------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




25 februari 2007: 1° zondag van de vasten

Komen uit water en staan in de woestijn

Marcel Braekers

Openingszang 401: “Een mens te zijn op aarde in deze wereldtijd”

Inleiding

Gij hebt het water geschapen opdat de mensen zouden leven
En woestijnen opdat ze naar hun ziel zouden zoeken.

Deze prachtige spreuk van de Sahelvolkeren zet meteen de toon van deze vasten, want water en woestijn zullen ook in de volgende zondagen een centrale rol spelen. Daarom staat hier een grote kruik uit een Magrebland als een symbool van de waterput. Tijdens deze veertigdagentijd trekt Broederlijk Delen de aandacht op die landen in Afrika, die met bovenmenselijke inspanningen vechten tegen de oprukkende woestijn. Voor hen is water en de waterput een kwestie van leven of dood.

Ieder mens is geboren uit het water
En zal weer opstaan uit het water

Zegt een lied van het Dogonvolk in Mali. En samen met hen zongen wij daarnet:
”Een mens te zijn op aarde is komen uit het water en staan in de woestijn.”

Hier op Filosofenfontein, waar elke dag vele kubieke liters helder drinkwater uit de grond. opborrelen, is het bijna ondenkbaar dat water zo belangrijk is om te overleven. Maar voor een gezin in de Sahel draait heel het dagelijkse leven rond het zoeken van drinkwater voor het gezin, voor het vee en de akkers. Het is daarom begrijpelijk dat zij zeggen: een mens is uit water geboren, het kostbaarste van alle elementen.

Ook in de Bijbel speelt water een belangrijke rol. Staat aan het begin niet dat er aanvankelijk alleen maar chaos was en dat de Geest van God boven de oerwateren zweefde? En lezen we niet in het tweede boek van de Bijbel dat het water de grens vormde tussen slavernij en vrijheid? En vieren wij dit niet in de Paasnacht: dat ook wij doorheen het water de tocht maken naar vrijheid en solidariteit? En in psalm 42 wordt het verlangen van de mens naar God vergeleken met het schorre geroep van een hert dat in een droge bedding staat en zoekt naar water.

Laten we daarom een verbinding maken tussen ons verlangen om in deze veertigdagentijd door het water herboren te worden en de hoop van de Sahelvolkeren op water in hun waterput. Vasten is zoeken naar de bron van ons leven, maar die bron is ook leven voor velen. Anders is ons vasten en bekering slechts schijn.

En terwijl voor de Sahelvolkeren de woestijn meestal een plaats van dreiging en overmacht is, ervaren ze die eindeloze zandvlakte tegelijk als een plaats van bezinning waar al het overtollige wegvalt. Zo overkwam het ook het Joodse volk. Tijdens de woestijntocht ontdekte het gevluchte volk de noodzaak van solidariteit om te overleven.

Deze dubbele betekenis van de woestijn als plaats waar je tot het essentiële komt en waarbij je groeit naar verbondenheid zal ons begeleiden in de vasten. Vandaag op de eerste zondag horen we hoe Jezus de woestijn intrekt om zich voor te bereiden op zijn roeping en hoe Hij in de woestijn moet worstelen om te worden wie Hij later zal zijn. De woestijn is de plaats van uitzuivering, van ontdekking wie hun God is.

Gebed om inkeer

Eeuwige God, bron van levend water,
Brood voor ons gebroken,
Hoor ons als wij vragen naar U.

Maak ons gevoelig voor de waarde van uw schepping
Voor allen, die op uw aarde moeten vechten om te overleven.

Leer ons luisteren naar allen die kloppen aan onze deur
Opdat we niet voorrang geven aan onszelf
Maar in eindeloze verbondenheid delen met velen.

Wij die weet hebben van uw droom met deze wereld
En met onze mond belijden dat de aarde voor iedereen is,
Maak ons sterk om met onze handen te doen wat we met onze lippen beloven.

Blijf ons nabij op onze tocht van veertig dagen
Spreek tot ons hart zoals U ooit deed voor uw volk.
Dat wij zo zorgzaam worden als U bent
En kiezen voor vrede en gerechtigheid.

Inleiding op de lezing

Nooit mag de aarde ons als een persoonlijk bezit toebehoren. Zij is de moeder waaruit we zijn opgericht en ze is de plaats waar we leven met velen. Daarom moest elke landbouwer in Israël de eerste vruchten van zijn akker naar de tempel brengen om ze aan God aan te bieden. Zo drukte hij zijn erkentelijkheid en respectvolle weerhoudendheid uit. Een variant van datzelfde gebed bidt de priester elke zondag als brood en wijn worden opgedragen. Het aanbieden van deze gaven is een teken van respect voor de aarde en van solidariteit met alle leven.

Deuteronomium 26, 1 – 10

Lied 404: “Wie als een God wil leven”

Lucas 4, 1-13

Homilie

Gij hebt het water geschapen opdat de mensen konden leven
En woestijnen opdat ze naar hun ziel zouden zoeken.

In de woestijn valt al het overtollige weg. De mens is er alleen met zichzelf, alleen met zijn licht- en schaduwkant, met zijn verlangen en kleinheid. Wie lang verblijft in de woestijn beseft dat het een strijd wordt op leven en dood. Ofwel verlies je jezelf in verwarring en word je gek, ofwel ontdek je een levende bron in jezelf en breekt je leven open in een overstelpende solidariteit. Ofwel ga je nog strakker je vastklampen aan je ego en bouw je een dam om je heen, ofwel sterf je aan jezelf en word je zelf een stuk het sobere leven dat daar heerst.

Datzelfde maakte Jezus mee toen Hij zich na de doop in de Jordaan terugtrok om de confrontatie met de boodschap van Johannes aan te gaan en na te denken over zijn eigen levensopdracht. Deed Hij dit in navolging van de grote profeten of hernam Hij persoonlijk wat heel zijn volk gedurende zoveel jaren had doorgemaakt? De evangelisten vertellen alleen hoe de wildernis ook met Jezus haar spel speelde en hem dwong tot fundamentele keuzes te komen.

Voor de joden was de woestijn ook de plaats waar men elk jaar de zondebok in dreef en daarom een te mijden plaats. Toch waagt Jezus zich in die ruimte omdat Hij de strijd met het kwaad - verpersoonlijkt in de duivel - radicaal wil aangaan.

Laten we kijken hoe de evangelisten dit voorstellen.

De bekoring om van stenen brood te maken. De bekoring is een metafoor die verwijst naar elke greep die het materiële over de mens kan krijgen. Het is de aarde dwingen door een economie van altijd meer in plaats van haar te dienen. Leven van hebben in plaats van te zijn, van bezitten in plaats van te delen. Jezus staat hier als model of voorbeeld voor zijn leerlingen en leert hen dat een mens niet alleen brood nodig heeft om te leven, maar ook het Woord dat God spreekt.

De tweede bekoring bestaat erin zich van de tempeltop naar beneden te gooien en God te dwingen om tussen te komen. Een misbruik van vertrouwen door een verkeerde inschatting van psalm 91.  (“Al vallen er duizend aan je linkerzijde en tienduizend aan je rechterhand, jou zal niets overkomen.”) Maar Jezus klaagt zo’n houding aan. Het is God dwingen in te grijpen. Men degradeert Hem dan tot een robot, die moet voldoen aan onze kleine wensen en behoeften. Daar tegenover stelt Jezus het echte vertrouwen in God. Dat is zich durven overgeven aan zijn woord. Zich durven laten vallen in Gods armen zonder krampachtig zoeken naar zichzelf.

En er is die ultieme verzoeking. Het kwaad aanbidden, knielen voor Satan. De uiterste beproeving om het kwaad en de destructie niet tot god te maken: niet de welvaartsstaat boven de wereldwijde betrokkenheid te stellen, het militaire geweld boven de democratische rechtvaardigheid, de macht van de sterkste boven gerechtigheid. De ene mens wedijverend met de ander. Als je voor de macht van het kwade knielt, zal dat onze toekomst worden en zijn we levend dood.

Jezus ziet in de afzondering van de woestijn wat de wereld bedreigt: vroeger en nu en altijd opnieuw. De evangelisten voegen bij elke bekoring een gezegde uit de vermaningen van het boek Deuteronomium om uit te drukken dat ook het Joodse volk dit heeft doorgemaakt, maar faalde. Jezus ziet welke weg Hij wil gaan en kiest op deze woeste, verlaten plek voor het leven. zo werd Hij tot prototype voor allen die Hem willen volgen.

De woestijn is de plaats waar ook wij de levensbron in onszelf kunnen ontdekken, waar we leren tot waarachtig vertrouwen te komen. Maar het is tegelijk de vindplaats van een niet aflatende solidariteit met diegenen die in de woestijn vechten om te overleven. We krijgen de kans om een andere rijkdom dan de materiële te ervaren: de stichting van het rijk van God waar allen tot recht komen.

Groot dankgebed: H. Jongerius, Voor wie wachten, p. 46-47.

Na de communie: vastenactielied aangeleerd door de kinderen

Slotgebed

Geest van God, bron van levend water,
Aanwezig in de oceanen die de wereld bedekken
En in de lucht die we inademen.
Geef ons de genade U te mogen ontdekken en aanbidden
Maak ons getuigen van uw liefde
Voor de mensheid en de hele schepping.
Dat vragen wij in naam van Jezus
Broeder van alle mensen
En profeet van een universele liefde.

Mededeling: na de viering dvd over de vastencampagne

------