------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




19 oktober 2008: 29e zondag door het jaar

Geef aan God terug wat van God is

Hilde Boers

Openingslied 643 : "Hier in de stilte verzameld"

Inleiding

Goede morgen,
Als ik u zou vragen : Is het plezierig een complimentje te krijgen? dan is het antwoord evident ... wie is er niet blij met een aanmoediging? Maar evengoed vinden wij het logisch daarbij te stellen : "Ja, ja natuurlijk is een complimentje kriigen aangenaam ... maar het moet dan wel echt gemeend zijn!"
De eerlijkheid is de voorwaarde om een goed gevoel van waardering te ervaren, als de oprechtheid wegvalt blijft er niets anders over dan holle vleierij. En daar voelen wij ons ongemakkelijk bij, in het beste geval, want er in trappen is nog veel erger... Vleierij heeft met manipulatie te maken, het tegenovergestelde van de relatie van mens tot mens, in de manipulatie wordt de mens gereduceerd tot ding...

Over manipulatie, eerlijkheid en rechtvaardigheid gaat het evangelie van vandaag. Jezus krijgt te doen met mensen die Hem onrechtstreeks benaderen om Hem in de val te lokken, en Hij weet zich staande te houden met een oprecht antwoord dat toch niet zwart-wit is maar vol dubbele bodems zit. Het verhaal is overbekend; zijn de volgelingen van Jezus gebonden aan de belastingplicht van Rome ... de valkuilen liggen overal verspreid, gaat Jezus nu aan politiek moeten doen? Hij die de mensen niet naar de ogen kijkt, wat is zijn antwoord? We kennen het antwoord maar de diepgang van betekenissen is onuitputtelijk ... vooraleer er dus enkele aspecten van te belichten nodig ik u uit tot stilte en gebed om zo in de waarheid te staan voor onze God die alle maskers doorziet. Bij dit openingsgebed koos ik voor eeuwenoude wijsheid. Met dit gebed begint de gelovige Joodse mens de dag. Laat ons daar vandaag even bij aansluiten

Openingsgebed

Heer van het heelal, voordat alles werd geschapen, was U reeds koning; en toen alles door Uw wil geschapen was, werd U tot koning uitgeroepen. Wanneer alles zal ophouden te bestaan, zult U alleen in heerlijkheid regeren. U was, bent en zult er altijd zijn in heerlijkheid. U bent de Enige en geen ander kan tegenover U of naast U staan.
Zonder begin en zonder einde is aan U de kracht en de macht. U bent mijn levende God, mijn levende bevrijder, en de rots waarop ik bouw in tegenslag. U bent mijn vaandel, mijn schuilplaats, mijn beschermer de dag dat ik U aanroep. In Uw handen leg ik mijn geest, wanneer ik slapen ga en weer ontwaak. En met mijn geest mijn hele lijf. God, U bent met mij, ik vrees geen enkel kwaad.

Lied : Gij peilt mijn hart, Gij doorgrondt mij 657

Evangelie Mt. 22, 15-21

Commentaar op de lezing

Om de context te begrijpen waarin Jezus optrad, kan men de geschiedkundige situatie belichten. "Mag men de Romeinse bezetter steunen"? Het wordt dan een heel herkenbare vraag over collaboratie en verzet.
Maar Jezus ontwijkt deze vraag, Hij weigert zwart-wit oplossingen in het hier en nu. Zijn antwoord stijgt uit boven de situatie en trekt de aandacht naar religieuze, filosofische diepten in de mens.
"Wat moeten we aan God terug geven?" Het gaat over zingeving; het boeiende is dat Hij dat niet zwevend verkondigt, maar aan de hand van het concrete muntstuk zelf ... geef aan de keizer wat van de keizer is, een geniale zin van relativiteitsvermogen met vlak daarop een absolute eis ... alleen de relatie tot God is norm voor onze menselijkheid. Dus moet de vraag eigenlijk anders gesteld worden. Is er een relatie tot God mogelijk?
Wat komt Hem toe? Hoe moeten wij Hem benaderen? Van de keizer zijn we verlost als we hem zijn muntstuk terug geven, het is een zakelijke relatie ... maar wat betekent het God te ontmoeten, kan een mens tot transcendentie komen? Ik vond mooie antwoorden bij Martin Buber in zijn boek Ik en Jij; het werd reeds in 1923 gepubliceerd maar blijft aanspreken. Het begrip "relatie" wordt er theologisch, filosofisch en psychologisch behandeld. De omgang met de ander, zo stelt hij, is op twee wijzen mogelijk. Ten eerste de zakelijke, die van de gebruiker dus, het benaderen van de ander met de vraag "welk nut heeft deze mens voor mij? Hoe ga ik er wel bij varen als ik toenadering zoek tot deze persoon?" Trouwens, ons bestaan hangt af van deze wijze van leven, de baby is totaal afhankelijk van zijn moeder...en een moeder wacht met spanning op de eerste glimlach van de baby omdat hier een tweede totaal andere relatie begint te groeien, een vorm van belangeloze interactie die beiden gelukkig maakt.

De omgang met de ander is in heel ons leven een laveren tussen ontmoeten en gebruiken ... de Het-wereld tegenover de Jij-wereld. Mensen trachten dingen naar hun hand te zetten door manipulatie en diplomatie ... Het vleien van de Farizeeën is daar een duidelijk voorbeeld van ... hun doel was, eigen aanzien tegenover de mensen versterken door Jezus in discrediet te brengen. Ze waren jaloers op Zijn aantrekkingskracht.
Die aantrekkingskracht lag in die andere wijze van omgaan met mensen. Een open tegemoettreding, zonder bijbedoeling, aandachtig, respectvol ten volle aanwezig in het nu. Buber zegt: "Voor zover de mens genoegen neemt met de dingen die hij ervaart en gebruikt, leeft hij in het verleden en zijn ogenblik kent geen presentie."

Maar Jezus leefde voortdurend in die aanwezigheid dank zij Zijn relatie met het transcendente, Zijn volledig vertrouwen in de Vader. De gans Andere is degene die uitnodigt tot overgave, dat is de kern van Jezus boodschap, want ook God kan benaderd worden als een hét dat dient om onze noden op te vangen.

In de Joodse theologie is er geen rivaliteit tussen medemenselijkheid en mystiek, voor de gelovige Jood is het menszijn een mystiek gegeven, de mens is een religieus wezen, God bestaat in elke mens en elke drager van dat goddelijke verdient dus eindeloos respect. Zo zag Jezus dat dus ook als rechtgeaard Jood. En dat is boeiend voor de dialoog van Christenen met Joden. Dogma's zijn dan van minder belang, richten zich meer tot de zakelijke houvast van mensen. De echte dialoog speelt zich af op het vlak van de broederschap. Buber zegt dat Jezus zijn broeder is, zouden wij Christenen ons daar niet kunnen bij aansluiten? Buber schrijft
"Hoe overweldigend is het Ik-zeggen van Jezus ... het is het Ik van de onvoorwaardelijke relatie, waarin een mens zijn Jij zodanig vader noemt, dat hij zelf slechts nog zoon en niets dan zoon is ... slechts vanuit die verbondenheid praat hij met de anderen."

In relatie met God komen, betekent dus mensen met oneindige eerbied ontmoeten. En toch blijven er in onze omgang meestal reserves nodig, juist omdat de mens, geen enkele mens, volledig te vertrouwen is. De beperking in onze relaties neemt af naarmate onze vriendschap in gelijkwaardigheid toeneemt. Elkaar omvatten noemt Buber dat. Een mooi voorbeeld van die groei naar realisatie toe is te vinden in de relatie van de opvoeder en het nog op te voeden kind. De mogelijkheden van het kind zijn nog in volle ontwikkeling en vragen om leiding, het kind kan zijn opvoeder niet omvatten. Buber schrijft hierover "Om te kunnen helpen bij de verwerkelijking van de beste mogelijkheden in het wezen van de leerling, dient de leraar hem als deze bepaalde persoon in zijn potentialiteit en zijn actualiteit te bedoelen ... hij dient zich van hem bewust te
worden als een geheel, om hem in dit eigen geheel te bevestigen". Het is trouwens ook boeiend om te zien hoe die opvoedkundige relatie met de tijd niet alleen kan groeien maar zelfs omkeren. Ook wij leren van onze kinderen als zij hun diepste zelf ontdekken en wij daar open voor staan.

Geef aan God wat God toekomt of anders gezegd, laten we elkaar helpen om naar het transcendente toe te groeien. Mogelijk zit iets van die hulp al in de citaten die ik uit het boek van Buber bijeen bracht.

2de Lezing : Citaten uit "Ik en Jij" van Martin Buber

p.18
voorzover de mens genoegen neemt met de dingen, die hij ervaart en gebruikt, leeft hij in het verleden en zijn ogenblik kent geen presentie.
p 19
Maar de Het-mensen, die iemand fantaseert, postuleert en propageert, hebben niets gemeen met mensen in levenden lijve, waartegen een mens waarachtig Jij spreekt.
p21
Liefde is de verantwoording van een Ik voor een Jij.
p.80
Hoe overweldigend is het Ik-zeggen van Jezus ... het is het Ik van de onvoorwaardelijke relatie, waarin een mens zijn Jij zodanig vader noemt, dat hij zelf slechts nog zoon en niets dan zoon is ... slechts vanuit de verbondenheid praat hij met de anderen.
p.115
Wel kent, wie God kent, ook de "God-verte" en de pijn van de dorheid in het beangstigde hart, maar hij kent niet de afwezigheid. Alleen wij zijn niet altijd aanwezig.
p. 150
Om te kunnen helpen bij de verwerkelijking van de beste mogelijkheden in het wezen van de leerling, dient de leraar hem als deze bepaalde persoon in zijn potentialiteit en zijn actualiteit te bedoelen ... hij dient zich van hem bewust te worden als een geheel, em hem in dit eigen geheel te bevestigen.
Lied 654: "Nu nog met halve woorden"

Tafelgebed
Slotgebed : hernemen van openingsgebed
Slotlied 609: "Uit staat en stand en wijsheid losgewoeld"

p22
Zolang de liefde "blind" is, dat wil zeggen: zolang zij niet een wezen als geheel ziet, staat zij nog niet waarachtig onder het grondwoord van de relatie.

------