17 juni 2007 : elfde zondag na Pasen
Uitstoting en herstel
Jacques Perquy
Muziek: Chevetogne nr
1
Verwelkoming
In één van de vorige vieringen
hebben we naar de woorden van Matteüs (XI 28) gezegd dat Jezus
ons uitnodigt met de woorden “Kom naar mij, jullie die vermoeid
zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven”.
De lezing van vandaag luidt:
“de liefde van een zondares”, en we zullen horen hoe Jezus
met mislukkingen van mensen omgaat.
Bij deze viering wil ik
u uitnodigen om actief mee te werken aan de liturgie van breken
en delen.
Van Lytta BASSET, een Zwitserse
theologe, las ik dat liturgie letterlijk betekent : werk van
het volk (ourgia : arbeid, leit :volk,gemeenschap).
“Leit-ourgia”, werk
van het volk, de belijdende gemeenschap zet iets heel authentisch
in het werk als de verzamelde gelovigen onder elkaar de “communie”
volgens Handelingen 2,42 beoefenen. (Zij bleven trouw aan
het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap,
braken het brood en wijdden zich aan gebed). Allen, voorgangers
en deelnemers, zijn dragers van geheimen, individuele bekentenissen,
toevertrouwde boodschappen… Allen zijn dus woordvoerders
voor God van wat hen ‘vermoeit’ en ‘uitput’, zijzelf en de
mensen die zich aan hen toevertrouwden.
De uitdrukking van een
klacht, een geheim of bekentenis is dus tenvolle liturgisch,
vermits ze een echte arbeid veronderstelt. Men bereidt er
zich op voor door zichzelf en de ander te beluisteren in
wat kwetst, wat beangstigt, wat verlangt naar een bekering
tot de Ander. (…) De samenkomst wordt “arbeid van het volk”
, liturgie dus wanneer de bedienaars hun eigen inauthenticiteit
, hun doofheid voor eigen lijden en dat van anderen, durven
erkennen. Zo belijden ze dat ze een deel zijn van het volk
dat belast ,vermoeid is en dat ze mogen ophouden de rol te
spelen van een opgepepte bedienaar.” (Perspectives missionaires
2001 – revue Protestante de missiologie)
Ik heb de viering van vandaag
in deze geest opgevat en zal jullie na “mijn” commentaar bij
de lezing van vandaag uitnodigen, om niet alleen het brood
maar ook jullie noden en vreugden met elkaar te delen.
Ik roep u daartoe op in de naam van
de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
Lied nr 610 “Hoort hoe
God met mensen omgaat” (1,12 en 13)
Gebed (uit de veldrede:
Lucas 6)
36 Wees barmhartig zoals
jullie vader barmhartig is.
37 Oordeel niet, dan zal er
niet over jullie geoordeeld worden.
Veroordeel niet, dan zal je niet
veroordeeld worden.
38 Vergeef, dan zal je vergeven worden.
Geef, dan zal je gegeven worden:
Een goede, stevig aangedrukte, goed
geschudde overvolle maat
Zal je worden toebedeeld.
Want de maat die je voor anderen
gebruikt,
Zal ook voor jullie gebruikt worden.
Lezing: Lucas VII 36
– 50
Commentaar
Het verhaal behoort tot
ons collectief geheugen. In de eerste bijbel die ik bezat
heette dit “de boetvaardige zondares”. De nadruk werd toen
gelegd op de zondigheid van een individu, op de schuldbekentenis
en op de vergiffenis van de zonden.
Maar zoals in de meeste
verhalen van de bijbel zitten meerdere lagen verborgen.
Vooreerst dit: een belangrijke
sleutel om verhalen in de bijbel te lezen is, niet in de val
te trappen om zich te vereenzelvigen met de ene figuur (en
dus zeker niet met de andere). De sleutel is na te gaan wat
ik in mezelf herken van de verschillende personages die worden
opgevoerd: wat herken ik van Simon bij mezelf, wat van de
zondige vrouw en wat van hoe Jezus zich opstelt.
Het verhaal zelf is boeiend
en bij nader toezien erg confronterend. Een geziene figuur
in religieuze kringen nodigt Jezus uit. Uit het verhaal blijkt
dat het eerder om een formele ontvangst gaat en geenszins
een hartelijke en persoonlijke ontmoeting. Een wat zielloos
gebeuren, zoals we er ook soms meemaken op recepties, familie-,
buren- en zelfs vriendenbijeenkomsten; eerder een sociale
verplichting dan een ontmoeting waar we deugd aan beleven.
De bijeenkomst wordt verstoord
door de komst/inval van een ongenode gast. Het wordt dan helemaal
gênant wanneer het om een vrouw blijkt te gaan, die bekend
staat als een zondares. Meer is niet gespecifiëerd maar we
nemen aan dat het om een prostituee gaat of minstens een overspelige
vrouw. In elk geval een vrouw die zich niet gedraagt naar
de fatsoensnormen. Naar verluidt was het regel om tegenover
zo’n vrouw een afstand van minstens twee meter in acht te
nemen…
De vrouw dringt zich niet
alleen op maar barst uit in tranen. Ook nu voelen de meesten
onder ons - mannen meer dan vrouwen – zich bijzonder ongemakkelijk,
wanneer in gezelschap iemand begint te wenen.
Daarenboven raakt de vrouw
Jezus aan – een vrouw met zo’n reputatie dan nog die iemand,
die zich aandient als religieus leider liefkoost!
De gastheer reageert niet
openlijk, maar denkt er het zijne van (zijn lichaamstaal zal
hem wel verraden hebben). Dan komt de parabel van de geldschieter
en de schuldenaars, beeldspraak die de Joden erg aanspreekt.
In onze tijd zou Jezus het wellicht over schommelingen op
de beurs hebben.
Het verhaal houdt ons een
spiegel voor over hoe wij soms met elkaar omgaan, maar vertelt
ook iets over hoe de samenleving functioneert. Het toont zoals
in andere verhalen hoe Jezus ingaat tegen de gevestigde orde
en deze ook onderuit haalt. Hij gaat niet mee, in wat R. GIRARD
en anderen het ‘zondebokmechanisme’ noemen: nl. het telkens
weerkerende proces om het kwaad dat in elke mens aanwezig
is, te projecteren op anderen. Het beeld van de zondebok
gaat terug op het gebruik om letterlijk jaarlijks een geitenbok
de woestijn in te jagen, opdat de gemeenschap zou verlost
zijn van alle kwaad. Dit gebeurde en gebeurt ook met mensen,
soms heel gewelddadig in lynchpartijen (denk aan de repressie
bij ons). Meestal gebeurt de uitstoting/afslachting veel
subtieler en geniepiger onder de vorm van morele verontwaardiging
en de veroordeling van anderen.
De – naamloze – vrouw in
het verhaal is zo’n zondebok. Ze heeft een etiket gekregen
vanwege de gemeenschap, die er letterlijk afstand van neemt
en op die manier de eigen gemoedsrust bewaart, zich boven
de ander verheven voelt en die het kwaad in zichzelf niet
wil zien.
Wanneer ik het verhaal
op die manier lees, word ik geconfronteerd met mijn eigen
manier van doen en wordt het marginaliseren van wie zich niet
aan de gangbare normen (of aan de mijne )houdt heel herkenbaar.
Wanneer ik bij mezelf naga hoe ik aankijk tegen mensen die
er een andere seksuele moraal op nahouden (bvb. de vluchtige
relaties bij jongeren, maar ook homoseksuele relaties)dan
ben ik Simon uit het verhaal.
Ik betrap er mij ook op,
wanneer het over aids gaat, in gedachten soms te vervallen
in simplismen in de zin van “ze hebben het zelf gezocht”.
Ik ben daar wat anders gaan over gaan redeneren (daarom nog
niet anders gaan voelen),dankzij het boek en de tv-serie van
Annemie STRUYF over het lot van seropositieve kinderen en
vrouwen in Afrika.
Heel anders dan mijn manier
van doen is de wijze waarop de Engelse schrijver John BERGER
dit thema behandelt in zijn boek ‘To the wedding’. Ik zou
enkele beelden willen tonen uit een tv-uitzending over de
70-jarige BERGER, waarin een fragment uit dit boek wordt gelezen.
Het boek gaat over de reis van een vader naar Italië, waar
zijn dochter in het huwelijk zal treden. Onderweg verneemt
de vader dat zijn dochter seropositief is.
Ik wil u dit stukje laten
zien, omdat de auteur op een heel meelevende manier de beleving
van die jonge vrouw beschrijft. U hoort eerst de woorden van
de toekomstige bruid zelf, nadien de reflecties van de vader.
DVD-fragment
Ook Lytta BASSET stelt
dat, in het lijden van de andere gaan staan, het enige middel
is om te ontsnappen aan de dodelijke/dodende schuldvraag.
Dit is wat Jezus doet in het verhaal, hij gaat met zijn parabel
in, tegen de beschuldigende gastheer en al wat deze vertegenwoordigt,
en stelt zich open voor het verdriet van de zondige vrouw
en voor haar hunker naar herstel.
Hij ontkent niet dat ze
zondig is, maar herleidt haar daar niet toe. Hij spreekt haar
aan als persoon en herstelt ze in haar in haar waardigheid.
(Au-delà du pardon. Le désir de tourner la page. Presse
de la renaissance.2006)
Dat is ook het wezen van
zijn uitspraak ‘uw zonden zijn u vergeven’. Hij laat haar
toe om deze bladzijde om te draaien en vooral herstelt hij
haar positie in de gemeenschap. Vandaar de verbaasde en wellicht
verbolgen reactie van omstanders “namens wie neemt hij deze
vrouw terug op in de gemeenschap?”
Ik wil eindigen met u het
lied ‘Dulcinea’ te laten horen uit L’homme de la Mancha
van Jacques BREL . Het verhaal vertoont enkele gelijkenissen
met dit dat we vandaag hebben beluisterd. Don Quichotte heeft
een soldatenhoer (vandaag worden die “seksslaafjes” genoemd)
ontmoet in een kroeg en in zijn waanbeelden is zij een dame,
aan wie hij zijn hoofse liefde wil betuigen. Zij reageert
aanvankelijk heel sarcastisch op zijn liefde,maar is er wel
door geraakt, omdat zij – voor het eerst – niet wordt gereduceerd
tot, maar als menselijke persoon wordt erkend.
Ik nodig jullie inmiddels
uit om straks –bij wijze van offergave- uw vreugde of uw pijn
te delen met deze gemeenschap. Wat heeft u de voorbije periode
bedrukt of vreugde bezorgd dat u vandaag wil delen met ons
allen ?
We zullen dit ook uitdrukken
met een krachtig symbool dat ik heb leren kennen in andere
gemeenschappen met name: wie uitdrukking wil geven aan vreugde
schenkt wat wijn in de beker, wie zijn zorgen wil delen breekt
een stuk droog brood. Je kan daarbij ook zeggen waarom je
wijn schenkt of brood breekt. Je kan dit ook zonder woorden
doen.
Tussen de voorbeden
telkens: nr 635 "Wie zijn leven niet wil delen"
Muziek : Dulcinea uit
Jacques BREL nr 13 (3’ 18’’)
Groot dankgebed afgewisseld
met lied 162B "Eet en drinkt"
Muziek tijdens de communie:
Bach Arias nr 4 "Erbarme dich"
Lied nr 190 “Groter
dan ons hart”
met inleidend :
Voor allen die gekruisigd worden, wees niet niemand
Wees hun toekomst ongezien
Voor hen die weerloos zijn in de handen
van de mensen
Slotgebed
Wij leefden rond één tafel,
deelden twijfel,
Brood, ziel en pijn; en niemand was in nood
Of leed gebrek, en allen spraken vrij,
Zo zwaar van stramme woorden als zij waren
Of zo bedreven in gelijkenissen
Als dichters zijn, en niemand werd beschaamd (Oosterhuis)
Muziek: De steppe zal
bloeien. “Voordat ik bomen zag”, nr 14
|