Wat
ik zo mooi vind in deze uitspraak is dat een man, die zich
alles ongeveer ontzegd heeft dat dit leven aan genoegen kan
bieden, die helemaal leeft als een gepassioneerde voor dat
ene, zijn God en aangenomen worden door die God, dat uitgerekend
zo iemand kan zeggen: de verrijzenis blijft voor mij een mysterie.
Ik leef met een geheim en zo is het mooi.
We
hebben de Paasnacht gevierd, ons toevertrouwd aan de symbolen
van licht en water, we hebben geluisterd naar de grote verhalen
van de heilsgeschiedenis. Wat heeft dat alles met ons gedaan?
Ik moet in de volgende tijd op enkele plaatsen gaan spreken
over de verrijzenis. Elke keer voel ik in het vragenuur met
hoeveel vragen iedereen worstelt. Is dat niet vreemd dat het
sluitstuk van heel ons geloof voor iedereen als een mistig
vraagstuk blijft hangen? ‘Indien Christus niet is verrezen
is ons geloof de grootste dwaasheid en zijn wij de meest beklagenswaardige
mensen’ schrijft sint Paulus. En toch is de twijfel niet vreemd
en blijven we met het meest onzekere en onbekende van ons
leven achter.
Hoe
gaan we om met die onzekerheid om? Vandaag horen we in het
evangelie een kras verschijningsverhaal. Jezus toont zijn
wonden en begint zomaar een stuk vis voor de ogen van iedereen
op te eten. Wie durft nog twijfel als hij zoiets leest? Maar
zo werkt het niet. Dan is de uitspraak van de prior van de
Chartreuse eerlijk en mooi als hij zegt: ‘Ik kan mij daar
niets bij voorstellen, maar leef met een geheim.’ Is het voor
ons ook mogelijk om in zo’n houding in te treden? Ik bedoel:
het niet weten durven toelaten en precies gedragen door dit
niet weten zich durven toevertrouwen aan Hem die we eren als
de bron van ons leven. Het wezen van vertouwen is precies
dat het voorafgaat aan kennis en voorspelbaarheid en toch
niet blind hoeft te zijn.
Gebed
Gij
hebt het licht geroepen
Uw eerste woord
Dat alle woorden vooraf gaat –
En zie, het was goed.
Daarom zoeken wij uw aangezicht
Om wat niet goed, niet gaaf is
En met uw goede schepping vloekt:
Het gebroken leven,
De verdampte hoop
De verloren liefde
Het vergoten bloed
De betraande ogen.
Gij die uw schepping zult voltooien
Houd onze wereld aan uw hart en beschijn haar
Met de nooit ondergaande zon van uw erbarmen.
(S. de Vries)
Lofzang
112 : “Zingt van de Vader, die in den beginne de mensen schiep”
Inleiding
op de lezing
Soms
beseffen we het niet meer goed, maar over de dood en de verrijzenis
van Jezus wordt in de Bijbel op heel verschillende manieren
gesproken. Wij hebben de verzamelde teksten voor ons liggen
en voegen die allemaal samen, maar dat was zo niet in de eerste
tijd. In de ene gemeente gebruikte men het woord ‘zien’, op
een ander plaats spreekt van ‘zich tonen of verschijnen’.
Iemand gebruikt het beeld van ‘het lege graf’, een ander de
plaats van samenkomst van de leerlingen. Wat doorheen de verschillen
wel als een constante terugkeert is de vrees (phobos) die
mensen aangrijpt, en wel omdat iets van goddelijke heerlijkheid
(kabbôth) zich manifesteert. De lezing die we nu horen ontstond
in de verteltraditie waarbij men gebruik maakt van woorden
als ‘zich tonen’ en ‘zien’. Daarbij gaat Lucas heel ver om
uit te drukken dat wat de leerlingen ervaren geen hersenschim
is, maar te maken heeft met de Jezus die ze kenden vanuit
hun omgang met Hem.
Lucas
24, 35 – 48
Lied
500: “Christus is verrezen”
Homilie
Mag
ik alvorens over het mysterie van de verrijzenis te spreken,
beginnen met een alledaagse ervaring, die u wellicht allemaal
kent?
Wij
kennen allemaal momenten dat je plots wordt getroffen door
iets dat heel schoon is of heel aangrijpend. Of denk aan een
ervaring waarbij je getroffen wordt door de liefdevolle uitstraling
van iemand. Je staat daar en bent als aan de grond genageld.
Connie Palmen beschrijft zelfs in haar boek I M, dat
ze bij het eerste zien van haar geliefde het in haar broek
deed. Er zijn dus bijzondere momenten dat je als weggerukt
uit jezelf staat toe te kijken, bevangen door zoiets als schroom,
verlegenheid. Een soort van vrees, die anders is dan de lichamelijke
angst. Ik weet dat als ik die persoon zie, dat beeldje, dat
stukje muziek hoor of dat gedicht lees ik in een bijzondere
stemming kom. Ik noem ze daarom ‘révélabilités’, zoals Derrida
zegt, dingen of mensen die een aanzet kunnen zijn tot ‘une
révélation’. Maar om van het ene naar het andere te kunnen
gaan moet je een soort van pelgrimstocht afleggen. Anders
gezegd: opdat dit prachtige stukje muziek mij brengt bij iets
heel nieuw, iets van het uitzonderlijk mooie, moet ik een
weg afleggen waarbij ik mij overgeef en laat drijven.
Deze
ervaring uit het dagelijkse leven zou ik willen toepassen
op wat wij noemen de verrijzenis en de verrijzeniservaring.
Laat me daarom eerst enkele misverstanden uit de weg ruimen.
Als er sprake is van een leeg graf dan is dat op vlak van
de tekst zelf reeds niet bedoeld als een onomstotelijk bewijs
dat Jezus’ lichaam weg is en verrezen. Het lege graf is de
plaats, zeg maar de symbolische plek, waar een openbaring
van God gebeurt via een engel. Als er sprake is van Jezus
die verschijnt te midden van de leerlingen is het niet de
bedoeling van Lucas om een empirisch feit weer te geven, maar
spreekt hij van diezelfde vrees of schroom die de leerlingen
overvalt, over de tijd die ze nodig hebben om tot de ervaring
te komen dat het niet een geest of spook is, maar de levende
Heer die bij hen is. In elk van die situaties gaat het om
een ervaring van het goddelijke, een zich geven van het heilige.
De evangelist Johannes gaat daarin het verste. Vanuit zijn
joodse achtergrond wil hij op in elke redevoering en in elk
verhaal erop wijzen dat de heerlijkheid van God, de ‘kabbôd’,
zichtbaar wordt. Vandaar de vrees. In dat opzicht moet je
deze verhalen lezen in de lijn van het Oude Testament waar
Gods glorie verschijnt: aan Mozes in het brandende braambos,
aan Abraham bij de eik van Mamre, enz. Het heel nieuwe hier
is dat diezelfde heerlijkheid van God nabij komt in een mens,
namelijk de persoon van Jezus. In Hem werd de glorie van de
Vader zichtbaar. Alle verrijzenisverhalen moeten we in dat
licht lezen. Van de ene kant als iets dat helemaal niet nieuw
is. Daaraan ging een hele geschiedenis vooraf waarin God zich
toonde in zijn aangrijpende heerlijkheid en mensen veranderde
die het meemaakten. Maar er is anderzijds wel iets nieuw,
namelijk dat die heerlijkheid nu in deze mens verscheen. En
het heel merkwaardige is dat dit maar gebeurt als Hij al gestorven
is. Er was dus iets aan die Jezus dat een sprong heeft veroorzaakt,
en dat iets is zijn lijden en dood. Dat werd de ‘révérabilité’
die aanleiding gaf tot ‘révélation’. Het lijden en dood van
Jezus werden de vindplaatsen, een beetje zoals mijn favoriete
muziek om een esthetische ervaring te krijgen. Telkens dit
gegeven hen voor ogen kwam en ze het schrijnende contrast
voelden tussen wat Hij had gezegd en gedaan en anderzijds
die vernederende dood, begonnen de leerlingen aan een soort
pelgrimstocht: een weg die ze moesten afleggen naar het Licht
toe.
Het
eerste dat ze daarbij ervaren is vrees, schroom, stil willen
houden en toekijken, terwijl men even goed had kunnen vluchten.
Gegrepen worden door iets dat onverwacht en totaal nieuw is
en waaraan ze het woord ‘heiligheid’ toekenden. De leerlingen
hadden die tussentijd nodig om dat heel nieuwe dat God
wilde kenbaar maken aan deze wereld tot zich te laten komen.
Wat
wil ik met dat alles zeggen? Allereerst dat de verrijzenis
als ervaring van de leerlingen er maar geleidelijk is gekomen.
Vervolgens dat alle verhalen daaromtrent niet getuigen van
empirische gebeurtenissen of vaststelbare veranderingen, maar
dat ze gaan over een gelovige ervaring van Gods nabijheid.
En tenslotte dat je deze verhalen moet lezen in de lijn van
alle eerdere grote verhalen over God die zich aan mensen kenbaar
maakte. Slechts vanuit al die beperkingen kunnen ook wij vol
schroom en terughoudendheid, maar met een diepe overtuiging
en warmte spreken over dé verrijzenis zowel die van Jezus
als die van ons allen. Als een geloof dat groeit vanuit vertrouwen
dat je hier en nu hebt op basis van je dagelijkse ervaring
en steunend op een geschiedenis van anderen die ook zo deden.
Zo
kom ik terug bij het getuigenis van Marcellin Theeuwes die
in naam van al die kluizenaars in de grande Chartreuse zegt:
‘Wat ik mij bij dat leven moet voorstellen weet ik niet (Het
ontsnapt immers aan alle weten). Maar ik leef voortaan met
een geheim, met een mysterie waarin ik ben opgenomen en dat
mijn leven een nieuwe kleur geeft.’
Dankgebed:
Paasdankgebed – Jongerius
Vredewens
door de kinderen gebracht
Na
de communie 505 (Psalm 150): “Looft God in zijn heiligdom”