26 oktober 2008 : 30° zondag door het jaar
God beminnen boven alles
en de naaste als jezelf (Mt. 22, 34-40)
Marcel Braekers
Openingszang 18: Door
de wereld gaat een woord
Inleiding
Maakt u het ook soms mee dat
op het werk of tijdens een informele babbel plots het gesprek over
het thema geloven gaat? Omdat velen weten dat ik priester ben, wordt
ik nogal gemakkelijk met allerlei vragen en bedenkingen daaromtrent
overvallen. Meestal gaat het over de paus, over standpunten van
de officiële kerk, oude en nieuwe liturgie, over priestertekort,
enz. Dikwijls blijft men in wat vragen of oprispingen steken. Zelden
gaan discussies over de inhoud van het geloof. En nog zeldzamer
zijn echte gesprekken over de kern van de zaak: waarom geloof ik,
wat geloof ik en wat niet. Een goed gesprek houdt dan in dat je
kunt spreken over dat éne moment waarbij het oneindige verschijnt
in het alledaagse en je hart, je gevoel en heel je wezen tot aanwezigheid
of luisterend oor wordt voor Wat of Wie zich wil geven. Het gaat
dan over geloof als vertrouwen en overgave, verbonden met een lange
levenservaring, met studie en nadenken, en bovenal met een onverwacht
geschenk van de Ander. Zelden durven mensen zich zo kwetsbaar en
open opstellen. En toch droom ik erover om ooit zon groep
samen te krijgen. In het verleden heb ik daarbij verschillende pogingen
ondernomen, maar bijna altijd verwateren die gesprekken tot discussies,
dikwijls heel emotionele discussies? Alsof iets wordt afgeweerd,
iets wordt bedreigd, iets ongepast zou zijn.
Ik maakte deze bedenking voor
mijzelf naar aanleiding van de evangeliën van de laatste zondagen,
waarbij er telkens een discussie ontstaat tussen Jezus en een religieuze
groepering uit het Jodendom. Vorige zondag handelde de tekst over
een discussie met de Herodianen of men belasting moet betalen aan
Rome. Een fragment dat wordt overgeslagen gaat over een discussie
met de Sadduceeën over de vraag met wie men in de hemel is
getrouwd als men op aarde verschillende relaties heeft gehad. Vandaag
ontstaat een discussie met de Farizeeën over de vraag wat de
kern is van heel de Thora. Wellicht heeft Matteüs verschillende
gesprekken samen gebracht tot een geheel van controversen. Niet
toevallig discussieerde Jezus met de Herodianen over belasting betalen
want zij dreven handel met Rome en bezaten daarom munten met een
beeltenis van de keizer. De Sadduceeën geloofden niet in een
leven na de dood en de Farizeeën waren strenge, wetsgetrouwe
leiders van het volk. Elk van deze groepen gaat in discussie met
Jezus zodat de toehoorder of lezer wel een goed beeld krijgt van
de positie die Jezus inneemt, maar een echt gesprek werd het niet.
Centraal in de woorddienst van vandaag staat dus het gesprek met
enkele Farisese schriftgeleerden over de kern van de Thora en daarmee
ook de kern van de Joodse identiteit.
Lied 28: Zingt voor
Hem die alle namen hemelver te boven gaat
Gebed
U danken wij, God
dat Gij steeds weer
uw gemeente verzamelt,
mensen aanraakt en opraapt;
dat Gij ons bijeenbindt in vertrouwen
ons met liefde voedt
en ons het visioen niet onthoudt.
Wij danken U
wanneer mensen
hun gaven in dienst stellen
van uw Woord, van uw Rijk,
van uw gemeente.
Dat zij niet zonder ons hun werk doen.
Wees zelf de kracht
waarmee zij van mensen houden.
Wees zelf de uitdaging die hen voor ons
maakt tot verspeiders
van uw goede aarde. (S. De Vries)
Inleiding op de lezingen
In een periode dat men in andere
culturen verhalen vertelde over jaloerse goden, over goden die bij
mooie vrouwen een kind verwekten en hoe het deze godenkinderen verging,
ontstond in Israël een godsdienst met een heel andere dimensie.
Teksten zoals deze uit het boek Exodus moet je lezen in vergelijking
met wat in Griekenland, Polynesië of Mexico over de goden werd
verteld. Pas dan wordt als contrast duidelijk hoe de Joodse godsdienst
een totaal andere weg is gegaan.
Exodus 22, 20 26
Lied 612: Stem als een
zee van mensen
Matteüs 22, 34
40,
Homilie
Geloven betekende voor de Joden
allereerst zich houden aan de Wet en deze voorschriften zo stipt
mogelijk navolgen. Persoonlijk aanvoelen, de subjectieve daad van
overgave was ondergeschikt aan dit objectief zich afstemmen op wat
is voorgeschreven. Maar aangezien men 248 geboden en 365 verboden
kende was het niet ongewoon de vraag te stellen naar de kern van
dat alles. Een tijdgenoot van Jezus, rabbi Hillel, formuleerde het
negatief: Alles wat je zelf haat, doe dat je buurman niet
aan. Dat is heel de Wet. Jezus formuleert het positief: God
beminnen met heel je persoon (de drie belangrijke krachten: denken,
willen en voelen) en de naaste als jezelf.
Heel de Wet krijgt maar betekenis als hij gedragen wordt door deze
drie polen: God, de ander en wij zelf. En elke keer gaat het om
de vraag of we daarbij de liefde als criterium stellen. Terwijl
de rabbijnen waakten over alle details, beoogde Jezus veel meer
een globale, subjectieve ingesteldheid en legde Hij de basis voor
een nieuw menbeeld. In de Griekse tekst staat telkens het woord
'agapein', de belangeloze liefde, zowel voor God als naar de ander
als tegenover zichzelf. Vorige zondag werd daarbij naar de filosofie
van Martin Buber verwezen, die heel de Wet, heel het leven terugbrengt
tot twee basishoudingen: een van Ik Het en een van Ik
Jij. Een houding van gebruiken, van beheersen en bezitten of een
houding van ontvangen, van wederkerigheid en overgave. Volgens Buber
word ik maar een Ik dank zij de ander, die mij teruggeeft aan mijzelf
('Ich werde am Du').
De vraag die ik mij daarbij stel
is of het woord 'liefde' ook elke keer eenzelfde betekenis heeft.
Kun je zeggen dat je van God houdt zoals je van je partner of vriend
houdt? Is de liefde voor je kinderen dezelfde als deze voor iemand
in nood? En wat betekent 'jezelf graag zien'? Zien mensen zichzelf
graag? Als je kijkt naar het schoonheidsideaal, als je ziet hoeveel
pijn men zich doet vanuit ambitie, als je kijkt naar het alledaagse
levenspatroon van de meesten dan heb ik de indruk dat mensen zichzelf
helemaal niet graag zien en dat men weinig tijd en aandacht besteedt
om met de diepere kern van zijn persoon in contact te komen.
Wat betekent een uitspraak als
God beminnen? Vanaf het boek Deuteronomium groeit de
overtuiging dat de mens God niet alleen moet vrezen, maar zoals
God van zijn volk houdt, moet ook de mens doen. Dat was in die tijd
een totaal nieuwe gedachte. Houden van betekent hier: een totaal
engagement zoals in Deuteronomium 6, 5 staat: Ge zult de Heer uw
God beminnen met heel je hart, heel je zijn en al je kracht. Het
gebed dat elke Israeliet drie keer daags zegt. Wie is daartoe in
staat? Betekent 'liefde' hier niet veeleer: overgave, diepe achting
of stille nabijheid? Zo leven dat er in het dagelijkse leven ruimte
komt opdat Hij zichtbaar wordt.
Vandaar de creatieve band die Jezus legt met een andere uitspraak
die staat in het boek Leviticus 19, 18: Je zult je naaste
liefhebben als jezelf. Sommigen vertalen het als 'de naaste
liefhebben om hemzelf'. De beide geboden van liefde tot God en tot
de ander waren in de joodse traditie afzonderlijk bekend. Het originele
van Jezus is dat Hij de liefde tot God verbindt met die tot de naaste
en het begrip 'naaste' verbreedt tot 'ieder mens', niet alleen de
volksgenoot. Sint Paulus herneemt deze gedachte als hij zegt dat
'liefde de gehele Wet vervult' (Romeinen 12, 10).
In elke van deze situaties heeft
het woord 'beminnen' een andere betekenis. En toch blijkt er iets
gemeenschappelijk en roept het een het ander op. Je bemind weten
door God, zijn onvoorwaardelijke liefde in je hart voelen, helpt
om jezelf graag te gaan zien. Wie mild is voor zichzelf kijkt helemaal
anders naar een ander dan wie vol onvrede, schuldgevoel, onvervulde
ambitie zit tegenover zichzelf. Wie zich laat aanspreken door de
kwetsbaarheid, de waarde en de grootheid van een ander, ontdekt
het ware gelaat van God en vindt in zichzelf een vrede, die geen
enkele luxe kan bieden, enz. Heel de Wet, al die objectieve ge-
en verboden, heeft maar betekenis als ze dit proces van overgave,
van verbondenheid en engagement op gang brengt. Wie zich daaraan
meer en meer durft toe te vertrouwen verlaat een wereld van beslotenheid
met zichzelf aan de top, en treedt in een wereld van oneindigheid
met een ander gevoel van geluk en vrede.
Groot dankgebed: refrein 193:
Keer U om naar ons toe
na de communie 190: Gij die geroepen hebt Licht
|