12 augustus 2007
Oogstfeest
Maurits Eycken
Inleiding
Vandaag is het 12 augustus,
de vooravond van het oogstfeest. Vroeger werden die oogstfeesten
uitbundig gevierd. Na weken hard labeur op het veld, genoot
men van de overvloedige opbrengst van de natuur. Nu betekent
15 augustus voor velen de terugkeer uit vakantie en zich organiseren
voor het nieuwe werkjaar, want de hedendaagse mens oogst niet
meer zoals vroeger. Het hele jaar door kan je aardbeien of
witloof eten, alle soorten sla of exotische vruchten. Oogsten
is losgekoppeld van tijd en ruimte en gedeeltelijk van het
ritme van de natuur. Je kan dat betreuren, maar in feite geeft
het heel goed weer hoe onze maatschappij geëvolueerd is van
een overwegend cyclische, naar een meer lineaire maatschappij
en die realiteit sluit meer aan bij de oorspronkelijk kern
van ons geloof, zodat deze tijd nieuwe kansen biedt voor een
authentieke geloofsbeleving.
Onze godsdienst, die zijn basis heeft in het lineaire denken
van het Jodendom, heeft zich bij de kerstening van Europa
ontwikkeld naar een agrarische godsdienst, die structuur gaf
aan een samenleving waarin alles zijn tijd en plaats had en
waardoor er voor alle mogelijke vragen al op voorhand een
antwoord kon geformuleerd worden.
De huidige maatschappij die constant in beweging is, nodigt
ons uit om terug aansluiting te vinden bij een religie van
“onderweg zijn, het doortrekken door de woestijn, een religie
van belofte”. En dus moeten we ook naar een nieuwe visie op
oogsten. De resultaten van onze zingeving, van onze gelovige
betrokkenheid op het bestaan en deze wereld ligt niet meer
binnen ons bereik. Of zoals het geformuleerd wordt in de eerste
lezing “Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we
hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien”.
We luisteren naar de eerste lezing, een fragment uit de tekst
die we kennen als de “brief aan de Hebreen”.
Eerste lezing: Heb.
11,1-2+8-19
Het geloof legt de grondslag
voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid
van wat we niet zien. 2 Om hun geloof werden de mensen
uit vroeger tijden geprezen.
8 Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen
werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit
zou krijgen, en hij ging op weg zonder te weten waarheen.
9 Door zijn geloof trok hij naar het land dat hem beloofd
was maar hem nog niet toebehoorde. Samen met Isaak en Jakob,
mede-erfgenamen van de belofte, woonde hij daar in tenten
10 omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten,
door God zelf ontworpen en gebouwd. 11 Door haar geloof
ontving ook Sara, hoewel ze onvruchtbaar was gebleven en
niet meer in de bloei van haar leven was, de kracht om een
kind te verwekken, en wel omdat ze vertrouwde op degene
die de belofte had gedaan. 12 Zo bracht één man, wiens
kracht al gestorven was, zoveel nakomelingen voort als er
sterren aan de hemel staan, ontelbaar als zandkorrels op
het strand langs de zee.
13 Zij allen zijn in geloof gestorven; wat hun beloofd
was zagen ze geen werkelijkheid worden, ze hebben slechts
een glimp ervan begroet, en ze zeiden van zichzelf dat zij
op aarde leefden als vreemdelingen en gasten. 14 Door
zo te spreken lieten ze blijken op doorreis te zijn naar
een vaderland. 15 En daarmee bedoelden ze niet het
vaderland waaruit ze weggetrokken waren, anders waren ze
daarheen wel teruggekeerd. 16 Nee, ze keken reikhalzend
uit naar een beter vaderland: het hemelse. Daarom schaamt
God zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft
hij voor hen een stad gereedgemaakt.
17 Door zijn geloof kon Abraham, toen hij op de proef
werd gesteld, Isaak als offer opdragen. Hij die de beloften
had ontvangen, was bereid zijn enige zoon te offeren. 18 Terwijl
er tegen hem gezegd was: ‘Alleen door Isaak zul je nageslacht
krijgen,’ 19 zei hij bij zichzelf dat het voor God
mogelijk moest zijn iemand uit de dood op te wekken, en
daarom kreeg hij hem ook terug, bij wijze van voorafbeelding.
Gebed
Gij die ons omgeeft
Houdt vast aan ons beter vaderland
Midden in de heersende waan van de dag
En gun ons het zicht
Op die dag
Dat gij ons onvermogen
En onze onmacht
Voor lief neemt
En voltooid
Lied 18 “Door de wereld
gaat een woord”
Evangelie Luc. 12,32-48
Vrees niet, kleine kudde,
want jullie Vader heeft jullie het koninkrijk willen schenken.
33 Verkoop je bezittingen en geef aalmoezen. Maak voor
jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de
hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die
door geen mot kan worden aangevreten. 34 Waar jullie
schat is, daar zal ook jullie hart zijn.
35 Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend,
36 en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer
hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem
opendoen wanneer hij aanklopt. 37 Gelukkig de knechten
die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker
jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen aan tafel nodigen
en hen bedienen. 38 Gelukkig degenen die hij zo aantreft,
ook al komt hij midden in de nacht of kort voor het aanbreken
van de dag. 39 Besef wel: als de heer des huizes had
geweten op welk uur de dief zou komen, dan zou hij niet
in zijn huis hebben laten inbreken. 40 Ook jullie moeten
klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop
je het niet verwacht.’
41 Petrus vroeg: ‘Heer, is deze gelijkenis alleen voor
ons bedoeld of voor iedereen?’ 42 De Heer antwoordde:
‘Wie is die betrouwbare en verstandige rentmeester die de
heer zal aanstellen over zijn knechten om hun op tijd het
eten te geven dat hun toekomt? 43 Gelukkig de dienaar
die daarmee bezig is wanneer zijn heer komt. 44 Ik
verzeker jullie: hij zal hem aanstellen over alles wat hij
bezit. 45 Maar als die dienaar bij zichzelf zegt: Mijn
heer komt maar niet, en als hij de knechten en dienstmeisjes
gaat slaan, zich volvreet en zich bedrinkt, 46 dan
komt de heer van die dienaar op een dag waarop hij het niet
verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent, en dan zal
hij hem straffen met zijn zwaard en hem het lot van de trouwelozen
doen ondergaan. 47 De dienaar die weet wat zijn heer
wil, maar geen voorbereidingen treft en niet overeenkomstig
zijn wil handelt, zal veel slagen te verduren krijgen. 48 Maar
wie niet weet wat zijn heer wil en zo handelt dat hij slaag
verdient, zal weinig slagen te verduren krijgen. Van iedereen
aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist, en hoe
meer aan iemand is toevertrouwd, des te meer zal van hem
worden gevraagd.
Homilie
Ik heb er aan gehouden
om beide teksten in deze viering te brengen. Bij een eerste
lezing slik je wel even, maar mits een situering in hun historische
context, wordt een en ander toch wel inspirerend.
Op het moment dat deze twee teksten ontstaan, ondergaat de
toenmalige “beschaafde wereld” een grondige verandering, die
best vergelijkbaar is met wat er zich in onze tijd afspeelt.
Het Romeinse Rijk is op zijn hoogtepunt van zijn expansie
en door de Pax Romana, treden een aantal volkeren en gemeenschappen
uit hun beslotenheid, er wordt gereisd en handel gedreven,
gebruiken en filosofische ideeën van elkaar overgenomen. De
officiële godsdiensten verliezen hun invloed en er ontstaan
nieuwe vormen van geloof, vaak ook met sektarisch karakter
in verzet tegen de zogenaamde decadentie en het relativisme.
De ontwikkeling van handel en de organisatie van de steden
doorbreekt voor een stuk het zuiver agrarische karakter van
de samenleving.
Ook het Jodendom wordt beïnvloedt door deze nieuwe openheid
en binnen de Joodse gemeenschap ontstaan er verschillende
discours, waarin ook Jezus van Nazaret opgenomen is. Denken
we maar aan de vele verhalen in de evangelies waarin omstaanders
hem vragen hoe de teksten kunnen geïnterpreteerd worden.
Maar een aantal traditionele Joodse religieuze leiders reageren
heel reactionair op deze nieuwe dynamiek en klampen zich vast
aan hun verstarde en wereldvreemde regels en wetten. Ze stoten
zelf een aantal van die nieuwe religieuze bewegingen uit de
tempel. Zo ook de jonge christelijk gemeenschap. Daardoor
oogst de jonge kerk heel vlug vervolging. En dan groeit het
besef: de vervulling van de belofte, het nieuwe Jeruzalem
behoort ons niet toe. In die situatie wordt de tekst van de
eerste lezing heel betekenisvol: “Zij allen zijn in geloof
gestorven; wat hun beloofd was, zagen ze geen werkelijkheid
worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet, en ze zeiden
van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en
gasten”.
Ook wij moeten in deze wereld en zelfs in onze eigen kerk
een stuk vreemdeling en gast blijven. Want het gevaar dreigt
steeds dat men het verleden als referentiepunt gaat nemen:
“vroeger was het beter; de mensen hielpen elkaar meer, leefden
dichter bij de natuur, hadden meer moreel besef”. Die reactie
van conservatisme, van het willen bewaren, bewaken van wat
bereikt is, houdt het gevaar in dat men belofte uit het oog
verliest, dat men gaat handelen alsof de oogst al binnen is.
Welnu: een van de kerngedachte van de joods christelijke traditie
is juist, dat die oogst nooit binnen is, het huis is nooit
af, de vervulling ligt steeds in de toekomst. En dan is het
ook logisch dat de concrete weg die we zullen moeten bewandelen,
de te kiezen richting, ook nooit volledig gekend is. Die staat
niet beschreven in heilige boeken en ligt zeker niet in het
voltrekken van regels en het onderhouden van wetten. Wat we
wel hebben, zijn verhalen van mensen die ons zijn voorgegaan,
zoals “Abraham trekkend naar het land dat hem beloofd was,
maar hem nog niet toebehoorde”. Of zoals Mozes. De schrijver
van het verhaal laat Mozes niet binnentrekken in het beloofde
land. Mozes is de “drager” van de belofte, maar hij oogst
niet. De joden zullen dan ook in zijn herinnering het paaslam
nuttigen en staande met de staf in de hand, aan elkaar het
verhaal van de doortocht door de woestijn en de Rietzee vertellen.
Ook wij komen hier samen om aan elkaar - in verhalen - de
belofte van deze tijd aan te wijzen en staande met de staf
in hand elkaar richting te wijzen. Maar daarvoor moeten we
waakzaam zijn, waakzaam voor de tekenen van deze tijd, voor
de signalen van deze tijd, om de maatschappelijke evoluties
gelovig te duiden als kans, als belofte en van daaruit te
handelen. Zo interpreteer ik dan de tweede lezing: “Gelukkig
de dienaar die daarmee bezig is, wanneer zijn heer komt. 44 Ik
verzeker jullie: hij zal hem aanstellen over alles wat hij
bezit”. Dat is dezelfde idee die we ook in het scheppingsverhaal
vinden: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de
aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen
der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het
gedierte, dat op de aarde kruipt!
Aan de ene kant is dat een enorme kans, een uitdaging, maar
het kan ook een drukkende verantwoordelijkheid worden. “Zijn
wij verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde, de ongelijkheid
van kansen in onderwijs en tewerkstelling, ongelijke verdeling
van de rijkdommen, onrechtvaardige handel, daklozen, vluchtelingen,
oorlog en vrede, de kwaliteit van het leven?”. Wij kunnen
zo’n verantwoordelijkheid toch niet aan. En dan begrijp ik
wel dat een aantal traditionalisten - die we in alle godsdiensten
terugvinden – zoals destijds bepaalde Joodse religieuze leiders
- zich gaan vastklampen aan regels, verboden en geboden, gebruiken
uit een al dan niet roemrijk verleden. De reactie is begrijpelijk,
maar staat haaks op de boodschap van Jezus van Narzaret, die
vervuld is van een fundamenteel vertouwen dat wij niet alleen
staan en wiens boodschap ons daardoor juist bevrijdt van die
drukkende verantwoordelijkheid. Ik denk maar aan wat er hier
vorige week gezegd is rond de teksten: “Wees niet bezorgd
wat je morgen zult eten, en drinken en gekleed zult gaan “.
Maar het gaat hem niet alleen over wat je zal eten, of waar
je zal slapen, of hoe je gekleed zal gaan, maar ook om een
fundamenteel vertrouwen van zich uiteindelijk geborgen te
weten. In de eerste lezing geformuleerd als “Daarom schaamt
God zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft hij
voor hen een stad gereedgemaakt” en bij de aanvang van de
tweede lezing: “Vrees niet, kleine kudde, want jullie Vader
heeft jullie het koninkrijk willen schenken”.
Maar dat fundamenteel vertrouwen, kan en mag ons nooit in
slaap wiegen. “Gelukkig de dienaar die daarmee bezig is, wanneer
zijn heer komt”. En in die zin zijn de teksten die we in deze
viering gelezen hebben complementair, vertouwen en waakzaamheid
gaan steeds samen.
Ik wens dan ook deze duiding af te sluiten met een concreet
voorbeeld uit deze tijd:.
Enkele maanden geleden was ik te gast bij Vluchteling Opvang
St. Niklaas. Zij hebben in tegenstelling met heel veel andere
gemeenten in Vlaanderen opmerkelijk resultaten bereikt met
de integratie van Roma zigeuners, die gevlucht zijn uit Kosovo.
Pittig detail: Jozef Hersens, de motor van het hele project,
die dat doet vanuit een christelijke inspiratie, maar daar
nooit over spreekt, heeft daarvoor heel nauw samengewerkt
en veel steun gekregen van een socialistische lokale overheid.
Tweede pittig detail: de doelgroep de Kosovaarse Roma zigeuners
zijn Moslims. Toen ik mijn waardering over hun werk uitsprak,
kreeg ik van Jozef het merkwaardige antwoord: “Och, wij zijn
wij hier toch maar op doorgang”.
Ik was eigenlijk heel erg onder de indruk van de eenvoud van
zijn antwoord, maar ook van het fundamenteel vertrouwen, dat
hem zo deed relativeren: “wat hun beloofd was, zagen ze geen
werkelijkheid worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet”.
Geloofsbelijdenis 125
Lied 305 “Gij verschijnt niet op de wolken”
Canon 143
Onze vader
Vredeswens
Delen van het brood
Lied 630 “Al wat een mens te kennen zoekt”
Zegening en zending
|