------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




23.10.05: Het voornaamste gebod (Mt 22: 34-40)

Gerlinde Doyen

Lied: 26 : Hij die de blinden weer liet zien

Inleiding

Van kindsaf aan ben ik altijd heel gevoelig geweest voor situaties zowel in werkelijkheid als in films of documentaires voor zwakke mensen aan wie onrecht werd aangedaan, mensen die helemaal versukkelden maar anderzijds ook getuigenissen van situaties waarin andere mensen het voor deze zwakkeren opnemen. Vooral het lot van vreemdelingen, vluchtelingen of etnische minderheden en de manier waarop ze behandeld worden, hebben mij altijd nauw aan het hart gelegen.

Ik denk bijvoorbeeld aan de film Un deux trois soleil van Bertrand Blier dat zich afspeelt in de migrantenbuurten van Marseille. Het is een magisch realistische film waarbij de verschillende problematieken van migranten en autochtone Fransen in deze achterbuurten op een prachtige wijze gesuggereerd worden. Op een bepaald moment gaat een tienermeisje op zoek naar haar (als ik het mij goed herinner) Griekse vader die nooit helemaal geaard is in Frankrijk en zijn nostalgie eenzaam verdrinkt in een lokaal cafetaria. Het meisje probeert hem mee te krijgen maar omdat hij niet wil, drukt ze hem voor de zoveelste keer op het hart dat hij het nummer van hun flatje in de sociale woningblok niet mag vergeten. Als de man dan uiteindelijk probeert zijn huis terug te vinden, is hij het nummer toch weer vergeten en beginnen de deuren en nummers letterlijk een eigen leven te leiden. Achter de per ongeluk geopende deuren duiken Griekse landschappen en flarden herinnering op. Op een ander moment raakt een Magrebijns kind zwaargewond bij relletjes met de politie. Zijn vriendjes brengen hem naar een dikke Afrikaanse mama die het kind op haar blote lichaam legt en als een echte vruchtbaarheidsgodin hem terug tot leven wekt. Daarna staan alle stoere Arabische bandietjes letterlijk op een rij om van de tederheid van dit moedersymbool te mogen genieten.

Telkens ik de film herbekijk, rollen de tranen sneller over mijn wangen omdat de subtiele suggesties zo’n schrijnende realiteit onthullen.

Het thema van deze zondag is het voornaamste gebod. Toen ik enkele jaren geleden ook over dit thema sprak, ben ik vooral vertrokken vanuit de bijbelcommentatoren. Deze keer wil ik wat meer stilstaan bij het meevoelen met mensen in onrecht en enkele teksten of muziekfragmenten laten horen die mij altijd erg geraakt hebben en ons oproepen om onze naasten lief te hebben en op te komen tegen onrecht.

Op het einde van de woorddienst zou ik jullie graag de kans willen geven om met ons een gebedje of gedachte te delen voor een naaste. Het kan zijn dat je geraakt bent door de pijn van iemand of juist door de kracht van een persoon die het opneemt voor anderen.

Gebed

Heb de misdeelden lief,
allen die onrecht lijden en die dorsten naar gerechtigheid.
Jezus is voor hen geboren.
Schrik er niet voor terug je leven aan hen te binden,
door hen lastig gevallen te worden.
Je bent bang daardoor je persoonlijkheid te verstrikken.
Het zal je juist bevrijden van nutteloze belemmeringen,
om meer mens te zijn.
Zo word je teken van broederlijke liefde, van vrede en vreugde.
Sta dus open voor al wat menselijk is
en je zult elk zinloos verlangen om aan de wereld te ontvluchten zien verdwijnen.
Sta in het leven van je tijd, pas je aan aan de omstandigheden van het ogenblik.
Berust nooit in het schandaal van verdeeldheid onder de mensen.
Zoek hartstochtelijk de eenheid van Jezus Christus.

Lied: 109 : "Uit naam van de wereld" (strofe 1-5-6-7-9-11)

Inleiding op ‘I have a dream’

Doorheen de geschiedenis zijn er steeds opnieuw profetenfiguren geweest die hun nek uitstaken en opriepen tegen het onrecht in hun samenleving. De moderne profeten zijn voor mij onder meer Martin Luther King, Romero en Nelson Mandela.

De apartheid of rassenscheiding in Zuid-Afrika voelde ik als kind in de jaren ’80 aan als een van de meest onrechtvaardige aspecten van de moderne samenleving. Toen Nelson Mandela in februari 1990 uit de gevangenis stapte, zat ik gekluisterd aan het televisiescherm en speelde opnieuw die scčne uit de film Cry Freedom in mijn hoofd van de begrafenis van Steve Biko: duizenden mensen zingen met opgeheven vuist het hun dierbare lied Nkosi Sikelele als symbool van solidariteit, verzet en hoop, terwijl de tanks van de blanken de massa onder controle houden. Het is het lied van het ANC geworden en vandaar het lied van de Zuid-Afrikanen. We luisteren naar dit lied.

Lied: Nkosi Sikelele

(vertaling) God, zegen Afrika--Geprezen is zijn naam--Hoor onze smeekbede--God, zegen ons--Kom geest, Kom heilige geest en zegen ons, haar kinderen.

Wij gaan hierna luisteren naar een deel uit de toespraak ‘I have a dream’ van Martin Luther King Jr. in 1963.
(korte uitleg over de context van deze toespraak: de burgerrechtenbeweging in de V.S. in de jaren '50 en '60).

‘I have a dream’ Martin Luther King Jr.

Vertaling:

Ik heb een droom, dat ooit deze natie zal opstaan en de ware betekenis van haar credo zal naleven. “Voor ons is deze waarheid vanzelfsprekend: dat alle mensen geschapen zijn als gelijken.”
Ik heb een droom, dat ooit op de rode heuvels van Georgia de zonen van voormalige slaven en de zonen van voormalige slavenhouders tezamen  zullen aanzitten aan de tafel van broederschap.
Ik heb een droom, dat zelfs de staat Mississippi, een staat die wordt verstikt door onrecht en onderdrukking, zal veranderen in een oase van vrijheid en gerechtigheid.
Ik heb een droom, dat ooit mijn vier jonge kinderen zullen leven in een natie waar zij niet worden beoordeeld naar de kleur van hun huid, maar naar de inhoud van hun karakter. Ik heb een droom vandaag!
Ik heb een droom dat ooit Alabama met zijn hatelijke racisten en zijn gouverneur wiens lippen druipen van de woorden “interventie en nullificatie”, dat ooit in Alabama kleine zwarte jongens en meisjes hand in hand kunnen gaan met kleine blanke jongens en meisjes als zusjes en broers.  Ik heb een droom vandaag.
Ik heb een droom dat ooit elk dal zal worden opgevuld en elke heuvel en berg geslecht, oneffen paden worden vlak en bochtige paden worden recht, en de glorie van de Heer zal worden geopenbaard en heel de mensheid zal dit gezamenlijk aanschouwen. 

Dit is onze hoop.  Dit is het geloof waarmee ik terugkeer naar het Zuiden.  Met dit geloof kunnen we uit de berg van wanhoop een steen van hoop kappen.  Met dit geloof kunnen we de schrille dissonanten van onze natie omvormen tot een prachtige symfonie van broederschap. Met dit geloof kunnen we samenwerken, samen bidden, samen strijden, samen de gevangenis in gaan, samen opstaan voor de vrijheid, in de wetenschap dat we ooit vrij zullen zijn.
Dat is de dag … dat is de dag waarop alle kinderen Gods [het volkslied] zullen kunnen zingen met nieuwe betekenis: “Mijn land, mijn dierbaar land van vrijheid, over jou klinkt mijn lied.  Land waar mijn vaders stierven, land waarop de Pelgrims trots waren, laat vrijheid weerklinken van elke bergflank.”  En wil Amerika een grote natie zijn, dan moet dit waarheid worden.

Laat daarom vrijheid weerklinken van de prachtige heuveltoppen van New Hampshire; 
Laat vrijheid weerklinken van de machtige bergen van New York;
Laat vrijheid weerklinken van de hoge Alleghenies van Pennsylvania!
Laat vrijheid weerklinken van de sneeuwbedekte Rockies van Colorado!
Laat vrijheid weerklinken van de golvende hellingen van Californië! 
Maar niet enkel dat.
Laat vrijheid weerklinken van Stone Mountain in Georgia!
Laat vrijheid weerklinken van Lookout Mountain in Tennessee!
Laat vrijheid weerklinken van elke heuvel en molshoop van Mississippi.
Laat vrijheid weerklinken van elke bergflank, and wanneer dit gebeurt… wanneer wij toelaten dat vrijheid weerklinkt, wanneer wij ze laten weerklinken uit elk dorp en elk gehucht, uit elke staat en elke stad, dan zullen wij de dag kunnen verhaasten waarop alle kinderen Gods, zwarten en blanken, joden en heidenen, protestanten en katholieken, hand in hand zullen kunnen zingen met de woorden van de oude Negro spiritual, “Eindelijk vrij! Eindelijk vrij! God zij dank, we zijn eindelijk vrij!

Inleiding op het evangelie

In dit hoofdstuk 22 van Mattheus wordt Jezus verschillende keren op de proef gesteld. Vorige week vertelde Marcel hoe we de passage kunnen verstaan waarin de Farizeeën aan Jezus vragen of het geoorloofd is belasting te betalen aan de keizer. Jezus wordt een tweede maal op de proef gesteld wanneer de Saducceeën de vraag stellen over de vrouw van wie de man sterft en die daarop volgens de gewoonte met zijn broer trouwt. Indien alle zeven broers uiteindelijk sterven, met welke man zal zij samenzijn in de hemel. Jezus antwoordt hierop dat er na de verrijzenis geen sprake meer is van huwen of ten huwelijk gegeven worden. Men zal zijn als engelen Gods in de hemel.

Een derde vraag komt van de Farizeeën. Zij vragen wat het voornaamste gebod in de Wet is. Deze vraag was heel omstreden want wie één eruit kiest vindt de andere van mindere betekenis. De verschillende rabbijnenscholen gingen uit elkaar bij het beantwoorden van deze vraag. De Farizeeën proberen Jezus klem te zetten.

Evangelie: Matteus, 22: 34-40

Homilie

Op de vraag welk gebod het belangrijkste is, antwoordt Jezus: Gij zult de Heer, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Het gaat om de mens in al zijn facetten, zowel geestelijk als lichamelijk. Jezus laat onmiddellijk volgen: het tweede, daarmee gelijkwaardig is, gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. En wie zijn onze naasten?

Jezus leefde in een zeer hiërarchische samenleving. Enerzijds was er de groep die zowel het geld in handen had als de macht en de kennis van de wetten omdat ze opgeleid waren. Anderzijds zijn er de armen, de bedelaars, de dagloners, de weduwen, de herders, de tollenaars, prostituees, de zieken en de slaven. De weduwen en armen waren volledig afhankelijk van anderen en hadden dus nauwelijks eigenwaarde. De tollenaars en prostituees waren duidelijk zondaars en wie ziek was, droeg in de ogen van de anderen de gevolgen van zijn of haar zonden. Deze hiërarchie werd gezien als het lot, waar men weinig tot niets aan kon veranderen. Zo droeg een kind dat niet uit een legitiem huwelijk was geboren, deze zonde mee voor tien generaties.

Daarnaast was er ook een sterke solidariteit binnen de eigen familie of clan. ‘Alles wat je doet voor de minsten van mijn broeders heb je ook voor mij gedaan’ was een normaal begrip, maar die broeders behoorden wel tot een beperkte kring van verwanten. Anderzijds moest je onrecht binnen de groep ook wreken.

Jezus doorbreekt deze hiërarchie en groepssolidariteit. Enerzijds gaat hij zeer vriendschappelijk om met prostituees, tolleraars, zieken, weduwen, … Anderzijds mag je ook je familie geen voorrang geven boven de rest enkel en alleen omdat ze familieleden zijn. Je moet je ouders goed behandelen omdat ze net als iedere andere mens recht hebben op respect en genegenheid. Maar ook iedere vreemdeling, herder of niet-geschoolde dagloner heeft recht op een eerlijk bestaan, op gerechtigheid en zelfwaarde.

In het boek Jesus before christianity. The Gospel of Liberation van Albert Nolan vraagt de auteur zich af hoe het komt dat Jezus deze context van zijn tijd kan doorbreken. Volgens hem is het niet zozeer door zijn zeer grondige kennis van de Thora maar door zijn oprecht meevoelen ‘compassion’ met de mensen om zich heen. De evangelisten schrijven op verschillende plaatsen dat Jezus, die telkens verder trekt om andere mensen toe te spreken, op zijn weg bewogen wordt door medelijden. Het gaat om blinden, doofstommen, zieken die hun laatste hoop hebben gesteld op Jezus. De omstaanders duwen hen vaak weg omdat deze zondaars tot bij Jezus willen geraken, maar Jezus, bewogen door hun ellende, geeft aan deze zwakkeren juist voorrang en onderbreekt waar hij mee bezig was om hen te troosten en te genezen. Dit woord medelijnen in de bijbel, komt volgens Nolan van het Griekse woord splagchnon wat betekent ingewanden, darmen, hart.

Wanneer wij onrecht zien, ellende, komt dit gevoel van onmacht, medelijden en de schreeuw naar gerechtigheid vanuit onze buik. Dit heeft natuurlijk zijn voor- en nadelen. Wanneer de ngo’s ons oproepen om op te komen tegen onrecht en onze portemonnee te openen, doen ze dit steeds vaker door gezichten te plakken op de ellende, persoonlijke getuigenissen aan te reiken die ons doen bewegen vanuit onze emoties. Emoties zijn echter sterk veranderlijk en soms verdwijnt dit gevoel van bewogenheid even snel als het gekomen is. Daarom bestaat de tendens om alles wat vertrekt vanuit emoties af te schilderen als gevaarlijk of niet ter zake.

Toch zou ik het evangelie van vandaag willen aanwenden om dit buikgevoel vaker te laten spreken. Want is het niet vaak zo dat we geraakt worden door het lijden van onze naasten, maar deze krop in de keel of hartpijn snel proberen te onderdrukken door onze rationaliteit: we kunnen er nu toch niets aan doen, professionele krachten kunnen deze problemen beter aanpakken, dat is een rol voor de verenigde naties, … of dichterbij, iemand die terminaal ziek is: ik zou op bezoek moeten gaan, maar hoe moet ik uitleggen dat ik zolang gewacht heb, over wat gaan we spreken,…

In plaats van zich volledig te laten leiden door emotionaliteit of rationaliteit, kunnen onze emoties een manier zijn om ons engagement te versterken. We laten ons raken tot in onze ingewanden, maar denken hier verder over na. Het kan een basis zijn om ons te organiseren en andere mensen aan te spreken om op te komen tegen onrecht.

Laten we ons naar het voorbeeld van Jezus niet enkel leiden door rationaliteit maar de nauwe groepssolidariteit doorbreken en ons vanuit dit buikgevoel laten bewegen door het onrecht rondom ons.

Lied: 628: "Voor mensen die naamloos, kwetsbaar en weerloos door het leven gaan"

Gedachten of gebeden vanuit de gemeenschap
Offerande
Tafelgebed 190

Communielied: Sting: "They Dance Alone"

Waarom dansen deze vrouwen hier alleen?
Waarom is er dat verdriet in hun ogen?
Waarom zijn er hier soldaten?
Hun gezichten koud als steen.
Ik zie niet in wat het is dat ze verafschuwen,
Ze dansen met de vermisten;
Ze dansen met de doden;
Ze dansen met de onzichtbaren.
Hun angst wordt niet uitgesproken.
Ze dansen met hun vaders;
Ze dansen met hun zonen;
Ze dansen met hun echtgenoten;
Ze dansen alleen.

Het is de enige vorm van protest die hun is toegelaten.
Ik heb hun stilzwijgende gezichten zo hard zien schreeuwen.
Als zij deze woorden zouden spreken
Zouden zij ook verdwijnen,
Nog een vrouw op de folterbank.
Wat kunnen ze anders doen?

Ooit zullen we op hun graven dansen;
Ooit zullen we onze vrijheid bezingen;
Ooit zullen we lachen van vreugde;
En we zullen dansen;

He meneer Pinochet,
Je hebt een bitter gewas gezaaid,
Het is het buitenlands geld dat je ondersteunt.
Ooit zal het geld stoppen;
Geen lonen meer voor de folteraars;
Geen budget meer voor je wapens.
Kan je je moeder indenken
Dansend met haar onzichtbare zoon
?

Slotlied: 502: "Om te zien een nieuwe aarde"

------