------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




1 februari 2009: 4° zondag door het jaar

Wie is Hij toch?

Marcel Braekers

Openingszang 7: “Zomaar een dak boven wat hoofden”

Inleiding


Vorige zondag, op 25 januari, was het precies 50 jaar geleden dat paus Johannes XXIII zei: “Een beetje bevend vanwege de emotie maar tegelijk nederig en beslist in mijn bedoeling kondig ik u een dubbele gebeurtenis aan: een diocesane synode voor de heilige stad en een algemeen concilie voor de universele kerk.”

Deze woorden op 25 januari 1959 uitgesproken voor een groep kardinalen kwam als een donderslag bij heldere hemel. Waarom in Gods naam een concilie? Had het onderlijnen van het pauselijke gezag tijdens het laatste concilie in 1870 niet alle concilies overbodige gemaakt? (Tablet  van 24 januari 2009, p. 13)

Het woord dat paus Johannes daarbij telkens weer gebruikte om de bedoeling van dat concilie te beschrijven was ‘pastoraal’. De paus was niet zozeer met de theorie of het instituut bezig, maar was diep bezorgd om de gewone man en vrouw. De kerk had de uitdagingen van de Moderniteit niet opgenomen en liep gevaar het contact met de grote levensvragen van de tijd te verliezen. Daarom, zo formuleerde hij het in zijn gebed bij de opening van het concilie, moest men de vensters openen en de frisse wind van de Geest binnen laten. Het concilie zou als een tweede Pinksteren het gezicht van de kerk en daardoor ook van de wereld moeten vernieuwen. De samenkomst moest de vreugde en verlichting van het christelijke volk uitdrukken en daarbij nodigde de paus heel bijzonder de vertegenwoordigers van de andere kerken uit: ‘om met ons te delen in dit feest van genade en broederschap’.

50 Jaar later moet men terugblikkend een balans opmaken van wat men toen in teksten en voorbij de teksten als intenties had willen realiseren. Wat heeft men op vlak van beleid gerealiseerd van de droom die deze uitzonderlijke man Johannes XXIII in zijn hoofd had?

Nr. 110: “Over de mensen, over de wereld

Gebed

Aan de bron van ons leven staat Gij,
Aan de oorsprong van al wat ademt staat Gij.

In uw licht, en met uw ogenµzien wij dan ook naar uw schepping,
Naar deze aarde, naar de mensen di er wonen,
Naar elkaar, naar onszelf.

Hoever van de bron zijn wij dan geraakt?
Hoever weg van onze oorsprong?

Heel uw schepping: aangewreten, aangevochten,
Wankelend, verdwaald.

En toch,
Bron van alle leven blijft Gij.
Oorsprong van al wat ademt blijft Gij.
Ontferm U dan over alle vlees en bloed
En zie het aan
In uw licht
Met uw ogen.     (S. de Vries)

Inleiding op de lezing

Na de roeping van het aanstellen van zijn eerste leerlingen beschrijft Marcus nu het eerste publieke optreden van Jezus. Onmiddellijk hadden mensen de indruk dat het iemand was die kracht uitstraalde en het gezag waarmee hij commentaar op de Wet gaf. Alsof een nieuwe tijd was aangebroken.

Marcus 1, 21-28
Lied 26: “Hij die de blinden weer liet zien”

Homilie

Waarom heeft het Vaticaan zoveel moeite om deze vijftigste verjaardag te vieren? Het leek de laatste weken erop dat men deze belangrijke verjaardag ongeveer was vergeten? In een boeiend artikel in ‘The Tablet’ maakt de kerkhistoricus Nicholas Lash een beknopte en pittige balans. Hij ziet 4 belangrijke evoluties.

1) Op het vlak van oecumene is er duidelijk voortgang gemaakt. Alle pausen na Vaticanum II hebben belangrijke, symbolische stappen gezet, opdat de dialoog tussen de verschillende christelijke families vlot zou geraken. Meer en meer groeide het besef dat wij samen één grote familie vormen, het mystieke lichaam van Christus met zijn vele gezichten. Johannes Paulus II ging daarbij zover dat de curie hem daarin begon tegen te werken.

2) Ook op vlak van de liturgie had een hele evolutie plaats. Vooral de idee dat de liturgie (en daarbij werd vooral aan de eucharistie gedacht) gedragen wordt door heel de gemeenschap en niet door één enkele voorganger, bracht een nieuwe spiritualiteit op gang. Liturgie wordt nu gevierd in de volkstaal en prikkelde dichters en componisten tot heel nieuwe creaties. Zeker in het Nederlandstalig gebied zijn wij verwend geworden met prachtige teksten en muziek (onze zangbundel zal daar binnenkort een duidelijke neerslag van zijn). Anderzijds is het jammer dat er een nieuwe hang naar controle is gekomen en dat vrijheden, die 20 à 30 jaar geleden als evidente verworvenheid werden beschouwd, nu plots moeten gecontroleerd worden. Dat Benedictus XVI in een motu proprio de Tridentijnse ritus weer erkent is voor mij op zich geen probleem, maar deze zogenaamde openheid lijkt altijd in één richting te gaan. Net zoals er grote toegeeflijkheid is naar de dissidente groep van mgr Lefèbvre, maar men hard optreedt tegen de verdedigers van de bevrijdingstheologie.

3) Dat brengt mij bij een derde belangrijk accent. Het concilie had in de tekst Lumen Gentium benadrukt dat de kerk in Christus een teken moest zijn van de intieme eenheid tussen God en heel de wereld. Dat daarom woorden als ‘gerechtigheid en vrede’ centraal moesten staan, waarbij de kerk bijzonder zich zou bekommeren om de allerarmsten. In dat opzicht heeft er een spijtige contactstoornis plaats gehad, omdat de bevrijdingstheologie automatisch werd verbonden met communistische ideologie. Ondanks vele mooie teksten heeft paus Johannes-Paulus II in dat opzicht een heel negatieve politiek gevoerd, daarbij gesteund door zijn directe omgeving.
Ook op vlak van dialoog met de wereldgodsdiensten heb ik de indruk dat de klok eerder achteruit dan vooruit wordt gezet. Ik denk dan maar aan de recente samenkomst in Rome waar gesproken zou worden over de dialoog christendom en islam, maar waarbij de katholieke deelnemers op voorhand werden gekapitteld dat ze enkel mochten verdedigen dat alleen door Christus definitief heil vanwege God over de wereld is gekomen.

4) Een nog belangrijker inbreuk betreft de rol die aan de paus is toegekend. Terwijl het concilie over het belang van het college van bisschoppen sprak, geleid door de bisschop van Rome, werd deze democratische visie geleidelijk de nek omgewrongen. 50 jaar later is de greep van de curie op het kerkbestuur groter dan ooit. De kerk als godsvolk onderweg leeft wel aan de basis, maar wordt door het beleid systematisch in discrediet gebracht. Een kerk die tegelijk universeel is en in de verschillende regio’s van de wereld een andere gelaat zou vertonen lijkt spijtig genoeg ondenkbaar.

Johannes XXIII vertrouwde helemaal op de kracht van de heilige Geest, die alles en iedereen zou bezielen en de kerk zou binnenvoeren in een nieuwe tijd. Misschien moeten wij ook in die zin deze vijftigste verjaardag vieren. Ik denk dat het voor velen van ons moeilijk is om niet bitter te worden bij het zien van zoveel gemiste kansen, als je ziet hoe bezorgde en geëngageerde theologen en spirituele vernieuwers werden veroordeeld. Regelmatig wordt mij door welmenende vrienden de vraag gesteld hoe ik nog priester kan zijn in deze kerk en waarom ik haar niet de rug toekeer. Eerlijk gezegd, ik zou ondanks alle teleurstellingen het gevoel hebben losgerukt te zijn van een stam of een wijnstok waarop wij allen zijn geënt. Ik vind het daarbij te weinig als ik zou zeggen dat het mij alleen om de basis gaat, het volk dat op weg is naar verlichting. Ik zou mij schizofreen voelen als ik alleen zou nemen wat mij aanstaat en de rest – ik bedoel de bestuurlijke kant – zou negeren. Dan toch liever met de twee voeten in dat amalgaam staan, botsen met wat mij tegen de borst stoot en vechtend voor dat eigen nieuwe gelaat waarop de kerk van Christus recht heeft.

Misschien moeten we iets van de geest van Johannes XXIII bewaren, deze man die was opgegroeid in een heel traditioneel geloof, maar die intuïtief en vanuit een diep geloof aanvoelde wat de eigenlijke noden van deze wereld waren. Die vanuit een diep optimisme en onbezorgdheid om zijn eigen persoon opriep tot geloof in een onbegrensde liefde. Laten we daarom elkaar blijven bemoedigen om zoals hij onvervaard en in diep vertrouwen de verdere weg van grondige vernieuwing verder te zetten.

Tafelgebed: Bij gelegenheid (I) p. 340 (S. de Vries) + nr 520 “Dan komt de dag”
Na de communie: lied 631
Slotgebed: Bij gelegenheid (I) p. 163

------