------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




11 maart 2007: Derde zondag in de vastentijd

Het geduld van de wijngaardenier

Marcel Braekers

Openingslied 610: “Hoort hoe God met mensen omgaat”

Inleiding

Na de viering van de eerste zondag van de vasten werd ons de video van Broederlijk Delen getoond over de strijd die de Sahel-landen moeten voeren tegen de woestijn. Het was een indringend document waarbij me het geduld en het doorzettingsvermogen troffen waarmee deze mensen vechten voor hun voortbestaan. Zo toonde een man dat het niet voldoende is aan water te geraken, maar men moet de aarde ervoor gereed maken. Stenen werden om de akkers gelegd om zo het overvloedige water dat korte tijd valt op te vangen en te beletten dat de vruchtbare bovenlaag wegspoelt. Met heel eenvoudige middelen, zonder technische hoogstandjes vechten deze mensen tegen de oprukkende woestijn. Mannen en vrouwen hakken de grond open, leggen er de zaadjes in en wrijven met hun voeten de grond weer dicht. Dat is niet alleen een kwestie van techniek, van volharding, maar ook van overgave, van het hart. “Wij hebben hier geen machines, onze enige machine is ons hart,” vertelde een Burkinese boer aan een Vlaamse ontwikkelingshelpster.

Je zou denken dat deze mensen elke dag het evangelie van deze zondag zouden lezen. Een man plantte een vijgenboom in zijn tuin en hoopte op vruchten. Toen die er niet kwamen gaf hij bevel aan zijn tuinman de boom om te hakken. Maar de tuinman, die veel dichter bij de natuur en het leven stond, vroeg om geduld. Misschien met geduldig te bewerken zou die boom volgend jaar vruchten geven.

Augustinus, de grote mensenkenner, schreef: “Wie zijn geduld verliest, verliest zijn kracht.” Een spreuk die ik al veel jaren tot de mijne tracht te maken. Jezus vertelde de parabel om erop te wijzen hoe geduldig God met de wispelturigheid van de mensen omgaat. Altijd opnieuw neemt Hij initiatief om ons op weg te helpen.

De parabel is ook een directe verwijzing naar de problematiek die in deze Vasten centraal staat: het geduld en de taaie doorzetting waarmee mensen in de Sahel vechten om te overleven en hoe ze bij die strijd rekenen op onze hulp: op rechtstreekse financiële hulp en op inzet op lange termijn, opdat er meer gerechtigheid zou komen. Opdat geen buitenlandse, goedkope producten hun markt zou wegspoelen zoals de regenstroom na een onweer.

Een creatieve inzet wordt van ons gevraagd waardoor we zowel mentaal als praktisch ertoe komen uit te stromen in gerechtigheid. Waarom? Omdat het raakt aan de basis van ons geloof. Daarmee verwijs ik reeds naar de eerste lezing van vandaag. God verschijnt aan Mozes in het braambos en maakt zijn naam bekend als “Ik zal er zijn. Ik heb het geschrei van mijn volk gehoord”. Als dat Gods naam is, zijn identiteit, dan kan het niet anders of ieder die zich toevertrouwt aan die God draagt zijn naam mee als gebonden op het voorhoofd of de arm. Ook onze identiteit is er een van “Ik zal er zijn voor u”.

Uw geduld, uw barmhartigheid en ontferming, God,
kent geen grenzen
Gij roept ons, ook al zijn we geen goede sprekers
Gij doet ons vruchten dragen, ook al lijkt onze grond onvruchtbaar.
Maak ons ook geduldig en lankmoedig voor wie naast ons leeft.

Als Gij bestaat bewerk ons dan
herschep ons hart en ons verstand
dat wij ontvankelijk worden voor uw Naam
Inspireer ons om nieuwe kansen te scheppen in uw naam.

Lied  416: “Wat ik gewild heb, wat ik gedaan heb”

Openingsgebed

God van mensen, Gij nodigt ons uit uw droom tot de onze te maken
en de wereld om te vormen tot een plek waar het goed is om te wonen voor iedereen.
Open onze ogen voor de mogelijkheden die Gij ons in handen hebt gegeven.
Bemoedig ons en spoor ons aan tot telkens nieuwe en volgehouden inspanningen om ons steentje bij te dragen voor vrijheid en vrede, geluk en welzijn voor iedereen.

Inleiding op de eerste lezing

Gij hebt het water geschapen opdat de mensen zouden leven
En woestijnen opdat ze naar hun ziel zouden zoeken.

Deze spreuk van de Sahelvolkeren begeleidt ons in heel deze vastentijd. Dat de woestijn een plaats is waar men naar zijn ziel kan zoeken toont ook de lezing aan die we nu zullen horen. Mozes was opgegroeid in de luxueuze hofhouding van de farao. Maar toen hij op een dag geconfronteerd werd met de wereld van de slavernij raakt hij diep verontwaardigd. Hij sloeg een wachter dood en moest vluchten. Hij kwam bij een joodse familie terecht en huwde met een van de dochters. Als wederdienst werd hij herder van de kudde van zijn schoonvader. Dwalend door de woestijn en op zoek naar voedsel voor zijn dieren maakt hij en diepgaande confrontatie mee met God en met zichzelf.

Exodus 3, 1-15

Lied 21: “Jij die voor alle namen wijkt”

Homilie

De leegte van de woestijn, de eenzaamheid van een zwervende herder, de oneindigheid van lucht en zand hebben ook op Mozes een verschroeiende uitwerking. Daar waar geen gebaande wegen meer zijn, moet hij niet alleen een goede plek voor zijn schapen en geiten vinden, hij is er ook op zoek naar zijn eigen levensopdracht en naar een uitweg voor zijn verknechte volk. Ooit had hij in een impulsief moment zijn woede afgereageerd door een opzichter neer te slaan. Maar een korte, emotionele opwelling brengt zelden zoden aan de dijk. Worstelend met zijn eigen geschiedenis en denkend aan het lot van zijn volk ondergaat hij een uitzonderlijke Godservaring. De Ene en Eeuwige, de Naamloze maakt kenbaar dat ook Hij de ellende van het volk gezien en gehoord. Zo groeit doorheen deze roeping een ervaring tot roeping. Mozes moet naar zijn volk gaan.

De zelfopenbaring van God is daarbij uniek, ongehoord voor die tijd en zal model staan voor alle latere openbaringen van God of het heilige. God openbaart zich in zelfontlediging. Als Mozes naar zijn naam vraagt en daarmee ook naar zijn identiteit zegt God niet: Ik ben de almachtige, de rechtvaardige die tegelijk liefdevol is. Hij overrompelt Mozes niet met beelden en begrippen, maar zegt enkel: ik zal er zijn. Ik ben die zal zijn. Ik zal zodanig aanwezig zijn dat jij kracht ontwikkelt en je opdracht als leider kunt opnemen. Ik zal er zijn voor mijn volk dat nu als slaven kruipt en het hoofd intrekt, opdat het in zichzelf zou gaan geloven en optrekt naar bevrijding.

De rabbijnen zeggen altijd als commentaar op de naam die de Ene zichzelf gaf dat het de naam van een Komende is. Gods zelfopenbaring is Advent. (Barnard)

Voortaan zal God er zijn om de ervaring van zijn kinderen te ondersteunen en te laten groeien tot actieve inzet. God zag en hoorde wat ook Mozes had gezien, maar dankzij Zijn zien komt Mozes in beweging. Zo verandert 4Ik ben die zal zijn’ onze wereld en ons bestaan niet rechtstreeks, maar geeft Hij mensen kracht door zijn bekommerde en geduldige aandacht.

Hij is de geduldige Hovenier die mensen oproept om van de aarde een tuin te maken, een plek waar het goed is om te leven.

Met deze gedachte keer ik terug naar de film die hier twee weken geleden werd getoond over de inzet van de Sahelvolkeren om te overleven. Ik vond het een prachtige film van aangrijpende schoonheid als je zag hoe geloof en doorzettingsvermogen het haalden op moedeloosheid. Een heel dorp dat stenen verzamelt om muurtjes rond akkers te leggen om zo het plotse regenwater bij te houden en te beletten dat het vruchtbare slib wegspoelt. Wij kunnen uit diezelfde kracht putten en hen materieel helpen. Maar er is ook steun op lange termijn nodig. Er zijn ook muurtjes om deze groeiende, kwetsbare economie nodig, opdat ze beschermd wordt tegen de macht van de vrije markteconomie, dat wetenschappelijke systeem in dienst van de sterkste dat afschaft en wegsnijdt wat niet onmiddellijk rendeert en overweldigt wat kwetsbaar is en maar groeit in zweet en pijn.

Aan deze film moest ik spontaan terugdenken bij het lezen van het evangelie van deze zondag. Een man heeft een vijgenboom in zijn tuin laten planten en wordt ongeduldig omdat er geen vruchten komen. Maar wie zijn geduld verliest, verliest zijn kracht. De niet aflatende zorg van de hovenier maakt dat die boom wel zal renderen. Zo is God: zijn aanwezigheid geeft mensen kracht om vruchtbaar te maken wat anderen als onmogelijke zandwoestijn zouden bestempelen.

Lucas13, 6-9

Groot dankgebed : Jongerius, Voor wie wachten, p. 46.

Na de communie 617: “Voor kleine mensen is Hij bereikbaar” (psalm 72)

------