14 juni 2009 - elfde zondag door het jaar
Waarmee zullen we het koninkrijk van God vergelijken?
Jan De Graeuwe
Welkom
Een goede morgen aan u allen.
De ramen van de kapel vragen het ons: kijk eens naar die tuin! Alles
bloeit. De bomen hebben weer hun dichte kruin en al de zaadjes,
die verborgen lagen in de grond, zijn uitgeschoten tot grassen,
bloemen en kruiden. Een geweldige groeikracht heeft zich weer ontplooit.
Deze uitbundige levenskracht verrast ons eik jaar opnieuw en maakt
ons blij. Laten we deze viering beginnen in de naam van de Vader
die de aarde schiep, in de naam van de Zoon die zaaide en in de
naam van de Geest die groeikracht is.
We luisteren naar de parabel van de zaaier die Willem Barcard tot
gebed bewerkte.
Openingsgebed: "Een zaaier
ging uit om te zaaien"
Een zaaier ging uit om te zaaien,
hij zaaide zo wijd als de wind,
zo wijd als de winden waaien
waar niemand een spoor van vindt.
Een deel van het zaad ging verloren,
een deel van het zaad werd brood,
maar niemand weet van te voren
de weg van het zaad in de schoot.
Het wordt op de wegen vertreden,
het valt in een vruchteloos graf,
het sterft aan de doornen beneden,
de vogels van boven af.
De lage, de hoge gevaren
bedreigen het kiemende graan,
maar soms kan het openbaren
de zin van het aardse bestaan.
Er is geen verwachting van leven,
tenzij in de dood van het zaad,
wij moeten de aarde vergeven
dat zij ons sterven laat.
0 Zaaier, ga uit om te zaaien
de kiem waaruit leven ontstond,
zo wijd als de winden waaien
en maak ons tot moedergrond!
Inleiding
In deze viering staan de mooie
parabels over de zaaier en het zaad centraal. Die para-bels zijn
vergelijkingen voor het koninkrijk van God. In het vierde hoofdstuk
van zijn evangelie heeft Marcus drie parabels samengebracht over
zaaien, zaad en groeikracht.
In het openingsgebed hoorden we de eerste parabel over de zaaier
die uitging om te zaaien. Er valt zaad op de weg, op de rotsen,
tussen de distels en in de goede aarde.
Het zaad is het woord dat wel goed ontvangen wordt, maar soms snel
vergeten wordt. De tweede parabel gaat over een boer die zaait en
dan de natuur zijn gang laat gaan. In de derde parabel wordt een
klein mosterdzaadje een grote boom.
Hoe passen deze parabels in het evangelie van Marcus? Het evangelie
van Marcus is de goede boodschap van Jezus Christus, zoon van God.
In zijn evangelie onthult Marcus geleidelijk wat het betekent dat
Jezus zoon van God is. Het wordt pas echt duidelijk als de honderdman
onder het kruis zegt: "Inderdaad, die man was zoon van God".
Wat de honderdman zegt, is de echo van het eerste vers van het evangelie.
Marcus wil verkon-digen dat Jezus de messias is. De messias is een
sterk en overtuigend man, hij spreekt met gezag en kondigt het koninkrijk
van God aan, maar de messias zal ook vernederd worden en hij zal
moeten lijden.
Marcus wil de lezer erop wijzen dat pas op goede vrijdag en op Pasen
echt duidelijk wordt wie Jezus is. Pas na het kruis wordt duidelijk
wie Jezus echt is. Marcus wil benadrukken dat Jezus geen zegevierende
nationale held is, maar een lijdende messias. Om deze geleidelijke
onthulling vorm te geven, gebruikt Marcus een literair procédé.
Marcus spreekt over geheimhouding en zwijgplicht. Als Jezus duivels
uitdrijft, legt hij aan de uitgedreven demonen het zwijgen op. Als
hij zieken geneest, vraagt hij dat ze hun genezing niet uitbazuinen.
Ook de parabels brengen een verhulde boodschap. Marcus zegt dat
Jezus tot de menigte in beelden sprak, maar aan de leerlingen meer
uitleg gaf. Het woord dat Marcus gebruikt voor uitleggen, is een
woord dat ook gebruikt wordt voor het uitleggen van orakels. Het
uitleggen is dus een interpreteren. Uitleggen is de beelden tot
leven laten komen en ze voor zichzelf laten spreken.
We luisteren nu naar die twee korte parabels die een beeld willen
oproepen van het Rijk van God. Jezus spreekt op poëtische wijze
over het Rijk Gods. We zullen luisteren naar de woorden, maar we
laten de beelden tot ons doordringen, om de boodschap te vatten.
Lezing: Marcus 4, 26-34
Muziek: Lepo Sumera, scenario voor fluit, basklarinet en piano
Preek
De parabel van het mosterdzaadje
geeft hoop aan wie zich klein voelt. Jezus heeft er zeker hoop mee
gegeven aan zijn kleine groep volgelingen. Marcus heeft er de kleine
gemeente christenen in Rome een hart mee onder de riem gestoken.
Maar in de parabel van het mosterdzaadje zit ook een stuk ironie.
De mosterdboom is eigenlijk niet zo'n grote boom, veeleer een grote
struik, zo'n twee meter hoog. Hij is stevig en groeit snel. Er zijn
veel grotere bomen, de ceder bijvoorbeeld. Jezus vond voor zijn
parabel inspiratie in een messiaans visioen van de profeet Ezechiël.
God neemt een twijgje van een ceder en plant het in het bergland
van Israël. De ceder wordt groot en vogels nestelen in zijn
takken. De ceder die God plantte, wordt het symbool van een welvarend
Israël.
Jezus herneemt dit visioen, maar vervangt de statige ceder door
een nederige mosterdboom. In het mosterdzaadje zit evenveel groeikracht
als in het cederzaadje, maar de mosterdboom is niet zo prestigieus
als de ceder. Als we het visioen van Ezechiël en de parabel
van Jezus naast elkaar zetten, voelen we de ironie. Ezechiël
laat God een ceder planten, Jezus laat een mosterdstruik opschieten.
In het Rijk Gods zit wel groeikracht, maar er is weinig plaats voor
triomfalisme. Een zekere bescheidenheid, die toch standvastig is,
is eigen aan het koninkrijk van God.
De parabel over de boer die zaait en dan rustig afwacht vinden we
alleen bij Marcus. De parabel is maar vier verzen lang, maar je
zou hem wel drie titels kunnen geven. Terwijl de boer slaapt. Het
zaad groeit spontaan. Wacht niet met de oogst. De parabel heeft
een rustig, stevig ritme. De boer slaapt en staat op, het is nacht
en het is dag. Eerst een groene spriet, dan de aar en dan het graan
in de volle aar. Je voelt er een opwaartse beweging in. Is dit Jezus
die opgaat naar Jeruzalem?
De boer kan zeker op de sympathie rekenen van wie wil onthaasten.
Hij wordt niet ongeduldig, hij manipuleert het groei- en rijpingsproces
niet. De boer kan wachten, hij laat ontluiken. "Terwijl de
boer slaapt" is het motto van de goede opvoeder, hij geeft
kansen en vertrouwt erop dat het zaad zal ontkiemen en groeien.
In het Rijk Gods zijn vertrouwen en gelatenheid gepast.
Maar ondertussen kiemt en groeit het zaad. "De aarde draagt
vanzelf vrucht". In het Grieks staat er "automátè".
Er moet niet van buitenaf ingegrepen worden, het gebeurt van binnenuit,
het gebeurt spontaan. Zoals in de natuur spontaan gebeurt wat moet
gebeuren, zo zal ook het Rijk Gods spontaan vorm krijgen.
Maar de groei komt tot voltooiing, de aar buigt door onder haar
eigen gewicht. Het Rijk Gods moet tot rijpheid komen. Het zaad dat
in goede aarde valt brengt dertig-, zestig-, ja honderdvoud voort.
En dan schiet de boer in actie, het graan is rijp en hij slaat er
de sikkel in. De oogst roept de eindtijd op, het hemelse Jeruzalem,
maar ook het aardse Jeruzalem waar Jezus' kruis stond. De sikkel
en de oogst verwijzen naar Jezus' lijden en verrijzenis. Deze drie
parabels leren ons dat het Rijk Gods vele facetten heeft. In het
Rijk Gods heerst geen triomfalisme, maar men is er op bescheiden
wijze standvastig. Er is geen drammerige prestatiedrang, maar men
geeft er rustig kansen zodat het kleine zaadje kan openbloeien op
zijn eigen spontane wijze. Als het zaad in goede aarde valt brengt
het veel vrucht voort en kan er geoogst worden.
Laten we in deze geest samen maaltijd vieren en straks samen bidden
"uw Rijk kome".
Lied: 581 (1, 2, 5) Zoals Ik
zelf gezonden ben
Offerande: Sofia Gubaidolina,piano
kwintet, presto
Tafelgebed: 154 met
001 als acclamatie
Onze Vader en Vredeswens
Communie: Robert Schumann,
strijkkwartet n°1, adagio
Lied: 547 (1, 2, 6,
7) "Het rijk van God"
Zending
Slot: Robert Schumann,
piano kwintet, allegro, ma non tropo
|