16 september 2006
Dankviering na 50 jaar huwelijk
van
Celine en Roger Vandenbosch
|
|
|
Voorganger: Maurits
Eycken
Muzikale omlijsting:
Lut Lemmens (zang), Arnout, Wouter en Thomas (muziek)
Intro : J.S. Bach (Wouter)
Welkom
Lied nr. 22: “Een nieuw bruiloftslied”Gebed om ontferming.
Lector: Er zijn dagen
dat onze liefde te arm is,
dat onze aandacht niet ver genoeg reikt,
om de ander te beluisteren
en als tochtgenoot nabij te zijn.
Allen : Heb mededogen, Heer.
En raak ons aan met uw genade.
Lector : Er zijn dagen dat wij ons verliezen in
bijkomstigheden,
dat ons hart te zeer verdeeld is,
om te verzoenen en om te verbinden
wat om ons heen om heling vraagt.
Allen : Heb mededogen, Heer.
En schep in ons een geest van
goedheid en ontferming.
Lector : Er zijn dagen van kleinmoedigheid,
wanneer zelfbehoud en twijfel ons
verhinderen
om een stem te laten horen en om recht
te doen
waar recht ontbreekt in deze wereld.
Allen : Heb mededogen, Heer.
En help ons opstaan uit ons
onvermogen.
Openingsgebed
Een scheppingsdroom is werkelijkheid.
Een man en een vrouw in dagen van licht en schaduw
verscheiden en toch verenigd om lief te hebben
en om samen mens te zijn.
Als dit ons gelukkig maakt
hoeveel te meer dan U, God van leven.
Wij bidden met vertrouwen
dat hun trouw ons aansteekt en tesamen houdt.
Laat hen in uw warmte toeven
zodat zij de rijpheid mogen proeven
van een mooi, gezegend bestaan. Amen.
Eerste lezing : 1 Kor. 13, 1-13 (Joris)
Muziek: J.S. Bach (Thomas)
Evangelielezing : Joh. 2, 1-12
Homilie
Celine en Roger, ik zal
beginnen met een verhaal, je zal het wel herkennen.
DE MIER EN DE EEKHOORN
maakten een wandeling naar de rand van het bos.
De avond viel en zij gingen zitten in het gras onder een
boom die zij niet kenden. Het was een koude avond en af
en toe regende het of viel er sneeuw die even op hun schouders
bleef liggen. Zij zeiden weinig tegen elkaar en namen zich
voor nooit meer zo'n wandeling te maken. Waren we maar
thuis, dachten ze. Maar ze zeiden dat niet. Ze rilden en
kropen dicht tegen elkaar.
'Ik heb het zó koud...' zei de mier opeens, toen er weeral
een regenflard tegen hem aan sloeg. De eekhoorn tilde zijn
staart op, schudde hem uit en legde hem voorzichtig over
de mier heen. Het puntje van de staart kwam precies tot
het voorhoofd van de mier.
'Dank je wel,' mompelde de mier.
De eekhoorn dacht: als de mier mij nu vraagt of ik het koud
heb, dan zeg ik: nee, want hij heeft niets om over mij heen
te leggen. Even later draaide de mier zich op zijn zij,
onder de staart van de eekhoorn, en vroeg:
'Heb jij het niet koud, eekhoorn?'
'Nee,' zei de eekhoorn en hij probeerde zo onopvallend mogelijk
te rillen.
'Als je het koud had,' vroeg de mier, 'zou je het dan zeggen:
'Nee. Dan zou ik het niet zeggen.'
'Dus je zóu het nu koud kunnen hebben...'
0, dacht de eekhoorn, wat moet ik dáár nu op zeggen. Hij
dacht even na en zei toen maar: 'Ik heb het in geen enkel
geval koud, mier.'
De mier zweeg. Maar even later zei hij: 'Als ik iets opschuif
kun jij ook onder je staart liggen.' Daar had de eekhoorn
nog niet aan gedacht. Ze schoven en draaiden een tijdje
heen en weer, en met veel moeite lukte het hun om allebei
onder de staart te liggen. Maar ze mochten niet anders gaan
liggen en ze hadden allebei één schouder die niet onder
de staart paste.
‘St’, zei de mier, toen de eekhoorn nog iets wilde zeggen.
Zo lagen ze daar en vielen zij in slaap.
Midden in de nacht ging het hagelen. De eekhoorn schrok
wakker en voelde de hagelstenen op zijn staart slaan. ’Au,'
zei hij, zo zachtjes mogelijk, om de mier niet wakker te
maken. Toen viel hij weer in slaap en probeerde hij van
warme dingen te dromen: de zon, borrelende pap, het gras
langs de rivier in de zomer, sommige brieven en de woestijn.
Toen zij ‘s ochtends wakker werden, scheen de zon en het
duurde niet lang of zij herkenden de boom waaronder zij
lagen.
’Heb je goed geslapen, mier?' vroeg de eekhoorn.
’Heel goed’, zei de mier. 'Bijna heerlijk.'
Celine en Roger, we gaan
hier nu niet uitmaken wie van jullie de eekhoorn of de mier
is. We houden het bij de gedachte dat twee totaal verschillende
mensen, een man en een vrouw samen een levensproject kunnen
bouwen, en juist in die innige verbondenheid mekaar zin, ruimte
en vrijheid kunnen geven.
Waarom heb ik dit verhaal
absoluut willen brengen. Toen ik het verhaal voor het eerst
hoorde, dacht ik: “Oh ja, het huwelijk is de kunst van de
onuitgesproken zorg, maar ook de kunst om die onuitgesproken
zorg te ontvangen. Er wordt zoveel “niet gezegd” en het is
al een even grote kunst om te antwoorden door weer subtiel
“niets te zeggen”. Zij die slagen in dat subtiele spel van
liefhebben, kunnen er na vijftig jaar niet alleen met veel
genoegen naar terugkijken, maar kunnen er nu ook nog altijd
van genieten.
Ik had natuurlijk van deze
gelegenheid kunnen gebruik maken om hier een tirade af te
steken over de teloorgang van de trouw in onze samenleving
en hoe dit solide koppel - dat hier voor ons zit – een voorbeeld
is voor de jeugd van hoe het kwetsbare huwelijksbootje kan
standhouden op de woeste samenlevingszee, dank zij diep christelijke
geloof en met de steun van God.
Maar ik denk niet dat het
dat is wat je verwacht. Eerst en vooral is zo’n discours maatschappelijk
niet meer zinvol, het zou een indirecte veroordeling zijn
van al die koppels die heel eerlijk en vol verwachting een
relatie begonnen zijn. Maar het zou vooral heel veel afbreuk
doen aan de uniciteit van jullie relatie. Want eigenlijk kan
je vijftig jaar huwelijk – en dat weten jullie beter dan wie
dan ook - niet zomaar als een verdienste op je palmares plaatsten.
Misschien is dat juist het mooie ervan. Je hebt natuurlijk
aan je relatie gewerkt, maar er zijn ook veel elementen die
je niet in de hand hebt, de opvoeding en begeleiding van de
kinderen en hun gezin, ziekte en gezondheid, voorspoed en
beproeving. En het is niet altijd duidelijk welke ervaringen
je dichter bij mekaar brengen en welke vervreemdend werken.
Toen onze dochter ziek werd, zei men soms wel eens troostend:
“jullie hebben mekaar toch”, maar ik heb toch de indruk dat
het ons pas later dichter bij elkaar heeft gebracht. Met die
gedachte, dat je niet alles in handen hebt in een relatie,
kan je alleen maar gewoon dankbaar terugkijken op wat jullie
aan mekaar hebt kunnen geven, aan wat je samen hebt doorgemaakt,
waarvan je samen genoten hebt, heel simpel en zonder pretentie,
zoals jullie dit feest trouwens ook wensten.
En dan lijkt het mij inderdaad
zinvol om vandaag die huwelijksbelofte voor deze gemeenschap
terug uit te spreken of beter gezegd te herformuleren. Want
er is sinds die eerste belofte wel heel wat gebeurd en veranderd,
maar wat constant blijft is de keuze die je maakt om dagelijks
zorgend voor elkaar te zijn, niet alleen voor elkaar, maar
ook voor je omgeving, je familie, je vriendenkring. Je zou
natuurlijk kunnen zeggen, jamaarja die twee zijn nog opgevoed
in die stevige christelijk traditie, waar ge u moest inzetten.
Maar ook dat hebt je niet gedaan omdat het van bovenuit werd
opgelegd. Je hebt samen kleur gegeven aan je relatie door
een innige betrokkenheid op anderen, de kinderen, je vrienden
en ook al jaren in de gemeenschap van filosofenfontein
Ik vraag me altijd af hoe
dat begonnen is. Ik stel me zo voor dat op een feest Celine
Roger met de arm aanstootte en zei: “zeg, ze hebben geen wijn
meer”. En van toen af is Roger gaan experimenteren om water
in wijn te veranderen en uit te delen. Het is je aardig gelukt,
Roger en ga daar nog maar een tijdje mee door. Maar ik heb
de indruk dat ze nog veel tegen mekaars arm hebben gestoten:
zeg, die hebben geen taart meer, zeg daar zijn bloemen, zeg
ik denk dat die hulp nodig hebben. De overvloed van de wijn
staat symbool voor wat jullie als koppel hebben willen zijn
voor anderen, voor jullie gezamenlijk engagement en medeleven
met de mensen die je omringen en daarmee willen we jullie
dan ook na al die jaren hartelijk feliciteren.
Beste eekhoorntjes, we
wensen jullie nog veel geluk, maar als ge vanavond samen gaat
slapen, kijk eerst nog maar eens stillekens of de staart goed
ligt.
Jubileumbelofte
Partners:
Opnieuw wil ik jou
onder de hoede van de hemel en met jullie als getuigen
mijn blijvende trouw toezeggen.
Ik prijs me gelukkig
met jou als geschenk van de goede God.
Met vreugde vervolg ik de weg met jou.
Wij weten van goede en kwade dagen
maar blijvend gevoed door de liefde
en door vertrouwen gedragen.
Moge God met ons gaan.
Voorganger :
Jullie liefde zoekt
haar ankers in de liefde van de eeuwige, in zijn liefde
weten wij ons vastgehouden zijn trouw is onze koers. En
hier staat zijn gemeente dan voor in. Wij bidden de eeuwige
dat het licht van zijn ogen over jullie zal blijven opgaan
en zal stralen als de zon, en dat wij elkaar in onze gebeden
blijven gedenken.
Jubileumgedicht
(Myriam)
Ik zal met je
meegaan wegen van het onbekende.
En als je twijfelt of niet weet waarheen
zoek dan mijn woord, mijn hand, mijn wandelstaf.
Ik zal er zijn voor dag en dauw.
Wanneer je moe wordt zal ik naast je zitten.
Dan delen we het brood. We wakkeren het vuur.
Dan scheppen we de stilte.
Ik zal je dragen en mij met jouw lot verbinden.
Vrees niet de nacht.
Mijn zorg licht om je heen.
De sterren worden je tot mantel.
Bij tij en tegentij
vertrouw je aan het leven toe.
Mijn liefde heeft geen andere naam
dan deze:
Ik zal er zijn. (Kris
Gelaude)
Aansteken van de
Jubileumkaars
Offerande
Solozang : Lut Lemmens
|
|
Tafelgebed
Voorganger
: Gezegend Gij, die staat aan het begin
van menszijn, liefde en geluk.
Die spreekt in al wat goed en schoon is.
Maar toch onvatbaar blijft, als morgenlicht.
Als glinsteringen in een druppel dauw.
Als verre einder die ons aantrekt.
Allen : Gezegend die staat aan het begin
van al wat goed en schoon is.
Voorg.: Gezegend die uw eigen droom en kracht
in mensenhanden neer wil leggen,
om van deze aarde een plek te maken
waar niemand angstig, eenzaam
of zonder uitzicht hoeft te zijn.
En niemand zonder brood op tafel.
Allen : Gezegend die ons dat vertrouwen
en die waardigheid wil toezeggen.
Voorg.: Gezegend die zelf gegrepen werd
door de geschiedenis van de mens Jezus,
omdat Hij, U getrouw, zijn weg gegaan is.
Een broeder onder mensen.
Een zalvende voor wie gekwetst is.
Nabije vriend voor wie niet wordt gezien.
Allen: Gezegend die door Hem uw menselijk
gezicht
getoond hebt aan de wereld.
Voorg.: Naar U opkijkend,
stelde Hij een laatste groots gebaar.
Nadat Hij iedereen de voeten had gewassen
dankte Hij U, zijn Vader,
nam brood, brak het en gaf het rond.
"Dit is mijn leven. Al wat Ik ben', zei Hij.
`Ik geef het opdat iedereen mag leven.
Doe voor elkaar wat Ik voor jullie heb gedaan'.
Dankend nam Hij daarna de beker wijn
en gaf hem te drinken, terwijl Hij zei
`Dit is mijn liefde voor jullie.
Het is het teken van Gods verbond
met alle mensen.
Drink hier samen van.
En wees gegeven aan elkaar.'
Allen : Gezegend de mens Jezus
die ons op de weg van liefde en van hoop zet.
Voorg.: Gezegend die de kracht van zijn
Geest
in ons wil aansteken en levend houden,
opdat de wereld U zou herkennen.
En die ons met elkaar verbinden wil
om thuis te brengen in uw geborgenheid,
genadig als een Vader die alles heel zal maken.
Allen : Gezegend allen die daartoe geroepen
zijn om U te noemen, God en Vader.
Onze Vader + Vredewens
Communie (Solozang
: Lut Lemmens)
Voorbeden (Ria
en Kristel)
Woordje van kleinkinderen
(Kaat, Barbara)
Slotbezinning :
(Joris)
Jaren
Ik heb me wel eens
afgevraagd:
ben ik hier zo maar
tot aan een bepaalde dag,
tot aan een bepaald uur
en houdt dan alles plotseling op?
Dat heb ik wel eens gedacht,
jawel, een uitzichtloze gedachte.
Als ik mijn ogen sluit,
houdt dan alles op?
Waren die handvol jaren
de bedoeling van mijn hele bestaan?
Als je er even dieper over denkt,
voel je ineens dat er méér is:
dat de God van hemel en aarde
met zijn kostbaarste
en meest geliefde schepsel
andere bedoelingen heeft,
dan alleen luttele jaren leven op een aarde
waar vrijwel altijd
onvrede en tegenstrijdigheid heerst. (Toon Hermans)
Zending
Slotmuziek
|