11 februari 2007 : 6° zondag
Gelukkig jullie, die arm zijn
want van jullie is het koninkrijk van God (Luc. 6)
Marcel Braekers
Vertaling van Chouraqui:
Il lève
les yeux sur ces adeptes et dit:
En marche, les humiliés. Oui, il est à vous, le royaume
d’Elohim.
En marche, les affamés de maintenant. Oui, vous serez rassasiés.
En marche, les pleureurs de maintenant. Oui, vous rirez.
En marche, quand les hommes vous haïssent,
Vous bannissent, vous flétrissent,
Et jettent dehors votre nom comme criminel, à cause du fils
de l’homme.
Jubilez, ce jour-là, dansez de joie.
Voici : votre salaire est grand au ciel.
Nieuwe Bijbelvertaling
Hij richtte zijn blik
op zijn leerlingen en zei :
Gelukkig jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk
van God.
Gelukkig jullie die honger hebben, want je zult verzadigd
worden.
Gelukkig wie nu huilt, want je zult lachen.
Gelukkig zijn jullie wanneer de mensen jullie omwille van
de Mensenzoon haten
En buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk
halen.
Wees verheugd als die dag komt en spring op van blijdschap,
Want jullie zullen rijkelijk beloond worden in de hemel.
Openingszang 25: “Onze hulp is in de naam
van de Heer”
Gebed
Gij die de ogen van blinden
opent
En gebroken mensen opricht,
Gij die treurenden kracht geeft
Tot een bevrijdend lachen
Richt onze ogen en ons hart op het diepere lijden
Dat mensen treft en verlamt.
Maak ons tot vredestichters die haat en geweld helpen uitbannen.
Mocht niemand van uw kinderen verloren gaan
En allen hopen op de dag dat Gij bevrijdend optreedt:
Gij, Liefdevolle en Barmhartige,
God van Leven en Liefde.
Lied 112: “Zingt van de Vader die in den
beginne”
Inleiding op
de evangelielezing
Zoals de vorige zondagen
lezen we verder uit het evangelie van Lucas en horen we vandaag
hoe Jezus zijn leerlingen onderricht geeft. Het is een lange
toespraak die de kern vomrt van de ethiek in het Nieuwe Testament.
De bergrede bij Matteüs omdat Jezus van op de berg spreekt.
Lucas laat Jezus naar de vlakte komen. Net ervoor heeft hij
beschreven hoe Jezus de hele nacht alleen op de berg in gebed
verbleef. Vervolgens koos hij 12 leerlingen uit als zijn apostelen.
Nu komt hij naar beneden om de grote groep van volgelingen
toe te spreken.
Lucas 6, 17 – 26
Lied 648: “Gij hebt woorden van eeuwig
leven”
Homilie
Heeft Jezus deze zaligsprekingen
in de tweede of in de derde persoon uitgesproken? Misschien
lijkt dat op het eerste zicht een pietluttige vraag, en toch
durf ik ze stellen. Het lijkt me een groot verschil of ik
zeg: ‘gelukkig zijn de armen, gelukkig wie honger hebben,
gelukkig de treurenden’ dan dat ik zeg ’gelukkig, jullie armen’
of nog krachtiger zoals Chouraqui vertaalt ‘En marche, les
humiliés. Oui, il est à vous le royaume d’Elohim’.
In het eerste geval noem ik een aantal situaties op
en wijs op het belang voor hen aandacht te hebben. In het
tweede geval moet dit als een krachtige, bijna opruiende taal
geklonken hebben voor wie daar zat te luisteren..
Natuurlijk toen Jezus zijn
toespraak hield zat er geen reporter in de groep die zijn
woorden letterlijk kon opnemen en dus weten we nooit wat Hij
precies heeft gezegd. Matteüs verwoordt de zaligsprekingen
in de derde persoon, Lucas in de tweede. Het is daarbij goed
om weten dat Lucas zijn evangelie voor bekeerlingen uit een
Grieks milieu schreef en dat er in die groep grote maatschappelijke
verschillen waren. Steenrijke en straatarme lieden zaten op
zondag in eenzelfde ruimte te luisteren naar het Woord en
braken het brood van de Heer met elkaar. Binnen die context
moeten de woorden van Jezus striemend zijn aangekomen. Je
zou het evangelie van Lucas daarom het rode evangelie kunnen
noemen, want op veel plaatsen hanteert Lucas zijn bronnen
om de situatie arm – rijk extra in de verf te zetten. De vraag
daarbij is hoe voortaan die leerling wel moet leven? Lucas
beschrijft daarom deze toespraak alsof Jezus vooraan in de
samenkomst van deze christengemeente zit. (cfr. Y. Saout, "Retard du retour de Jésus et éthique lucanienne".
In : M. Quesnel et P. Grusson, La Bible et sa culture,
II Jesus et le Nouveau Testament. DDB 1998,
p. 389 e.v.)
Allereerst valt op hoe
Lucas in tegenstelling tot de andere evangelisten niet spreekt
over later maar over nu.
Gelukkig, jullie armen,
nu reeds is het koninkrijk van God voor u. Elders zegt
Jezus: “wie mijn volgeling wil zijn moet elke dag zijn
kruis opnemen (9,23)”. In zijn formulering van het Onze Vader
staat: “geef ons dag na dag te eten”. Anders gezegd:
volgens Lucas moet de leerling van Jezus hier en nu kunnen
leven, moet hij de uitdagingen van de tijd niet ontwijken
maar durven op te nemen. We weten dat Lucas zijn evangelie
rond de jaren 80-85 schreef in een periode dat de christenen
overal werden vervolgd. Daarom spoort hij hen aan niet uit
te zien naar het einde van de tijd, maar hier en nu die als
een uitdaging op te nemen. Daarmee hebben we iets heel typisch
vast in dit evangelie en hoe Lucas een leerling typeert. In
diepe sociale bewogenheid beschrijft Lucas wat hier en nu
gebeurt en naar de toekomst staat te gebeuren. Het gaat om
de waardigheid van wie arm zijn en om een herverdeling van
alle goederen. Daarom werd de boodschap van de geboorte aan
herders gebracht en niet aan magiërs, en daarom prijst Jezus
de weduwe die twee penningen in de offerkist werpt. ‘Armen
geeft Hij overvloed en rijken gaan weg met lege handen’ staat
in het Magnificat. Jezus prijst zijn leerlingen die arm zijn,
honger hebben, treuren en vervolgd worden, of uitgestoten
uit maatschappelijke of religieuze samenkomsten. Want God
kijkt anders naar de mens en dit anders kijken van God moet
een eerste aanzet zijn opdat wij anders met elkaar zouden
omgaan. Het woord ‘gelukkig’ betekent hier dus: je kunt eruit
geraken. Zoiets al wij zeggen: daar had ik even geluk. Het
feit dat God anders naar deze wereld kijkt, moet ons kracht
geven om ons op te richten en tegen de situatie in te durven
gaan.
Wat Jezus bedoelt zou ik
nog op een andere manier willen verhelderen door zijn visie
over armoede te vergelijken met die van de Griekse en Romeinse
filosofen. Zo schrijft Seneca in een brief aan zijn leerling
Lucilius:
“Je wil je bezig houden
met je ziel: wees arm of leef in armoede. De studie van
de wijsheid brengt geen heilzaam effect teweeg zonder de
praktijk van de soberheid. Soberheid is daarom een vrijwillige
armoede.” (II, 17, 5-10)
Armoede
dient hier om een innerlijke vrijheid te bereiken. Zo niet
voor Jezus en Lucas. Voor hen is armoede een onrecht en een
appèl.
Hoe zal
het dan de rijke vergaan? Voor hen vertelt Jezus de parabel
van de man wiens akkers veel had opgebracht. In plaats van
te denken aan zijn medemensen ging hij groter schuren bouwen
en was hij bezig met alles te beveiligen. Helaas stierf hij
die nacht, zegt Jezus. De rijke moet daarom niet alleen tot
onthechting komen, maar zijn rijkdom willen delen. “Wie
twee mantels heeft moet er een weggeven aan wie er geen heeft.”
(3,10-14)
In de
parabel van de barmhartige Samaritaan gaat het om een rijke,
die door medelijden is bewogen om wie gekwetst en verlaten
aan de kant ligt. Maar als het om bezit gaat, spreekt Jezus
een andere taal. Zo schrijft Lucas:
“Verkoop je bezittingen
en geef aalmoezen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet
verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een
dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten.
Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn.” (12,33-34)
Want uiteindelijk
gaat het hierom dat arme en rijke, beiden, durven vertrouwen
op God en hun leven in zijn handen durven leggen. Dat is de
uiteindelijke bevrijding , de zorgeloosheid die zich van de
mens meester zal maken en de vrijheid van de kinderen Gods.
Zo beschrijft Lucas in de Handelingen hoe de eerste christenen
leefden na de dood van Jezus:
“Ze bleven trouw aan
het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een
gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed…
ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst
onder degenen die iets nodig hadden.” (Hand. 2,42.45)
Voor de
Griekse bekeerlingen was dit niet zo nieuw. Zij kenden de
idee van een gouden tijdperk als een soort van oertijd toen
de mensen nog geen belang hechtten aan bezit. En ze wisten
van Pythagoras die met zijn leerlingen op deze manier had
proberen te leven. Men kende de gemeenschap van Qumran en
de groep rond Filo van Alexandrië. En toch gaat het hier om
een nieuw gevoel waarbij de mens tot innerlijke vrijheid komt
door zich toe te vertrouwen aan God.
Zo moet
ook het vervolg van deze vlakterede begrepen worden. Jezus
spoort zijn leerlingen aan om te streven naar sociale rechtvaardigheid,
maar dit is slechts een eerste aanzet om te komen tot de kern
van zijn boodschap. Die is een onvoorwaardelijke liefde: liefde
voor zijn vijand, eenzelfde liefde voor de ander zoals je
hoopt dat die je zal behandelen, komen tot een diepe houding
van vergeving en betrokkenheid. Slechts zo komt de echte vrede
van God in ons hart.
Lucas 6, 27-36
Groot dankgebed: Bij gelegenheid
(I) p.212-215
Refrein 192: “Alles wacht op
U vol hoop”
Na de communie: 603: “Wij bidden U om
vrede” (afwisselend met gebeden)
|