------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




24 januari 2010: 3e zondag

Monnik zijn

Lut Saelens

Nu en dan -- en soms om heel onduidelijke redenen -- voel ik mij als door een magneet aangetrokken tot één of ander contemplatief klooster of abdij. Zoals een vioolspeler soms moet stoppen met spelen om zijn instrument te stemmen, zo is voor mij een verblijf in een klooster of abdij een onderbreking van mijn gewone ritme en een gelegenheid om terug in harmonie met mezelf te komen. Dus verbleef ik een paar weken geleden voor de overgang van het oude naar het nieuwe jaar gedurende enkele dagen bij de Dominicanessen, van Notre Dame de Chalais.

Hun klooster ligt een 5-tal kilometer van de bewoonde wereld verwijderd, op bijna 1000 m hoogte in het massief van de Chartreuse bij Grenoble. Het was mijn vierde verblijf in dit klooster dat me blijft bekoren omwille van de overweldigende natuur die het omringt, de sobere schoonheid van het kerkje, de sfeer die rust, stilte en vrede uitstraalt maar ook de gesprekken met de zusters en de gasten van heel divers pluimage.
Mensen in contemplatieve orden zijn een zeldzame soort geworden in onze maatschappij. Hoezeer ons leven ook van het hunne verschilt, toch geloof ik dat het aan kwaliteit zou winnen indien we erin slagen een aantal aspecten ervan in ons leven te integreren.
Wat gaan mensen van de 21ste eeuw in ’s hemelsnaam in een abdij of contemplatief klooster zoeken? Waarom een sober en teruggetrokken, onthecht leven gaan leiden in een geïsoleerde gemeenschap volgens eeuwenoude en vrij strenge regels, en dit niet voor een paar maanden of een paar jaren, maar voor een gans leven?

Veel monniken beweren dat niet zij voor dit leven gekozen hebben maar dat zij sterk voelden dat ze door God werden geroepen. Een appel waartegen men zich vaak probeert te verzetten om dan uiteindelijk, soms geleid door een reeks toevallige gebeurtenissen, toch erop in te gaan. Een zuster verwoordde het als volgt: “Voor ik naar het klooster ging was ik heel actief in de sociale sector, maar het was alsof dit niet mijn uiteindelijke bestemming was. De vraag: “Ben ik daar waar God wil? Is dit mijn bestemming in dit leven?“ bleef me bezighouden. Ik wilde een diepere verbondenheid met Christus en me helemaal vrijmaken hiervoor. Het was een soort diepe honger in mezelf waar ik me steeds meer bewust van werd, ondanks de vele weerstand die ik had om erop in te gaan. Uiteindelijk besefte ik dat niet ikzelf koos, maar dat ik gekozen werd”.

Wat voor deze mensen geldt, geldt wellicht ook voor ons: in welke mate creëren we voor de belangrijke beslissingen in ons leven ruimte voor de goddelijke inspiratie? Voelen we ons geroepen tot het maken van bepaalde keuzes? Of zijn we ervan overtuigd dat wij en enkel wij alleen best weten wat goed voor ons is, dat wij alleen in de stuurzetel van ons leven zitten en die klus zelf wel kunnen klaren, geleid door ons (hopelijk) gezond verstand?

Wie vanuit het nuttigheidsdenken, zo typisch voor onze maatschappij naar een contemplatieve orde kijkt moet meewarig het hoofd schudden. Er is namelijk geen enkel zichtbaar resultaat. Nochtans gelooft de monnik dat hij door zijn dagelijkse bekering naar God en door zijn gebed een invloed heeft op de wereld. Een wereld waarmee hij zich ondanks zijn afzondering sterk verbonden voelt en die continu aanwezig is in zijn gebed. Dat veronderstelt een sterk geloof dat alle schepselen gedragen worden door hun gebed.

Monnik zijn is in essentie ruimte creëren voor de ontmoeting met God, zowel in eenzaamheid als tijdens het bidden en mediteren in gemeenschap en hieraan prioriteit geven, altijd en overal. Monnik is degene die de innerlijke weg gaat. Om die keuze te maken hoef je geen monnik te zijn, je kan het ook in een vrij actief leven, maar in een abdij is deze levenskeuze heel duidelijk zichtbaar. Misschien is het een zegen dat er in onze maatschappij groepen zijn die deze verticale dimensie openhouden. Misschien is dit ook één van de belangrijke aspecten van onze gemeenschap in het Filosofenfontein. Heeft ook onze groep niet een gebedsfunctie binnen een groter geheel? En is het in ons leven te merken dat deze verticale dimensie ruimte krijgt?

Het werk dat monniken in hun levensonderhoud voorziet garandeert hun onafhankelijkheid, maar ze doen niet meer dan wat nodig is om te kunnen leven. Zo hebben de zusters van Chalais uitgerekend dat ze per week 500 kg koekjes moeten bakken om te kunnen leven en er wordt dan ook geen kg meer gebakken. We kennen allemaal de manier waarop de monniken van West-Vleteren omgaan met de “succes story” van hun bier: er wordt geen liter meer geproduceerd. Blijkbaar ziet men in de kloosters weinig heil in de economie van de groei: een van de heilige koeien van onze Westerse maatschappij. In contemplatieve orden mag het werk nooit het gebed en de meditatie verdringen die steeds op de eerste plaats komen en die het ritme van het leven bepalen. Door de duidelijke keuzes die monniken hierbij maken, zijn ze ook in staat om het werk zo te doen dat het geen belemmering vormt : ze zijn er geëngageerd mee bezig, maar ze zijn er niet door opgeslorpt, ze herleiden zichzelf niet tot hun werk, ze zijn er geen slaaf van.

Het koorgebed, tot 7 keer per dag in sommige abdijen, en de psalmen die ze er zingen als mantras, zijn het cement dat de kloostergemeenschap met elkaar verbindt. De strikte tijdsindeling in contemplatieve orden is geen doel op zich of een keurslijf maar een manier om de waakzaamheid te verhogen en de aandacht te focussen op het “nu”. Zo wordt ruimte gecreëerd voor spirituele verdieping.

Veel contemplatieve orden leven volgens de regel van Benedictus die een kleine 1500 jaar geleden werd geschreven en die van zoveel wijsheid getuigt dat er in de loop van al die eeuwen heel weinig in essentie aan veranderd is. "Luister" is het eerste woord van deze Regel . Het is er ook de samenvatting van. Het stilzwijgen en de afzondering zijn in het leven van de monnik van vitaal belang. Geen doel op zich maar de weg die de monnik gaat om te luisteren naar God en in zijn aanwezigheid te vertoeven. Uiterlijke stilte is daarbij voorwaarde: eerst ben je in de stilte, en vervolgens ontstaat de stilte in jezelf. De monnik betracht die innerlijke stilte in al zijn werk: groentetuin, boomgaard, keuken, bakkerij, washuis, kleermakerij, kantoor, brouwerij, bibliotheek, … In alles wat de monnik doet, tracht hij allereerst verenigd te zijn met God. In welke mate slagen wij er nog in om in het drukke en vaak stressvolle leven dat we leiden ruimte voor de stilte in onszelf te creëren?

Het leven in gemeenschap is een steun, maar tevens een continue uitdaging. Kloosters produceren geen voorgeprogrammeerde monniken. Ze bestaan uit afzonderlijke personen met soms excentrieke kenmerken en onhebbelijkheden. Een monnik verwoordde het als volgt: “Elk heeft een moeder gehad die de aardappelen op een andere manier bakte”. Zo zijn er vaak spanningen tussen structuur en vrijheid, tussen diversiteit en eenheid, openheid tot de wereld en afzondering. De gemeenschap kan je helpen om zelf sterker te worden als individu. Velen denken ten onrechte dat een monnik moet ophouden zichzelf te zijn om in gemeenschap te leven. In de wereld moet je je onderscheiden, in het klooster moet je verdwijnen in de groep, niet opvallen, wat niet betekent dat je als individu ophoudt te bestaan. De verbindende liefde is de sleutel. Het doel van hun leven in gemeenschap is voorrang geven aan Christus en aan de anderen boven henzelf, maar vanuit hun ganse hart, niet omdat ze zich daartoe verplicht voelen.
In bepaalde abdijen voelt men een sterke verbinding tussen de monniken, ondanks soms grote individuele verschillen. Ze is vaak reeds te horen in de kwaliteit van hun samenzang tijdens het koorgebed. In gemeenschappen met een sterke identiteit en samenhang is er vaak meer ruimte voor verschillen. De gemeenschap van het filosofenfontein is daar mijns inziens een illustratie van.

Er zijn veel verschillende wegen om God te vinden en vanuit deze ontmoeting een zinvol leven op te bouwen. Martin Buber schrijft: “Gods alomvattendheid manifesteert zich in de eindeloze veelheid van wegen die tot Hem leiden.” Monniken hebben de meest radicale weg gekozen. Het is hun keuze die ons respect verdient. Kloosters overleven door hun anders zijn. Door de absurditeit van het geloof dat mensen aantrekt tot het leven als gemeenschap en hun de kracht geeft om vol te houden.

Hoewel het resultaat van hun leven weinig zichtbaar is geloof ik toch dat het een uitstraling heeft en een inpakt op onze zo andere wereld die er niet naar vraagt maar het misschien meer nodig heeft dan hij zelf beseft.

------