13 april 2006: Witte Donderdag:
Meer dan een gedachtenis
Marcel Braekers
Binnentrede: wassen van de handen
Openingslied 412: “Jezus om Uw lijden groot”
(1-4)
Begroeting
Wanneer je een ziekenkamer
binnenkomt of weet dat iemand in zijn laatste dagen is, dan
heb je de neiging om heel stil binnen te stappen, zachtjes
te praten en te luisteren. Je wordt aangegrepen door een huiver
om wat zoveel groter en sterker is dan wijzelf. Je bent ook
aandachtig want je wil de laatste gedachten en gevoelens van
die geliefde vasthouden. Het feest van Witte Donderdag heeft
voor mij ook altijd die mengeling gehad van betrokkenheid
en vreemdheid. Iemand die ons dierbaar was, die inspiratiebron
is en een reddende hand zal er straks niet meer zijn. Dat
is triest want uiteindelijk heeft dit te maken met mij. Niet
dat ik schuld heb aan zijn dood, maar om jou en om mij, om
ons allen dichter te brengen bij het leven is Jezus zo ver
gegaan. Jezus liet ons voelen dat er in ons een meestal verborgen
kracht schuilt waardoor we alle tegenspoed kunnen overstijgen.
In ons diepste zelf kunnen we voor de ander een spoor van
licht trekken, zonder een zweem van hoogmoed, maar in uiterste
dienstbaarheid.
De Franse dichter René Char schreef ooit: “Notre
héritage n’est précédé d’aucun testament.”
We hebben een erfenis ontvangen, maar er is geen testament
dat richtlijnen geeft hoe we met het ontvangene moeten omgaan.
Jezus gaf ons geen leer, geen afgeronde visie, geen gouden
raadgevingen hoe na Hem de kerk zou moeten leven en geordend
worden. Wat de evangelist Johannes schrijft zijn enkel zijn
theologische reflecties over die Jezus. Wat Hij naliet zijn
slechts die twee gebaren: maaltijd houden en elkaar de voeten
wassen. Maar tot hoe ver ga je? Waar en wanneer voel je dat
het zo genoeg is? Langs elke levensweg ligt wel ergens een
Samaritaan, in alle uithoeken is wel een schaap verdwaald
of vastgeraakt in doornen en wacht op een bevrijdende schouder,
de dwaasheid om wie je mantel vraagt ook je kleed te geven,
schrijven in het zand tot iedereen beseft dat alleen aan God
het oordeel toekomt, zeggen en zich ernaar richten dat de
armen voortaan de Thora zijn, het zout van de aarde.
Met al die verwarrende, ontwrichtende fragmenten liet Hij
ons achter, een niet te dragen erfenis. Wel zei Hij ons niet
als verweesd achter te laten. Hijzelf zou met ons zijn, in
ons, onszelf zijn als wij breken en delen zoals Hij deed,
als wij voeten wassen, stoffige, vermoeide voeten die willen
thuis komen. “Ik zal er zijn voor u”, heeft Hij gezegd.
In een recitatief dat direct volgt op de instellingswoorden
drukt Johann Sebastian Bach op een meesterlijke manier dat
dubbele gevoel uit van verdriet en klacht via de hobo, en
toch is er vreugde om deze nieuwe nabijheid waarin we mogen
leven.
Uit de Matthäus-Passion (nr.
12)
Wiewohl mein Herz in
Tränen schwimmt,
Dass Jesus von mir Abschied nimmt,
So macht mich doch sein Testament erfreut:
Sein Fleisch und Blut, o Kostbarkeit,
Vermacht er mir in meine Hände.
Wier er es auch der Welt mit Denen Seinen
Nicht böse können meinen,
So liebt er sie bis an das Ende.
Gebed
Om
de luister van uw liefde
Die ook ons omstraalt
Waarmee Gij ook ons begenadigt.
Woon dan in ons midden als een licht dat blijft branden
Wanneer zoveel onhelder is,
Zoveel onklaar gemaakt zoveel verduisterd.
Ja, als Gij zelf onzichtbaar zijt voor ons –
Geef ons dan uw brood, het brood van vrede, het brood van
tranen,
Waarmee Gij zolang door alle woestijnen heen
Uw mensen hebt gevoed en nieuwe wegen hebt getoond.
Verhaal van de voetwassing – versie Nico
Ter Linden, koning op een ezel p. 189 – 190
Lied 416: “Wat ik gewild heb”
Verhaal van de instelling van de eucharistie – N. Ter Linden
p. 191 – 192
Tafelgebed
Om de genezing van ons
leven,
Om liefde, ons aangedaan,
Om de morgen ons toegesproken.
Allen: Zo vaak zijt Gij voor mensen geweest
Een licht, een vuur, een spoor.
En wanneer wij U ontbreken
En uw Naam onder ons is zoekgeraakt,
Dan zijt Gij daar:
Als een lied dat niet verstomt,
Als een Woord dat beklijft.
Met allen die ons hebben voorgezongen,
Met alleen die zingend een weg gaan van bevrijding
Verheffen ook wij onze stem.
Priester: Gezegend zijt Gij om Jezus Messias,
Uw lieve Zoon,
Die de uittocht heeft volbracht,
Het spoor voor ons trok,
De weg ons baande.
Hij deed uw woord aan mensen gestand
En keer op keer wordt Hij ons brood voor onderweg
Hij heeft met zijn leven onze beker gevuld,
Hij, ons Paaslam
Die in de nacht van zijn overlevering het brood nam
En U zegende ………..
Lied 162: “Eet en drink van brood en wijn”
Allen: Hier vieren
wij zijn dood
Als een Pascha voor de Heer.
Geef ons te geloven
Dat, wat in liefde is gezaaid, niet verloren gaat.
Laat Hem vrucht dragen honderdvoud.
Laat uw Adem, uw Geest
Levenwekkend onder ons zijn,
Ons herscheppen tot kinderen van het Licht,
Die genegenheid en trouw hoog houden,
Die Christus als hun meester in het dienen
Blijven gedenken onder de mensen. (S.
de Vries)
Na de vredewens zingen we 162B : “Eet en
drink van brood en wijn”
Communie
Na de communie: vrije voorbeden
Lied 643 (naar psalm 95): “Hier in de stilte
verzameld”
Leeg maken van het altaar
|