------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




19 december 2010

Geen plaats in de herberg ? Uw volk is mijn volk!

Ides Nicaise

Kruisteken en inleiding, deel 1

Welkom in deze vierde en laatste zondag van de advent, en alvast gefeliciteerd dat jullie de weersomstandigheden hebben getrotseerd om tot hier te komen !
Zoals jullie weten heeft de liturgische werkgroep als rode draad voor deze adventsvieringen gekozen voor het thema van Welzijnszorg ‘Werk armoede weg’, met speciale aandacht voor de situatie van migranten en asielzoekers in ons land. Op deze vierde adventszondag wil ik wat heen en weer zappen tussen Vlaanderen anno 2010 en de streek van de Dode Zee, meer dan 3000 jaar terug. Ons Bijbelverhaal van vandaag komt uit het boek Ruth, de Moabitische migrantenvrouw.

Laat ons de viering inzingen met de vraag aan een dakloos mensenkind: “Vanwaar zijt Gij gekomen, wij wisten niets van u”

Lied 270: "Vanwaar zijt Gij gekomen?"

Openingsgebed

Meevoelen is lang niet genoeg: De wereld roept om daden.
Geen medelijden op afstand, noch vrijblijvend vroom-zijn
kan de wonden helen van gekwetsten.
Het leed heeft veel gezichten, en de pijn draagt vele namen
maar elke smart en ieder onrecht klinken als een roep, veraf en dichtbij
dat wij ons gemoed niet harden, en onze hand niet weigeren.
God, wij bidden om uw geestkracht
dat geen probleem van deze wereld ons roerloos laat en onverschillig
dat solidariteit méér weze dan een mooi maar ijdel woord,
dat wij kerk worden voor de anderen.

Inleiding, deel 2

Misschien kennen jullie de electronische krant De Wereld Morgen? Ze bestaat ongeveer een jaar en ligt elke morgen, gratis en ecologisch verantwoord, in je email-box met alternatief nieuws. Sociale en ecologische thema’s staan er centraal. Twee weken terug viel mijn oog op een artikel, geschreven door een zekere J.P. Roninsky: “asielzoekers improviseren op oud fabrieksterrein in Jette”. Roninksy is de schuilnaam van een dertiger, die naast gelegenheids-journalist ook film-en theatermaker is. Al jaren volgt hij de asielproblematiek. Hij verbleef reeds in diverse asielcentra, sliep er, at er en sprak met zowat alle mogelijke nationaliteiten en etnische groepen. Hij volgt het op en vertelt erover. We lezen twee fragmenten uit zijn artikels in De Wereld Morgen.

Verhaal 1 – door J.P. Roninsky in De Wereld Morgen (3/12/2010)

Verhaal 2 – door J.P. Roninsky in De Wereld Morgen (17/11/2010)

Commentaar

Zal de boreling ‘Jezus’ heten? flitst het door mijn hoofd bij het lezen van dit laatste verhaal. Ja, als hij over een week moet geboren worden, dan klopt het als een bus. Het verhaal is zo herkenbaar. Alleen een paar details kloppen niet: de ouders zijn Algerijnen, dus misschien Moslims. En het kind heeft al een broertje. Dus toch niet?

Het ‘geen plaats in de herberg’-verhaal van vlak vóór Jezus’ geboorte heeft niets aan actualiteitswaarde verloren, integendeel: het wordt opnieuw steeds meer van toepassing. Toen wij ons destijds met deze kapelgemeenschap ingezet hebben voor de opvang van een Koerdisch gezin, spraken wij over vluchtelingen, en was het onderscheid tussen ‘kandidaat-vluchteling’ en ‘erkend vluchteling’ een juridische spitsvondigheid, die weinigen onder ons toen belangrijk zouden gevonden hebben. Er was een natuurlijke boost van solidariteit met concrete mensen in nood. Hun motivatie om naar hier te vluchten werd door ons niet in vraag gesteld.

Vandaag is het woord ‘(politiek) vluchteling’ uit onze omgangstaal verdwenen, en vervangen door ‘asielzoeker’, waarbij de nadruk op het zoeken ligt, m.a.w. op een voorlopig statuut dat onbepaalde tijd kan duren, maar op elk ogenblik kan uitmonden in uitwijzing. Bovendien suggereert de term asielzoeker dat de betrokkene een rationele zoekstrategie heeft. Onze Dienst Vreemdelingenzaken moet die strategie dan ontleden om de echte van de valse kandidaten te onderscheiden. Driekwart van de asielaan-vragen worden (waarschijnlijk terecht) verworpen, omdat we enkel politieke of humani-taire motieven als geldige reden voor asiel accepteren. Zogenaamde economische vluchtelingen (die vluchten voor de armoede in hun land) worden uitgewezen -- terug naar af.

Het eerste verhaal van daarnet heeft het over asielzoekers uit Irak, Palestina, Somalië enz. die omwille van de oorlog of repressie in hun land een goede kans maken om erkend te worden. Zij krijgen dan recht op een gewaarborgd minimuminkomen: het zogenaamde leefloon van het OCMW.
Adil en zijn gezinnetje daarentegen (uit het tweede verhaal) komen uit Algerije, een land dat officieel niet in oorlog verkeert. Het feit dat zij geen OCMW-steun krijgen laat vermoeden dat zij ofwel nog niet erkend zijn, ofwel afgewezen maar nog niet uit het land gezet. De advocaat heeft Adil dan ook aangeraden om te wachten tot na de geboorte om een regularisatie aan te vragen op humanitaire gronden. Inderdaad, een ‘strategie’, waarbij het gevaar voor de gezondheid van moeder en kind even tussen haakjes gezet wordt. Maar het juridische steekspel speelt zich af tussen belgen, een beetje boven de hoofden van de betrokkenen die, aldus Adil, alleen ‘hopen op een normaal leven’.

Deze concrete situatieschetsen laten zien hoe het klimaat rond asielzoekers is veranderd: de grondhouding van het beleid en de publieke opinie is er één van berekenend wantrouwen en selectie. Asielzoekers riskeren onze welvaartsstaat leeg te zuigen, zo luidt het. Onze solidariteit heeft haar grenzen bereikt en slaat om in een ‘geen plaats in de herberg’-attitude. Er zijn ook duidelijk verschillende statuten wat de sociale basisrechten betreft. Asielzoekers hebben recht op maatschappelijke dienstverlening (lees: hulp in natura vanwege het OCMW zoals onderdak, kleding, voedselbonnen…) maar NIET op een minimuminkomen. En uitgewezen asielzoekers of, meer algemeen, mensen zonder wettig verblijf, hebben ook geen recht op OCMW-hulp, zelfs niet in natura. Zij hebben alleen internationaal erkende rechten op minimale humanitaire hulp zoals dringende medische verzorging en onderwijs voor de kinderen – niet eens op onderdak.

Een pervers gevolg van de huidige asielcrisis is zelfs de feitelijke afkalving van het statuut van asielzoekers tot dat van mensen zonder papieren: de massale dakloosheid onder asielzoekers wordt bijna maatschappelijk aanvaard alsof deze mensen hier illegaal zouden verblijven. Concreet zijn de Irakezen, Somaliërs e.d. van het eerste verhaal dakloos ondanks hun recht op maatschappelijke dienstverlening -- inclusief onderdak.

Als je niet meer kan volgen, ligt dat niet aan jezelf. De wetgeving is erg complex en zit vol valkuilen. Ze is enkel nog begrijpelijk voor specialisten, niet meer voor de gewone burger. Wel is duidelijk dat we leven in een klimaat van verkramping, wantrouwen en normvervaging, niet alleen aan de basis maar tot bij onze beleidsmakers. En dat hierdoor levens op het spel staan, ook van borelingen.

De vraag ‘wie is mijn naaste: de belg, de gevestigde migrant, de asielzoeker, de sans-papiers?’ wordt een complexe juridische kluif. In het evangelie van de barmhartige Samaritaan is het duidelijk dat we bij die vraag aan de kant van de Farizeeërs staan, niet omdat we Jezus op de proef willen stellen, maar omdat we het niet meer zien zitten. En de antwoorden van onze politici doen onze vertwijfeling nog toenemen. De Gentse burgemeester (geen VB-er maar een socialist) riep zijn stadsgenoten op om geen hulp meer te bieden aan de Roma – “anders komen er alleen maar meer”. Of die Roma hier legaal of illegaal verblijven, en of ze in nood zitten, doet er blijkbaar voor hem niet toe. En in Leuven liet een sociale huisvestingsmaatschappij leegstaande woningen, die gekraakt werden door dakloze asielzoekers, via de vrederechter ontzetten. Nochtans gingen die woningen de eerstvolgende maanden niet verhuurd worden omdat men wacht op renovatie. Met andere woorden, er is in Leuven zelfs plaats in de herberg, maar niet voor dakloze asielzoekers -- vrieskou of niet.

Tussenzang582: "Hoe ver te gaan"

Inleiding op verhaal van Ruth

Nu zappen we even 3000 jaar achteruit, naar het verhaal van Ruth, dat een paar woordjes uitleg behoeft. Ruth en haar familie zijn – in hedendaagse termen – econo-mische vluchtelingen. En al hadden de gastlanden uit die tijd het waarschijnlijk niet beter dan wij nu, het onderscheid tussen erkende en niet-erkende, tussen politieke en economische vluchtelingen werd er niet gemaakt. Er was in die tijd ook geen OCMW, maar armen hadden wel het recht om de afval van de oogst van anderen in te zamelen. Het huwelijk en de familiale solidariteit vormden een natuurlijke sociale zekerheid. Ik pleit via deze lezing uiteraard niet voor bepaalde beleidsmaatregelen in die richting. Maar wat mij in deze tekst aanspreekt is het grote, dramatische levensverhaal achter de migrant, én de verantwoordelijke medemens achter de burger in het gastland. Het verhaal gaat voorbij aan de berekening of er genoeg plaats is in de herberg. Concrete intermenselijke solidariteit vormt de echte basis voor integratie.

Lezing uit het boek Ruth (vrij naar Olav Van Outryve)

Er brak hongersnood uit in het land. Onder de mensen die elders eten gingen zoeken, was een man uit Betlehem in Juda. Met zijn vrouw, die Naomi heette, en met zijn twee zonen reisde hij naar het land van Moab aan de overkant van de Dode Zee. Zijn zonen trouwden met Moabitische meisjes. De ene heette Orpa en de andere Ruth.
Enkele jaren later stierf de man en liet zijn vrouw Naomi als weduwe achter. Ook de twee zonen werden ziek en overleden, zodat ook Orpa en Ruth alleen achterbleven.

Toen Naomi vernam dat er weer voedsel te vinden was in haar geboorteland Judea, keerde zij met haar schoondochters terug naar Betlehem. Maar nog vóór zij de grens passeerden, bedacht zij zich. “Jullie kunnen misschien beter naar jullie familie teruggaan en bij je eigen volk blijven. Dan kunnen jullie nog hertrouwen. In Judea lukt dat niet, want jullie zullen er vreemden zijn bij mijn volk, en jullie aanbidden een andere God.”
Zij wilde hen ten afscheid kussen, maar Orpa en Ruth huilden: “Neen, we willen met jou meegaan naar jouw volk.” Naomi bleef aandringen, en uiteindelijk gaf Orpa toe en keerde terug naar haar dorp. Maar Ruth klampte zich aan Naomi vast en zei: “ik laat je niet alleen teruggaan. Jouw volk is mijn volk, en jouw God is ook mijn God“

Met die vastberaden woorden overtuigde Ruth haar schoonmoeder en zij trokken samen verder tot zij in Betlehem kwamen. (…) Ruth bleef bij Naomi wonen. In de tijd van de gerste-oogst zei ze tegen haar schoomoeder: “ik ga met de armen van de stad naar de velden om achter de schovenbinders gevallen aren te rapen. Anders komen we om van de honger.

Het toeval wilde dat zij terecht kwam op de akker van Boaz. Die was naaste familie van de overleden man van Naomi. Hij vroeg aan zijn knechten: “wie is die jonge vrouw ?” – “Het is de jonge Moabitische,” zeiden ze, “die met Naomi meegekomen is uit het buitenland. Ze is heel ijverig; sinds vanmorgen heeft ze nog niet opgekeken van haar werk.”
Boaz wandelde naar Ruth toe. “Luister eens, vrouw, zei hij tegen haar, “Je mag op mijn akker blijven aren zoeken. Volg op de voet de knechten en meiden die de schoven binden, dan raap je veel. Ik zal hen opdracht geven jou niet lastig te vallen.”

Muziek tijdens de offerande: Stef Bos, "My land es jou land" (lied van Ruth)

Tafelgebed voor de Advent 160

Onze Vader 185

Muziek tijdens de communie: Stef Bos, "My land es jou land" (herhaling)

Communielied 263 "Gij verschijnt niet op de wolken"

(inl: "Gij verschijnt als ongeziene, niet genode vreemdeling")

Na de communie

We willen eindigen met een positief verhaal uit de campagne van "Welzijnszorg" i.s.m. "Vluchtelingenwerk Vlaanderen". Alketa komt uit Albanië en is nu een erkende vluchteling: “Ik was hoogzwanger en doodsbang. Mijn man had politieke idealen die niet strookten met het radicale Albanese bewind. Zijn leven kwam in gevaar en hij moest vluchten. Ik volgde hem vijf maanden later naar Gent. Omdat de tocht zo gevaarlijk was, liet ik mijn 16 maand oude dochtertje Jona achter bij mijn ouders. In het Transithuis in Gent leerde ik Huguette kennen. Zij was zo aangegrepen door mijn verhaal, dat ze in haar auto sprong en Jona zelf ging halen in Albanië. Ongelooflijk! Dat zullen we nooit vergeten.

Van toen af aan konden mijn man en ik ons leven stukje bij beetje weer opbouwen. Het was niet makkelijk. Ik herinner mij vooral de knagende onzekerheid in het begin. Maar nu zijn we gelukkig in België. We spreken Nederlands, vonden allebei een voltijdse baan, een nieuwe woning en een toffe vriendenkring. Onze drie kinderen gaan naar school, de voetbalclub en de muziekschool, verjaardagsfeestjes, ze volgen dansles… Samen genieten we van het Vlaamse landschap, Gentse Waterzooi, frietjes, een weekendje weg en een uitje naar de cinema.”
Huguette, de vrijwilligster die Alketa’s dochtertje in Albanië ging halen, voegt hieraan toe: “Als jonge mama was ik zo aangegrepen door haar verhaal dat ik Jona dan maar zelf ben gaan halen. Natuurlijk hoort dat niet tot mijn takenpakket, ik deed het uit vriendschap. Ik beschouw Alketa en haar man als mijn beste vrienden en ik ben fier op hen dat ze het zo goed doen in België.”

In deze viering hebben we stilgestaan bij de grenzen van onze individuele en collectieve gastvrijheid. Migratie en asielproblematiek confronteren ons met de grenzen van onze christelijke ethiek. Louter rationeel moeten we toegeven dat een open-grenzenpolitiek grote risico’s inhoudt voor de draagkracht van onze welvaartsstaat op langere termijn. Maar als we ons laten aanspreken door de moed en het lijden van concrete mensen, geïnspireerd door Bijbelse verhalen, weten we dat die grenzen verlegd kunnen worden. Wellicht vraag je je af, wat je concreet met deze inspiratie kan doen, ook als je geen asielzoekers in je living kan / wil laten wonen. Wel, je kan "Welzijnszorg" steunen (rek. 000-00000003-03), of Vluchtelingenwerk Vlaanderen (rek. 001-1559883-05), of Recht Op Migratie Leuven (rek. 979-2481077-16). Deze organisaties kunnen zowel financiële steun als hulp van vrijwilligers gebruiken. Je kan alvast beginnen met jezelf en je omgeving correct te informeren. Sensibilisering is belangrijk in een omgeving waar desinformatie, anti-politiek en verwarring troef zijn.

Slotgebed (Jos van de Schoor)

Heer, ik kan het nog niet doen
maar ik wil bidden
dat ik de dreunend dichtgeslagen deur
weer wijd open mag zetten,
het nachtslot van de angst eraf doe
en uitrol de loper van mijn uitgestoken handen
waarin andere handen passen;
dat ik de resten van mijn verkruimeling
snel onder de tafel veeg
en vers en levend brood gereed zet;
dat ik daarna die andere mens
voortaan met vriend benoem
en in mijn hoogst eigen bestaan
laat binnenkomen;
dat ik het brandhout der vooroordelen
op mijn knie kapot breek
en er mijn rare potkachel mee opstook
tot het roodgloeiend staat in mijn hart
en onder de bel alleen dit kaartje:
noem mijn naam,
ik lig nog braak.

Zegen en zending

------