------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




11 december 2005 : Derde zondag  van de Advent

Hij moet groter worden, ik kleiner

Pater Marcel Braekers

Openingszang nr. 13: “Naar U gaat mijn verlangen, Heer”

Inleiding

Begint het christendom met de figuur van Jezus Christus? Waarschijnlijk denkt u: dat is nogal evident, want wij noemen ons christenen omwille van Jezus Christus. Maar historisch gezien is dat niet zo evident. Ik heb de indruk na dikwijls de teksten gelezen te hebben en daarbij allerlei commentaren geraadpleegd te hebben, dat het christendom een beweging is die vanuit het Jodendom is gegroeid en waarbij verschillende figuren een belangrijke steen of steentje hebben bijgedragen. Uiteraard is daarbij Jezus dé sleutelfiguur, maar het belang van anderen zoals Johannes de Doper, rabbi Hillel, de Qumran-gemeenschap e.a. is niet te onderschatten. Achteraf gaat men de geschiedenis vereenvoudigen (zoals trouwens in veel andere gevallen). Dus stelt men één figuur centraal en wordt erop gewezen hoe origineel die wel is en hoe in hem de geschiedenis een heel nieuw begin kent. Maar de geschiedenis is meestal een complexe, geleidelijke groei van aanvoelen en tot inzicht komen. Een meer simplistische kijk laat in het geval van ons christendom toe Jezus meer en meer te vergoddelijken en een hele cultus rond Hem op te richten. Hij is niet alleen de mensenzoon, maar God zelf en wordt zo los gemaakt van zijn Joodse wortels. In naam van de waarheid en in naam van een noodzakelijke bescheidenheid en daarom openheid tot interreligieuze dialoog moet ik zeggen dat ons geloof gegroeid is vanuit meerdere figuren in wie, dat geloof ik sterk, Gods Geest op een unieke manier heeft gewerkt.

Waarom begin ik deze viering met deze controversiële stelling? Omdat ook vandaag, net als vorige zondag, de figuur van Johannes de Doper centraal staat. Vorige zondag heeft Rik over Johannes gesproken als de oproeper tot ethische herbronning en Rik stelde zich daarbij de vraag: hoe zou ethiek op vandaag moeten zijn, vandaag nu wij leven in een tijd van grote verscheidenheid, grote onzekerheid over morele principes, enz. Johannes is daarbij een complexe, boeiende figuur die aantoont hoe geleidelijk en zoekend ons christelijk geloof is gegroeid. Daarom is hij een Advents-figuur, die aankondigt en wacht. Het besef dat een nieuwe tijd voor de deur stond en de mens zich daarvoor gereed moest maken doordrong heel zijn leven. Vorige zondag lazen we de teksten uit het evangelie van Matteüs waarin Johannes de aanklager van onrecht is en de roepstem om gerechtigheid. Vandaag lezen we de tekst uit het Johannes-evangelie zoveel jaren later geschreven. Daarin wordt Johannes voorgesteld als  de bescheiden, van zich weg wijzende man die zegt: ‘Hij (Jezus) moet groter worden en ik kleiner.’ Een mooie gedachte, die je op veel situaties kunt toepassen: als ouder tegenover je kind, als geestelijke of therapeutische begeleider, als voorganger en leider, enz.

Gebed

Wek uw kracht en kom.
Gedenk uw woord van trouw:
Dat Gij zult komen,
Komen bevrijden.
Gij in dromen gevreesd,
In wanen een doodsgod –
Dichtbij, lieve naam,
In Jezus uw Kind.
Ik zal zijn, zegt Gij,
Richt op je ziel.
Hef je hoofd omhoog,
Vrees niet, zegt Gij.
Wees onze genezer.
Leg op ons uw handen,
Opdracht en zegen,
Van daag en morgen.
Door Jezus uw knecht
Door Jezus uw mens
Uw gerechte –
Komt wat komt.        (H. Oosterhuis)

Inleiding op de lezingen

Altijd opnieuw klinkt als vanuit het niets de boodschap van de profeet Jesaja als een bemoediging, als troost voor wie zo lang wachten op een dag van vrijheid. ‘God heeft mij uitgekozen om dat goede nieuws te brengen’ zegt de profeet. Maar zijn woorden kregen een eigen betekenis los van zijn vertolker. Ze werden woorden waarmee elke generatie opnieuw ging uitzien naar een nieuwe tijd, naar dat ogenblik waarop God weer zijn gelaat wil tonen aan de zoekenden en tot hen wil spreken.

Jesaja 61, 1-3

Lied nr. 619: “Voor kleine mensen is Hij bereikbaar”

Evangelie Joh. 1, 19-34

Wie was Johannes de Doper?

Johannes leefde en gaf onderricht in de woestijn. Daarmee plaatste hij zich uitdrukkelijk in de Exodus-traditie en niet in de Jeruzalem spiritualiteit. Hij gebruikte geen cultuurvoedsel zoals brood en wijn, maar wat de woestijn hem bood: slakken, sprinkhanen, wilde honing. Hij droeg geen gewone kledij, maar een ruw kleed van kameelharen. De typische kledij van een profeet. Johannes was gegrepen door een nieuwe toekomst. De beelden die hij gebruikt zijn ‘bijl’, ‘wan’, ‘vuur’. Hij had dus niet die hoopgevende droom zoals bv. Jesaja van wie we in de eerste lezing een fragment hoorde maar sprak alleen ruige profetentaal. Steeds met als achtergrond: na mij komt een sterkere, een soort van rechter, een gezant van God, de mensenzoon. Niet de cultus in de tempel en de zekerheid een kind van Abraham te zijn geeft redding, maar het doopsel van bekering en het doen van gerechtigheid. Zo wil Johannes  het volk in zekere zin terugbrengen naar de woestijn. Hij wil een culturele regressie bewerken waarbij men, net als in de begintijd toen het volk ronddoolde in de woestijn, afziet van allerlei luxe en leeft in eenvoud en intens vertrouwen op God. Ik moest denken aan onze gespreksgroep van vorige woensdag toen we beelden zagen van de Japanse dominicaan Oshida, die armoede bijna als een noodzakelijke voorwaarde ziet om weer tot eenvoud van een natuurlijke levenswijze te komen, tot vertrouwen en uiteindelijk tot verlichting. Terwijl nu de westerling voortdurend naast zijn schoenen loopt, vindt hij.

Waar zou het succes van deze Johannes de Doper in hebben gezeten? Wat had hij gezien en aangevoeld dat hij aanstekelijk kon oproepen bij zijn toehoorders? Werd Johannes populair bij degenen die maatschappij-moe waren, de hippies van die tijd? Of lag hij goed in de markt bij de rebellerende groepen in de bergen, die een spreekbuis nodig hadden om hun opstand tegen de Romeinen te rechtvaardigen? Of ging er zo’n diepe charme uit van deze wereldvreemde, cultuur hatende man dat iedereen besefte dat hun godsdienst was verschraald en doods in een nietszeggende cultus en in gevit over de wet om de wet. Waarom had deze averechtse, dreigende profeet zoveel succes? De vraag is voor mij heel actueel, want net als toen zijn ook mensen vandaag cultus-moe, hebben ze het gevoel dat het leven en de dynamiek uit hun religieuze samenkomsten verdwenen is en men elders moet gaan zoeken om geïnspireerd te raken. Net als toen heeft men lak aan het zwaaien met ethische codes en gelijkhebberigheid zonder daarbij de concrete levenssituatie van mensen te respecteren. Waarin zit het succes van deze man? In zijn ongezouten radicaliteit zoals Matteüs hem voorstelt of in zijn diepe deemoed, zoals Johannes hem tekent, waardoor hij toont waar het leven eigenlijk begint terwijl hij zichzelf daarbij helemaal wegcijfert. Ook deze vraag is voor mij bijzonder actueel. Dikwijls vraag ik mij af aan welk soort inspirerende voorganger of profeet wij behoefte hebben: aan een opzwepende, shockerende figuur, die ons wakker schudt uit onze comfortabele zelfgenoegzaamheid, of aan een zachte leider, vol deemoed, wegwijzend van zichzelf en zo de verwachting van iets nieuw hoog houdend? We leven immers niet alleen in een Advent van enkele weken tot Kerstmis. Er is veel meer aan de hand. Onze wereld, onze kerk, deze gemeenschap worden getekend door een veel grondiger wachten op een nieuwe verschijning van het Heilige. We leven in een tijd van verduistering waarbij wel hier en daar enkelingen zich grootmoedig inzetten of de een of ander tot diepe verbondenheid met de Godheid kan komen, maar grosso modo is het algemene levensklimaat van die aard dat er geen plaats is voor het heilige, laat staan voor een persoonlijke God. Hoe kunnen we dan zeggen dat Christus weer zal geboren worden alsof het alleen maar een kwestie is van enkele weken? Het wachten waarmee we vandaag geconfronteerd worden dwingt ons tegelijk tot intense luisterbereidheid opdat Gods Woord opnieuw zou klinken, én tegelijk tot grote creativiteit op alle vlakken om zo op een nieuwe manier gereed te staan om de altijd onverwachte en zich anders aandienende God te begroeten. Misschien in een kind, misschien in een lichtstraal of een Woord, vluchtig en voorbijvliegend als de wind.

Wat Johannes was begonnen, de verwachting die hij had wakker gemaakt, werd opgenomen door Jezus van Nazareth. Jezus verkoos heel uitdrukkelijk zich bij deze beweging aan te sluiten en nam het gedachtegoed van Johannes over. Alleen zal Jezus nadien een belangrijk nieuw accent leggen: Jezus schijnt een lichte, optimistische man geweest te zijn, die niet het eindoordeel, maar de liefdevolle nabijheid van God predikte. In de geest van Jezus zou je daarom in deze grote Advent kunnen zeggen: laat al die culturele opsmuk los, laat een nieuwe primitiviteit toe waardoor je dicht bij de natuur en het leven staat en zo kunt genieten van Gods opborrelende, zich weg schenkende genegenheid. Verlies je niet in rationele constructies die God veeleer verduisteren dan Hem ter sprake brengen. Geef Hem ruimte opdat Hij vanuit je diepste zelf op een nieuwe wijze aan het licht kan komen.

Zo brachten Johannes en na hem Jezus een nieuwe spiritualiteit op gang, die elke volgende generatie opnieuw zich moet eigen maken, worstelend met de verwording van zijn eigen tijd.

Grote dankgebed: S. de Vries, Bij gelegenheid p.63 // 28-329

Acclamatie : lied 203: “De nacht loopt ten einde, de dag komt naderbij”

Na de communie lied 213: "Als tussen licht en donker de tijd haar stroom versnelt”

 

------