ik ben en zich vanuit zwakte niet kan verweren. Net zoals kinderen doen als ze beginnen pesten op school. Jezus gaat in de parabelrede een heel andere weg op.Laten we luisteren naar wat Hij in een beeldende taal vertelt over zijn tijd.

Matteüs 13, 24-30/ 47- 48

Lied nr. 650

Homilie

Hoe gaan wij om met het kwaad om ons heen, hoe met het negatieve in onszelf? De twee hebben met elkaar te maken: wie blind is voor het negatieve, het agressieve in zichzelf, gaat dit verdringen en het ofwel projecteren in de ander ofwel vervallen in naïef en blind goedpraten van alles wat fout loopt. In het eerste geval gaat men iedereen die niet is zoals ik stigmatiseren, in het tweede geval begint men te moraliseren zodat de tegenstander nog woester wordt. Ik zou liever op een andere manier over het probleem willen spreken en was in dat verband getroffen door een uitspraak die ik in een preek van Augustinus las. Hij schrijft: “Zij die zonder hoop zijn, kijken niet naar hun eigen fouten (zonden), maar hebben des te meer oog voor die van de anderen.”  Daarmee komt het probleem van racisme en onverdraagzaamheid in een heel ander licht te staan. Volgens Augustinus heeft het te maken met een verlies aan perspectief. Als een mens of een gemeenschap geen contact meer heeft met een laatste doel, wanneer men dus er niet meer in slaagt prettig en zinvol te leven gaat men de ander die niet op dezelfde manier is gekleed of hetzelfde denkt aanvallen. Het verlies aan zin tracht men op te vangen door het andere als bedreiging af te schilderen. Dat is ook altijd mijn idee geweest waarom extreem rechts op dit ogenblik in Vlaanderen zoveel aanhang krijgt: het is de reactie van een voordien heel christelijke samenleving die haar cement en perspectief is verloren en nu op een regressieve manier zoekt naar identiteit.

De parabels die Jezus vertelt zijn daarvan precies het tegenbeeld. Jezus had dat onvoorstelbaar sterke perspectief van een liefdevolle God. Hij was er zo mee vergroeid dat Hij onbekommerd kon zeggen: laat onkruid en tarwe tezamen groeien want bij de oogst zal God wel voor een oplossing zorgen. Hoe anders zou onze wereld er niet uitzien indien we aan God het oordeel over heel wat situaties zouden over laten. Ik probeer elke dag weer mij die belangrijke uitspraak van Jezus eigen te maken: ‘Oordeel niet opdat ge zelf niet veroordeelt wordt’. Er zijn zoveel situaties waar mensen handelen op een manier die ik niet begrijp maar waarbij ik het belangrijk vind mij niet uit te spreken over diepere motieven. Laat alle oordeel over aan de geduldige, zorgzame zaaier. Misschien kijkt Hij wel met andere ogen naar de mens en zijn onvermogen.

Met deze parabels die we net hoorden wordt de parabelrede afgesloten. Neem je deze tekst van het 13° hoofdstuk van Matteüs in zijn geheel dan wordt daar een heel mooie visie mee duidelijk op het rijk der hemelen. (Je moet de tekst thuis nog eens in zijn geheel lezen, net zoals je eens de bergrede in zijn geheel moet lezen en herlezen). Eerst vertelt Jezus een parabel over een zaaier die overal zaait, daarmee zeggend hoe God is naar deze wereld: overal en in alle omstandigheden zijn liefde aanbiedend. En als slechts maar een klein gedeelte van het zaad in goede aarde valt is het voldoende opdat het geheel wordt geheiligd. De ontdekking van dit aanbod, zo vervolgt de redevoering, is als het bij toeval vinden van een schat bij het omspitten van een akker of het ontdekken van een kostbare parel. De onverwachte en onverdiende vondst geeft zoveel vreugde dat men alles loslaat om dat ene te begroeten. En vandaag zegt Jezus dat die vreugde ook de grond moet zijn om te verdragen dat onkruid en tarwe samen zullen opgroeien. Zo zouden christenen moeten kunnen zijn: onbezorgde, eenvoudige kinderen, die gelukkig zijn om dat overrompelende aanbod van God, kinderen die vanuit deze kracht vruchten van gerechtigheid en vrede voortbrengen en in grote verdraagzaamheid aan deze milde God overlaten om te oordelen welke de diepere motivatie is die anderen drijft. Mochten ook wij op die manier dit aanbod van God aannemen.

Groot dankgebed in Gebeden en psalmen, p.138

Na de communie nr. 631 afgewisseld met voorbeden uit Gebeden en psalmen (H. Oosterhuis) p.203.

 

------