12 oktober 2008 : 28° zondag in het jaar
De utopie van het bruiloftsmaal (Matteüs 22,
1-14)
Marcel Braekers
Openingszang 25: Onze hulp is in de naam van de Heer
Gebed
Heer onze God,
het is uw droom om alle volkeren te verzamelen
hen aaneen te voegen tot één familie
waar armen en hopelozen een ereplaats krijgen.
Blijf ons toespreken, laat uw woord in ons klinken
opdat we weer op weg durven gaan
naar de berg waar Gij een maaltijd aanricht,
waar niemand bang moet zijn voor een nieuwe morgen
maar respect en liefde heerst.
Lied 416: Wat ik gewild
heb, wat ik gedaan heb
Inleiding
Kan politiek de wereld redden?
Zijn politieke akkoorden in staat om de wereldvrede te realiseren
of is iets diepgaander nodig dat mensen aanspreekt en in beweging
brengt? Het is een vraag waarover ik dikwijls nadenk zonder een
klaar antwoord te vinden. Ik weet wel dat er een wereldomspannende
organisatie bestaat, die overal waar brandhaarden zijn politiek
en militair zou moeten tussenkomen, maar in veel gevallen faalt.
Vanaf het moment dat er grote financiële en economische belangen
op het spel staan en belangrijke machtsinvloeden spelen, lijkt elk
overleg te verzanden in gewouwel en dienen blauwhelmen als doekje
voor het bloeden. Je ziet het vandaag weer in Oost-Congo, het is
zo in Somalië, in Afghanistan, enz. Politiek overleg, mensenrechten
en alle redelijke overwegingen schijnen mensen maar voor een stukje
te raken. Opdat men bereid zou zijn tegen het eigenbelang beslissingen
te nemen is er meer nodig. Ik schaar me dus achter religieuze dromers
en profeten, die overtuigd zijn dat alleen een religieuze utopie
in staat is grote groepen te mobiliseren en hen ertoe kan brengen
eerlijke stappen in de richting van vrede te zetten. Je moet met
andere woorden mensen warm kunnen maken voor een droom, voor een
utopische, nog niet bestaande plaats, waar alle rassen en culturen,
alle huidskleuren en standen worden verenigd. Het gaat dan niet
alleen om die abstracte utopie, maar ook om mythische verhalen,
om symbolen en sprekende rituelen die de menselijke energie kunnen
kanaliseren en samenvoegen tot een sprekend geheel. Zo dachten ook
Jesaja en in zijn spoor Jezus van Nazareth. Ze dachten niet aan
een buitenaardse werkelijkheid, maar een samenleven hier en nu,
voorbij elke godsdienst en belijdenis. Beiden dachten daarbij aan
beelden van de Uittocht uit Egypte of aan een pelgrimstocht, waardoor
men zijn vertrouwde nest relativeert en open komt voor de ander.
En beiden gebruikten het beeld van de maaltijd als symbool voor
het delen in elkaars leven, gedragen door de ene, universele God.
Jesaja 25, 6-10a
Lied 204: De Heer richt
op zijn berg
Matteüs 22, 1-14
Homilie
De genodigden hadden geen
tijd voor een feestmaal. Zijn ook wij niet teveel doen-mensen?
zo las ik in het parochieblad van deze week. Het is een goedbedoelde,
moraliserende bedenking die echter niet veel met de parabel van
doen heeft. Want als je goed leest of luistert gaat het er vreemd
aan toe. Wie zijn die genodigden die weigeren te feesten? En wie
is die vreemde gast zonder feestkleed? Als je iedereen uitnodigt,
die op de straathoeken of aan overheidsgebouwen rondhangt of bedelt,
is het toch logisch dat er iemand bij is zonder feestkleed, maar
riekend en gekleed in lompen. Waarom dat strenge oordeel?
Voor een goed begrip moet ik zeggen dat volgens mij met de parabel
wat geknoeid is. Ik bedoel dit: wellicht is er een oudere tekst,
zoals uitgesproken door Jezus, waar Matteüs of zijn geloofsgemeente
dingen hebben aan toegevoegd zodat de parabel een andere klemtoon
krijgt (en een allegorie wordt). Wat bedoel ik daarmee?
Van deze parabel bestaat ook
een versie in het evangelie van Lucas waar ze veel bemoedigender
klinkt en meer in de lijn ligt van andere uitspraken van Jezus.
Ook daar weigeren de genodigden te komen maar de heer (niet een
koning) vraagt zijn dienaren om de armen, de gebrekkigen, de blinden
en de kreupelen aan tafel te noden. Als daarna blijkt dat er nog
plaats is, moeten ze opnieuw gaan, want de heer wil zijn huis bomvol.
Zo heeft wellicht Jezus gesproken en plaatste Hij zich in de lijn
van wat Jesaja bedoelde. Alleen legt Jezus nog veel meer de nadruk
op de gulheid en de diepe bewogenheid van de Heer. Degenen aan wie
de utopie was toevertrouwd bleven echter aan de kant staan. Het
nieuwe leven en samenleven is voor al die groepen die werden opgesomd.
Het heil is voor de armen en eenvoudigen.
Matteüs kende dit verhaal,
maar maakte er iets nieuw mee waardoor de aandacht verschuift van
de heer naar de genodigden en de instelling waarmee ze het goede
nieuws ontvangen. Met de eerste groep van genodigden, die hun eigen
weg gaan, bedoelt hij het joodse volk dat zijn eigen profeten heeft
afgewezen. Er is een andere groep die de dienaren vastgrijpen en
doden. Daarmee bedoelt hij de huidige joodse leiders die de eerste
christenen beginnen te vervolgen. Vandaar dat de koning beveelt
hun stad in brand te steken. Wellicht doelt Matteüs daarmee
op de verwoesting van Jeruzalem. En dan komt dat vreemde slot over
een genodigde die geen feestkleed droeg. En wellicht verwees Matteüs
daarmee naar zijn eigen geloofsgemeente. Ook de christenen moeten
niet menen dat ze evident aan de goede kant staan.. Ook van hen
wordt gevraagd dat ze gerechtigheid doen, dat ze in het spoor van
de bergrede onverdeeld goed zijn zoals de Vader in de hemel onverdeeld
goed is. Zoals ook in veel andere verhalen verlegt Matteüs
het accent van vreugde om de eindeloos liefdevolle en bekommerde
God naar de mens en zijn ingesteldheid. Daarom klinkt zijn evangelie
niet zo prettig en hangt er steeds iets dreigend boven ons hoofd.
Maar misschien zijn de beide teksten belangrijk: Lucas die vanuit
diepe bewogenheid beklemtoont hoe eindeloos mild God wel is en hoe
het rijk van God voor de anawîm, de uitgestotenen is bedoeld.
En anderzijds Matteüs, die weet heeft van die feestelijke visie
van Jezus, maar als felle joodse bekeerling wil dat engagement en
gerechtigheid heersen en dat niemand mag vervallen in de zelfgenoegzame
gedachte dat hij (zij) aan de goede kant staat en op zijn twee oren
kan slapen.
Gods onverdiende, overvloedige aanbod van liefde roept evident de
idee op van verantwoordelijkheid en engagement. En zowel voor het
een als voor het ander is er geen maat of afweging, maar overgave.
Na de communie nr. 648: Gij
hebt woorden van eeuwig leven
|