6 april
2007 : Goede Vrijdag
Geen
andere weg dan de menselijke
Kris
Gelaude
Begroeting
Dit is een uur om onze
gedachten stil te zetten bij wat Hem gebeurd is,
Jezus Christus, mens van God en mensenbroeder,
die het ondenkbare gedaan heeft, vanuit zijn liefde en geloof.
Wij volgen de weg die Hij is gegaan,
om Hem te herkennen in de weg die velen gaan in deze tijd :
lijdend aan de wereld, stervend voor nieuw leven.
Lied nr. 626: Het
lied van de geliefde
Gebed
God van liefde,
woorden vol zekerheid
ontvallen ons
in de verstilling van dit uur.
Door twijfel en door leegte
moet een mens
om de diepte te vermoeden
van uw vereeuwigd woord:
‘Ik zal er zijn’.
Geef ons die vaste grond
opdat wij in beproeving staande blijven.
En schep in onze ziel
de ruimte die er nodig is,
om oog in oog met lijden
zelf onvoorwaardelijk nabij te zijn.
Duidend woord.
‘Binnen
enkele uren zullen ze me komen halen. Ze maken zich al gereed.
De soldaten maken hun wapens schoon. De boodschappers verspreiden
zich in de donkere straatjes om het tribunaal bijeen te roepen.
De timmerman strijkt even over het kruis waaraan ik morgen
ongetwijfeld zal bloeden. Overal wordt er gefluisterd, heel
Jeruzalem weet al dat ze me straks gaan arresteren..’
Met deze woorden begint
de franse auteur en scenarioschrijver, Eric-Emannuel Schmitt,
zijn roman Het evangelie volgens Pilatus.
In het eerste deel laat
hij Jezus zelf aan het woord, die – in het vooruitzicht van
zijn arrestatie - zijn leven aan zich ziet voorbijtrekken.
Schmitt gebruikt bijzonder herkenbare beelden, maar dan wel
van een uitzonderlijke mens. Hij is er immers van overtuigd
dat de grootsheid van de keuzen die Jezus gemaakt heeft en
de diepte van zijn lijden ons pas echt kunnen aangrijpen,
wanneer we hem in eerste instantie leren zien als mens. Niet
als iemand die van meetaf aan boven ons bestaan verheven is,
maar als iemand die letterlijk ‘beeld van ons bestaan’ is.
En die ook zijn roeping gaandeweg heeft moeten ontdekken en
leren verstaan. Dan pas kunnen de dingen die Hij gedaan heeft
en de woorden die Hij gesproken heeft betekenis krijgen binnen
onze ervaringen. Dan pas kan de lijdende mens van vandaag,
met Jezus, zijn onmacht, angst of ontluistering doorleven.
Ook Oosterhuis zegt dat
naarmate Jezus’ volgelingen verwijderd raakten van hun land
en van de bronnen van de traditie, ze van zijn verhaal een
onbestaanbaar mooi verhaal zijn gaan maken. Ze hebben Hem
op de troon gezet, ver boven ons bestaan… Dat vertroebelt
de herkenning.
Het lijdensverhaal laat
nochtans ten overvloede zien dat Jezus het lijden niet tot
iets heiligends uitroept. Net zoals Hij tijdens zijn leven
zich niet bij het lijden neerlegt. Wat Hij wel doet is het,
vol liefde en erbarmen verbinden met zijn eigen bestaan. Ook
in zijn eigen lijden blijft Hij volkomen menselijk. Hij staat
er niet boven. Integendeel, het maakt Hem arm zoals het iedere
mens arm maakt. Gebroken is Hij, wat Hem doet vragen om de
kelk van het lijden aan hem te laten voorbijgaan. En in zijn
diepste ontreddering roept Hij het uit : ‘God, mijn God,
waarom hebt Gij mij verlaten?’
Toch is zijn roepen op God tegelijk een toewending naar God.
Voor Jezus de enige die over leven en dood het laatste woord
heeft. Maar dat laatste woord is Jezus bekend. Het is de belofte
die reeds in het leven gedaan werd: ‘Ik zal er zijn’.
Ook voorbij de grens van dit bestaan. Voor Jezus is Gods woord
heilig. Het is het enige dat wél boven het leven staat. En
daaraan durft Hij zich toevertrouwen. Het is het woord van
een God die het menselijke lot op zich neemt. En die van de
liefde niets, maar dan ook niets zal laten verloren gaan.
Wanneer Jezus de dood ingaat, rest Hem alleen nog dat vertrouwen.
Lijdensverhaal
Droefenis en verraad
Mensen gaan ten onder,
ook vandaag, aan dezelfde onverschilligheid en het schokkende
verraad dat Jezus in zijn bestaan getroffen heeft. In de nacht
van zijn lijden heeft Jezus de droefenis van allen gekend.
Een droefenis ten dode toe.
Lezing: Mc. 14, 32-46
Lied nr. 645 ‘Kome
wat komt’
Adem vuur uit de hemel
storm die in mij klom
mij leegplukte als een boom
stem die mij afmaaide tot de rand
mij bond tot schoven
op de dorsvloer spreidde
mij vermaalde doorkneedde
doorgistte de oven stookte
mij bakte brak uitdeelde
die ooit mij bestemde
tot levend brood voor hoe grote
hongerige menigten –
zie mij tussen stenen
woestijngras beenderen verga ik
ongegeten
langs mij trekken
de verzadigden boven mij
de vogels van de hemel
en ook jij
vuur stem storm adem
gaat me voorbij. (H.
Oosterhuis)
Overgeleverd aan spot
en wellust
Het diepste onrecht dat
een mens kan ondergaan, is dat zijn waardigheid geschonden
wordt, dat hij het voorwerp wordt van wellust en van haat.
De wonden die op die manier gemaakt worden, helen niet. Ook
dit lijden werd Jezus niet gespaard. Daarin is Hij gelijk
geworden aan alle vertrapten, waar ook in deze wereld.
Lezing: Mc. 15, 1-19
Lied nr. 405:
O Hoofd vol bloed en wonden,
Duisternis troonde hoog
verheven
de mensen vielen stervend neer.
Eén woord van licht zou hen doen leven,
de loop der dingen name een keer.
Hij was bereid een woord voor allen,
dat ene woord van licht te zijn,
als zaad in harde grond te vallen –
hij achtte niet de stervenspijn.
Zo is hij in de nacht verdwenen
geen engel heeft hem brood gebracht,
geen sterrenbeeld hem toegeschenen
geen moederschoot hem opgewacht.
Om ooit een dag als nieuw geboren
in bloei van stemmen op te staan,
moest hij verstomd en zinverloren
in mensenspraak te gronde gaan
in holle klank van taal verzinken
om kiem van weerklank, zaad van licht
uit onze harten op te klinken
een naam die voor geen duister zwicht. (H. Oosterhuis)
Mijn God, mijn God,
waarom hebt Gij Mij verlaten
In het uur van zijn dood
roept Jezus vanuit de diepte van zijn ziel op God. Het is
een menselijke schreeuw om niet verloren te gaan. Maar evenzeer
een absoluut gebaar van toewending naar God.
Onder het kruis staan zij
die Hem nabij waren. Liefde is het enige antwoord dat een
mens op het lijden kan geven. Liefde alleen stelt hem in staat
om het ondraaglijke te dragen en mee te gaan tot op de grens
van dit bestaan.
Lezing: Mc. 15,
24. 33-46
Muziek :
De lamentatione Jeremiae Prophetae (J. H. Fiocco)
Ze hebben je gedood en
ons niet gezegd
waar ze je lichaam begroeven,
maar sindsdien is heel ons grondgebied je graf.
Of liever : in iedere voet grondgebied
waarin je lichaam niet aanwezig is, ben je opgestaan.
Ze dachten je te doden met een bevel : vuur !
Ze dachten je te begraven
maar zaaien dat was wat ze deden. (Ernesto
Cardenal)
Stilte
Uitnodiging voor de
kruishulde
Wie eert mensen die bijna
geen mens meer zijn ? Wie zorgt
tot het uiterste ?
Soms kun je niet méér doen, dan in
verbondenheid eenvoudige daden van mede-menselijkheid stellen.
Een mens aankijken, het hoofd buigen, stilstaan en zwijgen…Of
eenmaal het lijden voorbij is, dat leven nog de laatste eer
bewijzen.
Laten we dit overwegen
terwijl het kruis naar binnen wordt gedragen. En daarna een
ingetogen hulde brengen aan de gekruisigde en aan alle kapotgemaakt
en geslagen mensen, met de bloemen die we bij het kruis zetten.
Muziek : Cantates
(J.S. Bach)
Litaniegebed (staande
rond het altaar)
Laten wij, verstild
door de gedachtenis aan Jezus’ diepste lijden, bidden tot
God wiens gegeven woord boven alle menselijke lijden staat.
Voor de slachtoffers die vandaag door geweld gemaakt werden.
Voor onschuldigen die omwille van haat en terreur de dood
vinden.
Voor de moeders zonder middelen, die hun kinderen zien wegkwijnen
en sterven.
Voor de zinloze verkeersdoden en de slachtoffers van elke
vorm van agressie.
Voor wie ernstig ziek worden ten gevolge van een ziekgemaakt
milieu.
Allen : Lied nr. 102 (1) God, wij roepen
uit de diepte
Voor vrouwen als in Soedan, die als familie-ezels beschouwd
worden.
Voor mensen die in hun waardigheid geschonden worden.
Voor lichamelijk of geestelijk verkrachten in allerlei regimes.
Voor jongeren die een prooi worden voor sexuele perverten.
Voor de troostelozen in onze samenleving die geen levenskracht
meer vinden.
Allen : God, wij roepen uit de diepte
Voor allen die treuren om een gebroken relatie.
Voor vluchtelingen die gescheiden van hun geliefden moeten
overleven.
Voor de tallozen die in het verborgene moeten lijden.
Voor vermoeide priesters of religieuzen zonder begeestering.
Voor allen die in hun stervensnood door iedereen verlaten
zijn.
Allen : God, wij roepen uit de diepte
Voor diegenen die bij ziekte en beproeving in stilte nabij
blijven.
Voor de toegewijden in ziekenhuizen en palliatieve zorgverlening.
Voor allen die menselijke noden blijven lenigen in oorlogsgebieden.
Voor allen die het opnemen voor kwetsbaren en kleinen.
Voor alle naamlozen die mensen samen brengen en recht doen.
Allen : God, wij roepen uit de diepte
Gebed over de gave van
brood
God, wij bidden,
spreek uw kracht uit
over dit brood in onze handen.
Dat het een blijvend teken moge zijn
van Jezus, zo gebroken als Hij was,
die zich helemaal uit handen gaf.
Gij die gezegd hebt: ‘Ik zal er zijn’,
laat dit waar zijn, omwille van Hem,
zolang er mensen zijn op aarde.
Wees de stem in ons die roept om vrede
en om mededogen,
opdat wij uw woord zelf tastbaar maken,
een mensenbroeder als Jezus waardig.
Onze Vader
Communielied nr. 649:
‘Kom in mij’
Slotbezinning
Laat niet verloren gaan.
Niet het werken en zwoegen.
Niet een ster aan de hemel,
Niet een zaad in de aarde.
Niet het lied in het hart van de mens.
Laat niet verloren gaan
de dromen en het verlangen.
De schoonheid niet die ons tot bloei brengt.
Het lachen niet dat ons optilt.
De tranen niet in de bedding van dit bestaan.
Laat niet verloren gaan
de voetstap van de geliefde.
De klank van zijn stem niet.
Zijn gloed, zijn moed en zijn trouw niet.
Niet de hoop die hem rechthoudt.
Niet het woord dat ons bijblijft.
Niet de troost van nabijheid.
Niet de naamloze leegte.
De stilte nadien.
Laat niet verloren gaan.
Niet de moed ondanks alles.
Niet de weg die gegaan wordt.
Niet het vruchteloos hopen.
Niet het lichaam gebroken.
Niet het stemloos verdriet.
Laat niet verloren gaan.
Het licht in de ogen.
Het land van belofte.
Het geheim van dit leven.
De kracht van de ziel.
Laat niet verloren gaan.
Geen naam.
Geen ogenblik. (Kr. Gelaude)
|