------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




2 december 2012: 1° zondag van de advent

Wakend uitzien

Marcel Braekers

Openingszang 222: “Weer staat een twijg van Jesse in bloei”

Begroeting

Midden de donkerste dagen van december begint een nieuw kerkelijk jaar. De tijd van de Advent, het advenire, het geleidelijk vanuit het donker aan het licht komen van de Messias. Laten wij door de nacht gaan, wakend uitzien naar een glimp van dagenraad, zongen we net in het lied 222, een lied dat als een tune heel deze Advent zal meegaan. Maar door welke nacht hebben we te gaan? Misschien heeft elk van ons wel op zijn of haar manier in deze tijd een nacht te gaan. Is het de nacht van verdriet, omdat je speciaal in deze dagen aan een geliefde terugdenkt? De nacht, omdat je plots een slecht gezondheidsrapport hebt gekregen. De nacht van stress en drukte, die je wegrukken van je diepste zelf en van wat je samen met anderen wilde opbouwen. Of misschien leef je in de mystieke, donkere nacht van sint Jan van het Kruis waarin je op zoek bent naar Diegene, die je een grond onder de voeten zou kunnen geven.

Bijzonder denken we in deze advent aan die bejaarden, die niet of nauwelijks de eindjes aan elkaar kunnen knopen en zich dikwijls het meest noodzakelijke moeten ontzeggen. Welzijnszorg duwt ons op dwingende feiten met de slogan “Armoede verjaart niet, 1 op 5 ouderen leeft in armoede”.

Voor al diegenen, die door de nacht moeten gaan en bijzonder voor wie arm en noodlijdend door het leven moet, steken wij een kaars aan en zingen we nogmaals de eerste strofe van lied 222.
Laten wij door de nacht gaan, allen samen, opdat een glimp van dagenraad zou oplichten. Zingen we daarom om steun en nabijheid voor allen die ons dierbaar zijn.

Lied 114: “God onze Vader, wij roepen U”

Gebed

Goede God,
Zoals een vrouw uitziet naar de dag dat zij leven doorgeeft
Zo zien wij verwachtingsvol uit
Naar de geboorte van Jezus, de komende Mensenzoon.
Help ons te zien waar en hoe Gij U kenbaar maakt
In onze wereld,
In mensen,
In het leven van elke dag.
Geef ons kracht opdat we mee bouwen aan uw visioen
Van gerechtigheid en vrede voor iedereen,
In het bijzonder voor die bejaarden die moeten leven in armoede.
Wij vragen het U door Christus onze Heer.

Inleiding op de lezing

Het was de tijd van de Shoah, de grote deportatie. Heel de actieve bevolking was meegevoerd naar Babylon. In Israël bleven alleen nog wat ouderlingen, gehandicapten en zieken achter. Klinkt het daarom niet als een naïeve, wereldvreemde droom als de profeet Jeremia zijn visioen van een nieuwe tijd uitspreekt? Zou men die krachtige droomtaal ook naar vandaag mogen doortrekken, wanneer we kijken naar onze samenleving, en hoe mensen daarin worden uitgesloten of achtergesteld?

Jeremia 33, 10 – 16
Tussenzang 201: “Rorate Coeli”
Evangelie 21, 20- 28

Homilie

Er zullen in dit verwoeste land, waar mens noch dier meer leeft, rond alle steden weiden zijn, waar de herders hun schapen en geiten zullen laten rusten…. Een rechtmatige telg zal recht en gerechtigheid in dit land handhaven. Wat moet een mens toch met zo’n mooie, onmogelijke droom zoals deze van Jeremia of die van Jezus in het evangelie? Hoe kun je in deze samenleving vandaag nog zo dromen?

Kijk om je heen: van alle kanten wijst men op de verruwing van onze maatschappij, de toenemende normvervaging, het totale verdwijnen van respect voor wie verantwoordelijkheid dragen, het schaamteloze individualisme, enz. Onze samenleving maakt een veroudering door waar men binnen 10 à 20 jaar geen raad meer mee weet. Zal er voor jongeren nog een zinvolle job zijn of een betaalbare woonst? De te snelle Europese eenmaking heeft grote groepen in armoede geduwd, hoe raken de landen in het Zuiden opnieuw op dreef? Men heeft de golden sixties gekend en niemand is bereid het met wat minder te doen, ook al is dat meer dan genoeg.

Welzijnszorg vraagt aandacht voor de grote groep bejaarden, die in armoede leeft, 1 op 5. En dan vermeldt men niet hoe die andere 4 op 5 eraan toe zijn. Woon- en verzorgingstehuizen rijzen als paddenstoelen uit de grond. Niemand had verwacht dat deze evolutie zo snel zou gaan. Je ziet er mensen in de meest troosteloze eenzaamheid. Ik denk daarbij terug aan de tv-reeks die Jan Leijers maakte ‘terug naar de oorsprong’ of zoiets, waarbij hij vertrok vanuit Centraal Afrika en zo geleidelijk naar Europa reisde met daarbij de vraag: wat is er in de evolutie veranderd en hoe kijken Afrikanen naar het Westen. Het antwoord van één man is mij bijgebleven. Hij had rechten in London gestudeerd en was teruggekeerd naar zijn land. “Het belangrijkste dat er fout loopt in het Westen, zo zei de man, is dat jullie niet voor uw bejaarde ouders zorgen.” Hij zei dat niet verwijtend, want, zo zei hij, zoals het er nu aan toe gaat is dat onmogelijk. Ons leven en samenleven is zo geëvolueerd dat deze opvang en verbondenheid niet meer kan. Is dat niet een doordenkertje?

Wat laten wij aan de volgende generaties na? Laten wij door de nacht gaan, uitziende naar een glimp van dagenraad. Zou de nacht ook een moment van omkeer kunnen betekenen? Is de crisis waarin we vandaag zitten noodzakelijk opdat de mens weer tot bezinning zou komen? Maar leert de geschiedenis niet dat in zulke periodes het gevaar voor een uitbarsting van geweld groot is? Wie is in staat om de kleine plekjes van hoop, de inventieve aanzetten om anders met het milieu om te gaan, de kleine aanzetten van mateloze liefde samen te voegen in één hoopvolle beweging?

In de twee lezingen wordt gesproken over een Messiaanse figuur, die een ommekeer zal brengen. Spontaan denken wij, christenen, aan de figuur van Jezus van Nazareth, de Verrezene, die zijn Geest over deze wereld wil uitstorten. Maar is dat niet te naïef gezien vanuit ons kleine centrum. Moeten we niet eerder dromen van een nieuw verbond tussen alle zoekers, gelovigen en ongelovigen, christenen en humanisten, die elkaar de hand reiken in hun ontwapenende bereidheid om alle ideologieën achter zich te laten, alle gemakkelijke twisten en clichés waarmee men elkaar meestal om de oren slaat. Ik droom dan van mensen, die de hoogmoed van de behoudsgezinden en het angstig zich vastklampen van de kleine minderheid hebben afgelegd, en in diepe nederigheid en openheid weer kijken naar dit geleefde leven. Vanuit mijn geloof zou ik zeggen, zoals Jezus naar mensen keek, maar ik weet dat er ook anderen waren en zijn, die zo deden.

De Messiaanse droom zal niet van één figuur afhangen, maar van velen die elk op hun manier een klein steentje bijdragen.
In de liturgiemap voor deze Advent staat aan het einde een mooie bezinning waaruit ik een fragment wil voorlezen:

Stuur ons weer engelen God,
Die licht ontsteken
Aan sterren van hoop.
Stuur ons weer engelen, God,
Met bekers van troost
Voor een wereld vol verdriet.

Stuur ons weer engelen, God,
Vuurtorens van geloof door wie
Het onmogelijke mogelijk wordt.

Stuur ons weer engelen, God,
Wachters in de nacht,
Waakzaam uitziend naar de morgen.

Groot dankgebed nr.160
Na de communie 218: “Uit uw verborgenheid”

------