------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




10 juli 2011: 15e zondag

De parabel van de zaaier: over de mildheid van Gods aanbod

Marcel Braekers

Openingszang 546: "Zomaar een dak boven wat hoofden"

Inleiding

Le XXI° siècle sera religieux ou ne sera pas.” Het is een uitspraak, die André Malraux herhaaldelijk heft gezegd. En in een interview met Brian Thompson voegt hij eraan toe:

Wij zijn de eerste beschaving in de geschiedenis van de wereld, die geen centrum heeft. Vandaar zijn uitspraak dat de 21° eeuw spiritueel zal zijn ofwel zal onze beschaving verdwijnen. Hoe die spiritualiteit eruit zal zijn, weet hijzelf niet. Ofwel zal het de vernieuwing van een bestaande godsdienst zijn ofwel komt er een heel nieuwe godsdienst ofwel iets totaal onvoorzien nieuw. Wat er ook van zij: ofwel vindt onze beschaving een centrum, een transcendentie, een levenszin ofwel zal alles in de lucht vliegen door de technische mogelijkheden waarover we nu beschikken. (In: C. MENDOZA-ALVAREZ, Deus absconditus, p. 17)

Deze uitspraak van de Franse schrijver A. Malraux geeft te denken. Volgens hem zijn we de eerste beschaving zonder centrum. Er is alleen nog dat amalgaam van meningen, levensstijlen, op consumptie afgestemde gedragspatronen waar overleven en je plan trekken het enige is dat nog telt. Vandaar de dwingende opdracht opnieuw naar een centrum te zoeken. We hebben zoveel behoefte aan spiritualiteit als aan brood. De bestaande godsdiensten staan daarom voor de immense opdracht om niet zozeer voor zichzelf te willen zorgen, maar samen te zoeken naar wat gemeenschappelijk is en boven culturen en standen waardevol is om aan te hangen, opdat zo de mensheid zou gered worden.

Centraal in deze viering staat de parabel van de zaaier. Daarin vertelt Jezus hoe dit spirituele tot bloei kan komen, maar ook hoe het kan verstikken of zelfs helemaal niet tot ontkiemen kan komen. Het graan is daarbij beeld van Gods spreken. God die tot alle mensen en in allerlei omstandigheden spreekt. Kijk maar in jezelf en om je heen: sommige graankorrels vallen op harde steen. Er zijn mensen, die door niemand of niets te raken zijn en die leven in een vervlakt niemandsland. Er is graan dat wel begin te schieten, maar overwoekerd wordt door onkruid: verlangen naar luxe, naar het materiële is zo groot dat voor spiritualiteit geen plaats is. Er is graan dat schiet, maar daarna wordt vertrapt: we moeten meemaken hoe mensen zich door media, door de mode of door de kritiek van leeftijdgenoten laten meeslepen en het contact met zichzelf gaan opgeven. Dat alles zie je gebeuren, misschien voltrekt het zich ook aan jezelf.
Maar ondanks dat alles vertelt Jezus een bemoedigend verhaal. Een klein gedeelte zal in goede grond vallen en dat volstaat opdat de oogst zal lukken en er grote hoeveelheid graan zal zijn. Indien hier en daar mensen worden gevonden, die met heel hun persoon zich open stellen voor Gods aanbod zal heel de wereld en heel de samenleving gered worden. Er zal weer een centrum komen waarrond allen zich kunnen scharen.

Gebed

Eeuwige God,
Als een milde zaaier strooit Gij
Uw Woord als zaad uit over de wereld.
En overal waar mensen hopen op gerechtigheid
En dromen van een vredelievende wereld
Brengt uw Woord wonderen tot stand.
Blijf zaaien overal waar mensen zijn
Opdat uw Rijk van liefde ooit mag komen
En deze aarde mag veranderen in een tuin van vrede.

Lofzang 512: "De Heer heeft mij gezien"

Inleiding op de lezing

Zoals u misschien wel weet is Mattheüs een systematicus, die al zijn informatie omtrent Jezus heeft geordend binnen het raam van vijf grote redevoeringen. We hebben de Bergrede en de Zendingsrede al gehoord. Vandaag begint de Parabelrede waarvan de eerste die van de zaaier is. Een parabel die menige boer de wenkbrauwen doet fronsen. Hoe kan een man zo dom zijn graan op de weg, tussen dorens en distels of op rotsgrond te strooien?
Om de handelwijze te begrijpen moeten we naar de situatie in het hoogland van Palestina gaan. De grond is er schraal en alleen geschikt om spelt te kweken, enkele bijenkorven te houden en wat geiten te hoeden die met weinig tevreden zijn. Eerst werd er gezaaid en daarna geploegd om zo het zaad in de aarde te krijgen, want eggen was in die harde, stenenrijke grond onmogelijk. Daarom zaaide men overal: op paadjes, op plaatsen waar onkruid en dorens stonden, want dat alles werd toch omgeploegd. Ik vermeld deze handelwijze, omdat ze een eerste betekenis openbaart van wat Jezus wil zeggen. Hij gebruikt deze situatie van arme boeren en het beeld van het mateloze zaaien om te spreken over de groei van het Rijk Gods. Laten we luisteren naar het eerste deel van deze vertelling.

Mattheüs 13, 1 – 9
Lied 547: "Het rijk van God is als een zaad verborgen in de grond"

Homilie

Jezus verwachtte een nieuwe tijd van gerechtigheid en vrede en wilde allen die triest, gelaten of wrokkig aan de kant zaten moed en vertrouwen inspreken. Het Rijk van God zal groeien zoals graankorrels, die ondanks moeilijke omstandigheden ergens in goede aarde vallen en daar ontkiemend zoveel rendement geven dat er toch hoop is voor heel de mensheid. De weg, de rotsgrond, het onkruid, de vruchtbare aarde en de met brede gebaren strooiende zaaier zijn metaforen van een groot cultureel gebeuren. De parabel beschrijft in gevatte beelden wat er fout loopt maar beschrijft tegelijk een onmerkbare, stille groei van de eigenlijke levenskracht en van de nieuwe gemeenschap die daaruit ontstaat. Is het toeval dat dit verhaal Jezus te binnen schiet als Hij door een arme nederzetting in het hoogland wandelt? Want waren het niet vooral de armen, die begrepen wat er stond te gebeuren en had Hij niet op de eerste plaats voor hen een bemoedigende boodschap?

Jezus doet dit door twee verrassende dingen te zeggen: iets over God en iets over de mens. Van God zegt Hij dat Die er niet is voor een kleine religieuze of etnische elite, maar als een milde, niet rekenende zaaier, die overal en in alle omstandigheden zijn liefde aanbiedt. God kijkt niet naar het verleden van mensen, Hij vraagt zich niet af wat ze hebben gedaan of ze waardig zijn. Hij kijkt niet naar hun cultuur of huidskleur, zelfs niet naar de godsdienst die ze aanhangen. Neen, de God van wie Jezus vol was, biedt in mildheid aan iedereen zijn liefde aan. Hij is de ‘Abba’, de ‘Schoot van ontferming’, ‘het onvoorwaardelijke Licht’. Hij zaait zijn Woord als leven gevend zaad in deze wereld.

Martin Buber sprak over de lichtvonken die in ieder mens en in heel de schepping zijn uitgezaaid en moeten worden samengebracht tot één grote zee van vuur. De God van Jezus laat zich voor geen enkele ideologie spannen en is niet het bezit van een of andere belijdenis. Hij is de Ene, de Onnoembare, sprekende Stilte, ontwrichtende Nabijheid, meer dan alles wat wij als Liefde bestempelen.

Tegelijk zegt Jezus met deze parabel iets over de mens. De mens kan als rotsgrond zijn, bikkelhard en voor niets gevoelig dat uiten zijn ego ligt (ook niet voor kunst, voor onrecht, voor het overstijgende). Die mens kan een goede grond hebben maar overwoekerd door onkruid, door alles wat onze consumerende samenleving aanbiedt en waardoor ze ons in slaap wiegt. Graan kan vertrapt worden waardoor het niet kan opschieten, zoals mensen vandaag zich laten meeslepen door de goedkope media, door gemakkelijke negatieve praat over alles wat schoon en heilig is. Gelukkig bestaat er ook die vruchtbare ontmoeting tussen goede grond en Gods aanbod.

Bij deze beeldspraak kan ik niet anders dan in mijzelf en om mij heen kijken. Hoe diep of verdiepend is mijn grond waarin het Woord terecht komt? En hoe is mijn dagelijks leven: overwoekerd door allerlei onbenulligheden, door wat wij als Westerlingen menen dat onontbeerlijk is maar dat bij nader toezien toch overbodig blijkt? En nog: zou het kunnen dat anderen dit Woord plat trappen, dat ze een sfeer creëren waardoor je heel sterk moet staan om toch je eigen weg te gaan? Ik denk daarbij vooral aan jongeren en de beangstigende invloed die leeftijdgenoten, facebook en andere dingen op hen hebben.

Anderzijds, zo zegt Jezus, - en dat is het hoopvolle van zijn parabel - heeft iedereen het sluimerende vermogen om als vruchtbare grond het graan van Gods spreken te horen en daardoor vruchtbaar te worden. Ook dit zijn beelden om te zeggen wat een waarachtige mens en gelovige moet zijn. Wij zijn geroepen om te horen, om één en al oor te worden voor een woord, een roep voorbij alle dingen. Onze bestemming als mens bestaat erin tot de diepste grond in onszelf door te dringen waar we enkel ontvangende leegte zijn. We worden uitgedaagd om ons te ontdoen van alle storende geluiden en te komen tot dat zuivere luisteren waardoor het Woord vruchtbaar wordt. Dat is een opdracht, die culturen en godsdiensten overstijgt. Zo moeten we gaan leven om de mensheid en onze samenleving te redden.

Niet toevallig vergelijkt Jezus het Woord of de Blijde Boodschap met zaaigraan. In de Oudheid had men zoveel respect voor taal, voor gesprek en overleg dat het ondenkbaar was dat je iets belangrijks kon horen of beloven en daarna gewoon doen of er niets was gebeurd. Spreken en handelen vormden één eenheid. Wie echt luistert, wordt een ander mens. Wat hij in uiterste passiviteit verneemt, moet hij noodzakelijk volbrengen. Met de vruchtbare grond bedoelde Jezus dit echte luisteren in stilte met heel zijn persoon. Wie dit doet, kan niet anders dan rijke vruchten voortbrengen. Overgave en inzet horen in wezen samen. Dat was het Grote Nieuws dat Jezus boeide.

Aan deze parabel heeft men na de dood van Jezus een stuk toegevoegd en in Jezus' mond gelegd om het op die manier meer gewicht toe te kennen. De situatie van de jonge kerk was immers sterk veranderd. De predicatie bleek niet zo wervend te zijn, christenen werden vervolgd, ook intern was het moeilijk om als bekeerde gemeenschap midden een multicultureel milieu te leven, zoals voor Mattheüs het geval was. Vandaar dat zich een andere uitleg van de parabel opdrong. Opvallend is dat de oorspronkelijke vreugde om Gods houding wordt omgebogen naar een moraliserende toon. Het gaat nu over vele soorten mensen en de mentaliteit waarmee ze de Boodschap van de leerlingen ontvangen. Onbevangenheid en blijheid maken plaats voor een kerkelijke houding van vermanen. Het kan ons alleen maar erop wijzen hoe vlug een Blijde Boodschap aan kracht en zuiverheid moet inboeten en hoe we altijd moeten terugkeren naar dat eerste moment.

Matteüs 13, 18- 23

Groot dankgebed

Na de communie lied 515: "Ik zal er zijn"

Mededeling:
Gerlinde Doyen zal na de viering spreken over haar ervaring bij de koffieboeren in Burundi

------