------
 
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




3 februari 2008

Het perspectief van het slachtoffer

Rik Nuytten

Openingslied 25 “Onze hulp is in de naam van de Heer”

Inleiding

Goede morgen,
Hoe gaan jullie om met de dagelijkse beelden die je voorgeschoteld krijgt in de nieuwsuitzendingen? Hoe ga je om met die beelden van geweld en miserie?

Ben je onverschillig geworden? Doen deze beelden je nog pijn of maken ze je wanhopig? Wie heeft schuld aan deze miserie? Mensen doen andere mensen zoveel miserie aan. En dan is er nog het geweld van de natuur. En waar blijft God in dit hele verhaal? Kom je soms ook in de verleiding om je af te vragen hoe God zoiets toch kan laten gebeuren? Hoe beïnvloedt dit ons geloof?

De lezingen van vandaag gaan niet direct over vragen die ik zopas opriep, maar ik denk dat ze er toch mee te maken hebben. Bij het lezen van de teksten begreep ik dat je kunt gaan staan in het perspectief van hen die het slachtoffer zijn, van de arme sloebers die je in het nieuws ziet, van hen die in diepe armoede leven, mensen zonder enige hoop, mensen zonder perspectief. En ik denk dat Jezus van Nazareth dit deed, en daardoor zo een impact heeft gehad op de mensen rondom hem, en op wij die na hem kwamen.
De lezing van vandaag is een pareltje van woorden van Jezus, gericht naar de mensen aan de onderkant van de maatschappij, de onaanraakbaren, zij die geen hoop mochten koesteren.

In deze viering had ik graag wat stilgestaan bij deze woorden van Jezus, en nagedacht wat zij voor ons, in de 21° eeuw, in het rijke westen, zouden kunnen betekenen.
Laten wij eerst, voor onszelf, voor elkaar en voor God, stilstaan bij waar wij zijn tekortgeschoten.

Wij doen dit met het lied nr. 416: “Wat ik gewild heb”

Openingsgebed

Als wij niet wisten, God
Van de schat van uw liefde,
Zouden wij dan nog
Pijn en woede kennen
Om de liefdeloosheid
Waarmee mensen elkaar afmaken?

Als wij niet kenden,
De parel van uw gerechtigheid
Zouden wij dan nog
Onze stem durven verheffen
Tegen het onrecht,
Dat mensen zonder verweer
Wordt aangedaan,
Als zij worden weggejaagd,
Aan hun lot overgelaten?

Als wij niet ontvangen waren
Door uw trouw,
Zouden wij ons dan nog
Neerleggen
Bij eenzaamheid,
Bij de vallende nacht,
Bij de ontluisterende dood?

Maar zolang
Uw liefde nog glanst
In de nacht,
Blijven wij roepen
Om de dag waarop
Zij over alles straalt
Als de zon.

Dit vragen wij ....            (Sytze de Vries: Het rijk alleen (1998), p. 180)

Eerste lezing: 1 Korinthiërs 1:26-31

Denk eens aan uw roeping, broeders en zusters. Onder u waren er niet veel die naar menselijke maatstaf wijs waren, niet veel die machtig waren, niet veel die van voorname afkomst waren. Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen. Door hem bent u één met Christus Jezus, die dankzij God onze wijsheid is geworden. Door Christus worden wij rechtvaardig en heilig en door hem worden wij verlost, opdat het zal zijn zoals geschreven staat: ‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen.’

Muziek

Tweede lezing: Matteus 5:1-12

Toen hij de mensenmassa zag, ging hij de berg op. Daar ging hij zitten met zijn leerlingen om zich heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen:
‘Gelukkig wie nederig van hart zijn,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig de treurenden,
want zij zullen getroost worden.
Gelukkig de zachtmoedigen,
want zij zullen het land bezitten.
Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
Gelukkig de barmhartigen,
want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Gelukkig wie zuiver van hart zijn,
want zij zullen God zien.
Gelukkig de vredestichters,
want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten. Verheug je en juich, want je zult rijkelijk worden beloond in de hemel; zo immers vervolgden ze vóór jullie de profeten.

Homilie

Dit stukje uit het evangelie, de zaligsprekingen genoemd, is zo poëtisch, er straalt schoonheid en kracht van af. De zaligsprekingen kan je twee keer vinden: een keer bij Lucas, en zoals we ze zopas hoorden, een keer bij Mattheus. Om de tekst beter te begrijpen, heb ik eerst wat gegrasduind in de bijbelcommentaren, en hier is wat ik heb gevonden:

Bij Mattheus staan de zaligsprekingen aan het begin van de bergrede, waarmee Jezus zijn openbaar leven aanvat. Mattheus valt echt met de deur in huis! De hele bergrede kan gezien worden als de basisethiek van het Christendom, de basisboodschap die Jezus komt brengen. En die basisboodschap begint met de zaligsprekingen. Uit het lezen van de commentaren kreeg ik inzicht hoe mooi Mattheus zijn evangelie, en deze Bergrede heeft gecomponeerd. Het begint met de zin dat Jezus ging zitten op de berg, met zijn leerlingen rondom hem, en dan de mensenmassa. Door Jezus op de berg te plaatsen wordt hij in verband gebracht met Mozes, die de wet van God ontving op de berg. Het is een symbool voor de autoriteit van God, en van het wetgevend optreden van Jezus. Dat Jezus ging zitten is bedoeld om aan te geven dat Jezus als een echte rabbi begint onderricht te geven. Jezus neemt zijn tijd, er is ruimte tot nadenken en discussie zoals ook in de rabbijnenschool. De overdracht, het inzicht gebeurt in geduldig onderricht.

En het eerste wat Jezus doet, als de nieuwe Mozes, is niet de wet uit te vaardigen, maar de gaven van God uitspreken over hen die het meeste nodig hebben. Dit is een belangrijk thema in het evangelie van Mattheus, niet de wet komt eerst, maar de gratuite gave van Gods genade komt het eerst. Deze gave van Gods genade brengt verplichtingen met zich mee, die verder in de bergrede worden uitgewerkt. Dan worden de geboden uitgesproken hoe je verwacht wordt te leven, als je de genade van God gekregen hebt: bemin je vijanden, vergeld geen kwaad met kwaad, vergeef elkaar, enzovoort. De wet die Jezus brengt is gebaseerd op de genade van God, en bestaat niet als een rigide structuur die de mensen in een omknelling neemt en hen geen enkele hoop op verandering en verbetering geeft. De wet van Jezus gaat over respect voor iedere mens, hoe klein hij ook is.

Bij Jezus komen de zaligsprekingen dus het eerst. De meeste zaligsprekingen eindigen met het woord “worden”. Men heeft dit het 'passivum divinum' genoemd: iets wordt in de passieve vorm gezegd om het woord God of de Ene uit eerbied niet te noemen. Bedoeld is dus: God zal je troosten, God zal je verzadigen. De gave van God komt eerst en zal de wet inspireren. Ieder vers begint met het woord “Gelukkig”, in het Grieks “Makarios”. Dat woord werd in het Grieks gebruikt om de goddelijke heerlijkheid weer te geven. Meestal werd het gebruikt om over het hiernamaals te spreken. Maar Mattheus legt het in de mond van Jezus voor de uitgestotenen van vandaag. De Frans-joodse geleerde André Chouraqui vertaalt het als “En avant!” En Marche!”, “Op weg jullie armen!” Deze vertaling spreekt me aan. De zaligsprekingen zijn niet een dwingend “vooruit; doe wat je gezegd wordt”, maar een bemoedigende oproep om in beweging te komen, om “te durven op te staan”. En hiermee refereert Mattheus weer naar Jezus als de nieuwe Mozes: hij roept de armen en uitgestotenen op om op uittocht te gaan, om in beweging te komen, naar het uiteindelijke Rijk van God, zoals Mozes het verdrukte volk uit Egypte leidde naar het beloofde land.

De zegeningen die Jezus uitspreekt over de mensen zijn bedoeld om de mensen op te liften, te verheffen, hen te bemoedigen. Door de verschillende categorieën mensen te noemen, maakt Jezus ook duidelijk dat het Rijk van God er zal komen door mensen die niets hebben, die zuiver in het hart zijn, en dus niet: ritueel zuiver zoals voorgeschreven door de joodse reinheidswetten. Het Rijk van God komt via mensen die rechtvaardig zijn, die barmhartig zijn, stichters van vrede, en dit is tegengesteld aan het courante denken in het Palestina van toen, dat het rijk Gods voorbehouden was voor hen die rigoureus de wet en de regels naleven. Kind van God zijn gaat om persoonlijke integriteit, niet om uiterlijke en formele presentatie. De zaligsprekingen zijn zegeningen die Jezus uitspreekt over echte mensen. Het zijn geen wetten die moeten nageleefd worden. De zegen is de realisatie van Gods aanwezigheid bij de mensen. Jezus, die de zegeningen brengt, is zelf zachtmoedig, hij was een treurende, hij was barmhartig, hij werd vervolgd en bespot.

En waar staan wij bij de lezing van deze zaligsprekingen?
Als deze oproep bedoeld is voor de 'armen van God', wat moeten wij ermee? Geldt ze toch ook voor ons of doen wij er ons voordeel mee als de armen zullen opstaan? Zijn deze zaligsprekingen misschien bedoeld voor iedereen die wil evolueren, echt zijn leven veranderen? Dan sta je al met een been in de vasten. Dat is wat ik uit de tekst haal.

Ik blijf geloven in de gratuite genade van God en zijn oproep om de moed niet op te geven bij de uitbouw van zijn rijk. En ik hoop dat jullie deze oproep van de zaligsprekingen samen met mij verder willen uitspreken, in gebed en zang in deze viering en als inspiratie voor ons hele leven.

Laten wij de woorddienst besluiten met het zingen van de zaligsprekingen in het lied nr. 648.

Einde woorddienst: lied 648: “Gij hebt woorden van eeuwig leven”

Canon 643: “Hier in de stilte verzameld “

Groot Dankgebed

Zie, in duisternis, uw ontelbare mensen -
hoe zij neerliggen, kruipen, proberen op te staan,
weer vallen.
Zie hun schaamte, wanhoop, onmacht, schuld,
hun goede wil, hun kleine grote liefde.
Zij allen die leven op aarde,
zieken van lichaam, ontroostbare harten,
wijzen, verbitterden, kinderen, armen,
geliefden, alleenstaanden,
allen die moeilijk leven, nietig, onzeker.
En zie ons hier, dit huis vol mensen.

Gij die gezegd hebt
dat Gij nooit varen laat
het werk van uw handen:
wek onze hoop, bevrijd ons verstand:
dat wij doen wat vrede nabij brengt,
dat wij nù leven, tegen de dood.
Gij die gezegd hebt
dat Gij nooit varen laat
het werk van uw handen:
beschaam ons toch niet.

Voer ons de weg die Gij gewezen hebt,
maar die zo lang is dat wij vertwijfelen.
Richt onze voeten,
richt onze ogen,
dat wij, niet ziende, toch zien,
dat wij, vertwijfeld, toch voort gaan.
Zoals gegaan is
Abraham uw geroepene,
Mozes uw knecht,
Jezus uw knecht, uw geliefde,
door U geroepen, een mens voor allen,
door U gezonden, ons tot bevrijding,
woord en gestalte van uw ontferming
beeld en gelijkenis van uw trouw.

Gezegend zijt Gij, God onbedwingbaar,
om deze Messias, deze gerechte,
de gekruisigde, deze nu levende,
die...
(instellingswoorden)

Bewaar ons in zijn geest,
bewaar ons in uw visioen van recht en vrede.

Gij die, boven mensen uit,
genoemd wordt 'God' -
die, boven knecht - en - heer,
jong - oud, man - vrouw, blank - zwart,
genoemd wordt 'onze lieve Heer';
boven al onze gestalten
en tegenstellingen uit
wordt Gij genoemd:
'ik zal er zijn' - bron van licht
schoot van leven
hart groter dan ons hart
erbarmend genadig
lankmoedig.

Gij die door Jezus zijt genoemd
'Onze Vader in het verborgene'
U bidden wij:
laat komen uw koninkrijk,
uw wil geschiede,
geef ons te eten,
scheld kwijt onze schulden,
vergeef onze zonden.

Want van U is de toekomst,
kome wat komt. (Uit: Gebeden en Psalmen, H. Oosterhuis)

Slotgebed

Waar uw wil, God, geschiedt,
Daar doet Gij mensen veilig wonen.
Gelukkig is het land
Waar troost is voor wie treuren,
Waar tranen worden gedroogd,
Zachtmoedigheid de dienst uitmaakt,
Gerechtigheid het brood is
Dat allen voedt.

Gelukkig is het land
Waar mensen vrede stichten,
Waar liefde alle vrees verdreven heeft,
Barmhartigheid de dagen vult.

Gelukkig is dat land
Dat Gij ons toegemeten hebt,
Het Rijk dat ons
Als uw genade toekomt.

Laat dit het land zijn
Waar uw kinderen mogen wonen;
Waar Gij ons voor het donker spaart
En het licht over ons uitroept;
Waar Gij ieders naam kent en noemt
En ons elkaar ten geschenke geeft.

Zo bidden wij U God,
Dat hier uw Rijk zal komen.         (Sytze de Vries: Het rijk alleen (1998), p. 314)

Slotlied 520: “Dan komt de dag”

------