------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




3 december 2006 : 1e zondag van de advent

Belofte en waakzaamheid

André Benoit

Openingslied nr. 210: “Alle dagen wachten...”

Vandaag begint de advent. Wie nog geen adventskrans gemaakt heeft, die moet deze namiddag nog naar het bos, op zoek naar geurige takken met de juiste naalden. En weldra zal er kaarsengeur in de woonkamer hangen en dan is de kerstboom niet meer ver af, zorgvuldig uitgekozen, niet te klein en goed gevuld, ook in het midden, geen bonenstaak met een hangbuik. Er is gezelligheid op komst en goede wil en vreemd genoeg ook "weemoedigheid die niemand kan verklaren", zoals Elsschot  zei, en die ons gemakkelijk overvalt wanneer een visioen van nieuwe wereld of van schoonheid ons wat te nabij komt.

Ik houd van de adventsfeer en van de erbij horende symbolen, gewoonten en rituelen. Ik behoor niet tot diegenen die deze gewoonten en rituelen vooral als een gevaar zien voor de zuiverheid van de religieuze beleving van Advent, waarbij ik natuurlijk niet aan de commerciële en mediatieke accaparatie in de publieke sfeer denk. Wanneer Mia elk jaar de kerstkoekjes bakt volgens recepten en in bakvormen van de lokale tradities uit onze Zwarte-Woud-periode en wanneer eerst onze dochter Geert en later ook onze kleindochter Sonya daarbij helpen en de blikken koekjesdozen zich vullen, die bij bezoek van vrienden tijdens de kerstdagen zullen bovengehaald worden, dan zie ik de eigenlijke zin van advent en kerstmis daarin niet verstikt geraken. Ook niet wanneer ik bij elke hap in een koekje gewoonlijk geen ultieme christelijke zingevingen zit te herkauwen. 

Maar in de woorddienst op de eerste dag van de advent is het goed  weer eens uitdrukkelijk de betekenis van advent in ons geloofsverhaal en spiritualiteit  te noemen en bewust te beleven om des te intenser te kunnen genieten van de symbolen, rituelen en gewoonten van deze rijke tijd. Om dus te meer open te worden voor de belofte en de verwachting van een wereld van gerechtigheid en vrede, open ook voor de oproep tot actieve verwachting en waakzaamheid om de hoopgevende of bedreigende tekenen hierrond te herkennen en er op te reageren.

Het eerder kleine en wat kwetsbare licht van het eerste adventskaarsje staat symbool voor de belofte van de nieuwe wereld, wel al zichtbaar maar niet overheersend. Het gaat om een licht en een belofte die men voorzichtig en aandachtig moet hanteren. In de loop van de advent wordt dit kaarsje niet vervangen door één grote, solide kaars maar wordt het door andere omringd als zoveel nieuwe tekenen -- als weer andere plaatsen of mensen waarvan licht uitgaat.

We plaatsen nu de eerste kaars op onze adventkrans. En zingen hierbij:

Lied 203 “Het lied van de verlossing is nabij”

Gebed: (uit Oosterhuis, De dag die komt,  blz. 233 vv;  nr 1, 4 en 5)

In zijn boek De dag die komt brengt Oosterhuis overwegingen, liederen en gebeden die het verloop van het kerkelijk jaar volgen. "Van Advent tot Advent" zoals hij dit noemt. In zijn inleidende schets van het bijbels geloofsverhaal, komt hij altijd, in zijn typische formuleringen, terug op wat hij als kernboodschap van dit verhaal ziet: Dat de bevrijding van mensen uit alles wat hen onteigent het hoogste goed en de laatste waarheid is. Dat in die zin Gods naam luidt: Ik zal er zijn, voor u, voor het volk, ik zal er zijn in mensen, als bevrijdingskracht, als geest van uittocht uit slavernij en woestenij, als adem van volharding, als een stem in iemand , iemand in iemand die zegt: dit kan zo niet langer, dit onrecht. En verder:dat gerechtigheid en liefde de hoekstenen zijn van de Thora en van de leer van Christus. Dat het  beloofde land, het land waarvoor God belooft zich mee in te zetten, 'het goede wijde land' is, een land van 'bronnen en beken en watervallen', het tegendeel van woestenij, 'een menselijke samenleving zonder knechtschap en uitbuiting en alle daaruit volgende angst, woede en weerwraak'. Waarbij het geloofsverhaal ook leert dat men op de weg naar het beloofde land, nooit eens en voor altijd uit de woestijn is.

Deze door God gesteunde verwachting van een gerechte en vreedzame wereld en de oproep om de tekenen ervan te erkennen en te versterken, is het grondgegeven van onze christelijke religiositeit. Niet toevallig wordt dit thema bij het begin van het kerkelijk jaar speciaal gevierd, want het is in die grondtoon dat wij het ganse jaar ons geloof in gemeenschap willen beleven. Van Advent tot Advent zo noemde Oosterhuis het kerkelijk jaar. 'Belofte', 'verwachting en waakzaamheid' zullen in de loop van dit jaar immers niet vervangen worden door 'definitieve vervulling', zo iets als "nu is het gebeurd" waarbij we dan volgend jaar weer terug bij de belofte zouden beginnen. Belofte, verwachting en waakzaamheid blijven integendeel de spanningsboog waarbinnen het kerkelijk jaar zich afspeelt, 'van Advent tot Advent'.   

Lezing: Jer. 33  12-16 (belofte van een gerechte samenleving)

In die geest stelt Welzijnszorg elk jaar in de advent het fenomeen van armoede en uitsluiting in onze eigen samenleving aan de orde. Dit jaar luidt het thema: samen armoede uitsluiten en muren afbreken. Armoede is een draak met vele koppen en heeft o.m. te maken met geldgebrek, gebrek aan onderwijs en vorming, slechte woonomstandigheden, geen of onstabiel werk, sociale uitsluiting en vereenzaming, slechte gezondheid, verlies aan zelfrespect en motivatie. Er zal in komende vieringen nog op ingegaan worden. Zeggen we hier alleen maar dat in België iets meer dan 15% van de bevolking onder de armoedegrens zit, of 1,5 miljoen mensen en dat de armoede toeneemt. Dit verontrustende fenomeen is een smet op het beeld van het beloofde land, 'het goede wijde land'. Het is een stevige kiezelsteen in onze schoen. Het belet ons van ons alleen maar passief te vermeien in de belofte en in het vriendelijke kerstgevoel. Het dwingt ons open te staan voor de betekenis van deze tekenen, van ellende én van veerkracht, veerkracht bij de armen zelf en bij medestanders die zich voor hen inzetten. Het dwingt ons na te denken over wat wij hierrond kunnen doen. Ook hierover willen we een van de volgende zondagen verder nadenken.

Armoede is niet op de eerste plaats een probleem van individuele verantwoordelijkheid van de armen maar een maatschappelijk probleem en dus een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Natuurlijk zijn er gevallen van individuele verantwoordelijkheid, maar bij deze omvang van het probleem (ca. 15% van de bevolking!) is er duidelijk iets met de maatschappij aan de hand. Men kan arm geboren worden, maar men wordt ook arm gemaakt en arm gehouden. Onrechtvaardige verloning, gebrek aan zorg voor de zwakke of voor wie door tegenslag getroffen wordt, onbillijke administratieve regelingen, misbruik van de weerloze door huisjesmelkers en kredietinstellingen, afbraak van solidariteitssystemen en ophemeling van het elk-voor-zich principe: dit zijn allemaal zware stenen in de muur die armen duidelijk afscheidt van de 'normale burger', die voor zichzelf kan zorgen en die anderen niet lastig valt. Angst en vooroordelen  spelen een belangrijke rol in het optrekken en in stand houden van deze muur. In tijden van onzekerheid wordt 'de arme' -en a fortiori- de arme vreemdeling steeds meer gezien als een bedreiging, een feestbederver, een lastpost. De tekenen van armoede die onze verwachting van een goede samenleving verstoren, worden dan allereerst bron van angst en van afscheiding. In onze bijbelse traditie zouden  ze integendeel onze waakzaamheid en gevoeligheid moeten verhogen om iets te doen waardoor het beloofde ' goede wijde land' ook voor de zwakkeren toegankelijk wordt. Iets doen is daarbij niet alleen te zien als iets doen voor de andere, maar heeft ook te maken met onze persoonlijke bevrijding , met wat belofte en verwachting voor ons persoonlijk inhoudt.  

Vandaag breken we symbolisch een eerste stukje af van de muur van uitsluiting, van onverschilligheid en van achterdocht, vooroordelen en angst. En vanuit deze eerste bres laten we, zoals van op de adventskrans, een lichtje schijnen.

Voorbede: (uit Verhalen uit de armoede)

  • Maria is 45 jaar oud en werd op straat gezet door haar jaloerse drankzuchtige echtgenoot. Vond tijdelijk een onderkomen bij haar zus, maar zwerft nu als dakloze rond in de omgeving van de Louizalaan. Moet het al bijna vijf jaar zonder één cent zien te rooien. Wanneer het bijtend koud is zoekt ze een schuilplaats in kerken, maar sommige priesters hebben haar al duidelijk gemaakt dat ze daar niet welkom is. Daarom schuilt ze nu in kartonnen dozen of in metrogangen. Maar ze voelt zich daar niet veilig. Ze is bang voor haar sterkere lotgenoten, vooral voor sommige vluchtelingen uit het Oostblok die niet aarzelen om hun vuisten te gebruiken om de beste plaatsen in te nemen...

  • In De Standaard van 27 november vertelt Jean-Pierre: Bijna drie jaar geleden belandde ik op straat. De eerste maanden wou ik dat aan niemand toegeven. Ik was te beschaamd. Ik heb nog altijd te veel schulden en ben met niets in orde. Op een bepaald moment had ik de keuze depressief te worden en onder een trein te springen of ontslag te nemen en uit de maatschappij te stappen. Gedurende een paar maanden kon ik een plaatsje bemachtigen om in een gratis centrum te overnachten, maar door een gebrek aan plaatsen en de dikwijls grimmige sfeer, sliep ik al snel op straat. Hoe dat kan in een land als België met degelijke sociale voorzieningen? Een vicieuze cirkel van werkloosheid, echtscheiding en schulden is dikwijls het antwoord. Als je door te veel schulden je huis wordt uitgezet, kan je ook nergens een uitkering krijgen en zonder uitkering vind je geen nieuwe verblijfplaats. Door toedoen van een Brusselse stadsgids, kan Jean-Pierre nu  regelmatig mee rondleidingen begeleiden over 'de kunst van het overleven in de stad'. Hij krijgt 50 Euro per rondleiding. Hij woont nu ook in een gemeenschapshuis voor daklozen. Een sleutel op zak hebben zegt hij, betekent een dak boven het hoofd. Mensen die lang op straat leven, zijn niet alleen hun job en hun huis kwijt maar ze hebben ook nog nauwelijks zelfvertrouwen. Door de stadswandelingen heb ik voor een stukje mijn waardigheid weergevonden...

    Een tekort aan geld is een van de zwaarste beproevingen die ik in mijn leven moest meedragen. Je vervreemdt in de samenleving omdat je steeds het gevoel hebt dat je bekeken wordt, er met niemand durft over praten en denkt dat je de enige bent. Je vervreemdt omdat communicatie zoals TV en telefoon veel te duur zijn en omdat je zodra je de voordeur opentrekt, voor alles en nog wat geld nodig hebt en het leven steeds duurder wordt. Je vindt je onwaardig en dat je er niet meer bij hoort...

    Mensen vertellen over hun ervaring met honger.  Ik heb zelf nog honger geleden omdat ik het eten dat ik had aan mijn kinderen en kleinkinderen wou geven. Ik dronk dan veel water...  Beginnen eten en ophouden met eten zodat je 's anderendaags nog iets te eten hebt, dat is hard... Ik had niets te eten en zat na te denken hoe het verder moest. Toen werd er op mijn deur geklopt. Het was iemand uit de buurt. Hij zei; "ik heb nog een beetje patatten over en wat vlees, als je wil mag je dat hebben."

------