------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




5 mei 2013 :

                 De stad die wij moeten bouwen

                                  (Openbaring 6 en 21-22)

Jan Degraeuwe

Welkom
In de tijd tussen Pasen en Pinksteren heerst onzekerheid. Op goede vrijdag was alles verloren en op Pasen werd dan toch een nieuw begin gemaakt. Maar hoe moet het verder? De eerste christenen hebben langer dan veertig dagen in deze onzekerheid geleefd. Het laatste boek van de Bijbel, de Apocalyps, bevat beschrijvingen van rampen waarbij oorlogen, bombardementen, aardbevingen en tsunami’s verbleken. Maar het boek geeft ook perspectief op een betere wereld en spoort aan om eraan te werken. Laten we in deze geest het lied “Al heeft hij ons verlaten” zingen.

Lied 368: "Al heeft Hij ons verlaten"

Inleiding
De Apocalyps is geschreven op Patmos, een eiland in het zuidoostelijk deel van de Egeïsche zee, voor de Turkse kust ten zuidwesten van Milete. In de Romeinse tijd was Patmos een strafkolonie waarheen mensen verbannen werden. In de proloog van de Apocalyps lezen we: “Ik, Johannes, uw broeder, die net als u in ellende verkeer, maar ook door Jezus met u deel in het koninkrijk en in standvastigheid – ik was op het eiland Patmos omdat ik over God had gesproken en van Jezus had getuigd”.

De schrijver die zich Johannes noemt en om een aantal goede redenen kan vereenzelvigd worden met de schrijver van het vierde evangelie, is dus een banneling. Onder keizer Domitianus (81 – 96 na Chr.) waren er hevige vervolgingen van Jezusgelovigen. Dit geeft de tijdssfeer waarin het boek geschreven werd. Vorige week lazen we reeds een stukje uit de Apocalyps. Het ging over een boekrol die niemand kon openmaken. De verteller is hierover verdrietig, maar dan ziet hij dat het lam de rol krijgt en hem zal openen. Wat staat er in het boek?
In “De naam van de roos” zegt Alinardo dat de Apocalyps de sleutel biedt tot alles. William, de detective, gebruikt elementen uit de Apocalyps om de geheimzinnige gebeurtenissen in het klooster op te helderen. De Apocalyps zou zelfs het boek zijn van de ultieme toekomst, van het einde der tijden, van het laatste oordeel. Willen wij zo’n boek niet lezen? Wij zijn toch nieuwsgierig naar de toekomst. Wat zal het nieuwe jaar brengen? Waar zullen we staan over vijf, tien, vijftien jaar? Zal de iPad de rol van de PC overnemen? Zullen we nog naar TV kijken in 2020? Futurologen proberen om op basis van waargenomen trends te voorspellen wat de toekomst zal brengen. Consultants overspoelen ons met korte, middellange en lange “forecasts”. We luisteren gretig naar deze voorspellers omdat we de toekomst graag onder controle zouden krijgen. Deze voorspellers hebben de rol overgenomen van de vroegere zieners. Maar wilden die zieners de toekomst voorspellen? Ik denk het niet. De apocalyptische stijl wil mensen oproepen om hun leven te veranderen. Ik wil dit illustreren aan de hand van het verhaal van Noach en de ark zoals dit door Günther Anders (1902-1992, tot in 1937 de man van Hannah Arendt) wordt verteld in Endzeit und Zeitenende uit 1972.

Noach was het beu om de onheilsprofeet te spelen en altijd maar te waarschuwen voor de komende catastrofe, want niemand nam hem ernstig. Op een dag kleedde hij zich in zak en as. Zich zo in rouw kleden mocht alleen als je kind of vrouw overleden was. Als hij zo in de stad toekwam, was hij al vlug omringd door mensen die hem vroegen wie gestorven was. Noach zei dat er velen dood waren en dat zij zelf dood waren. Dit wekte hilariteit en de omstaanders vroegen wanneer die catastrofe dan wel had plaatsgevonden. Hierop zei Noach: “Morgen”. Iedereen was verbluft en Noach ging verder: “Overmorgen zal de zondvloed iets zijn dat geweest is. Als de zondvloed geweest is, zal al wat er nu is, nooit bestaan hebben. Als de zondvloed alles zal meegesleurd hebben wat is, alles wat er zal geweest zijn, zal het te laat zijn om te treuren, want er zal niemand meer zijn. Er zal geen verschil meer zijn tussen de doden en de treurenden. Ik ben naar jullie gekomen om de tijd om te keren, om te treuren over de doden van morgen. Overmorgen zal het te laat zijn. Hierop ging Noach naar huis veegde de as van zijn hoofd en ging naar zijn werkplaats. ’s Avonds klopte een timmerman aan zijn deur en zei : “Ik kom je helpen bij het bouwen van de ark, zodat het niet waar wordt”. Iets later kwam er een dakwerker die zei: “Het regent al in de bergen, ik kom je helpen zodat het niet waar wordt”.

We luisteren nu naar twee fragmenten uit de Apocalyps. Eerst keren terug naar het lam dat de eerste vier zegels verbreekt. Het gaat er vreselijk aan toe. Na de verschrikkingen van de vier ruiters kijken we in lied 364 uit naar een nieuwe aarde.
Het tweede fragment is genomen uit de laatste hoofdstukken. De engel is de gids van Johannes en toont hem het nieuwe Jeruzalem. Met lied 393 beamen we het visioen van Johannes.

Lezing: Openbaring 6, 1-8

Lied 364: “Om te zien een nieuwe aarde”

Lezing: Openbaring 21, 10-17, 22-25; 22, 1-5

Lied 393: “In ‘t laatste van de dagen”

Homilie

Als de vier zegels verbroken worden, wordt er niets voorgelezen, maar komen er vier ruiters te voorschijn. De eerste ruiter draagt een boog en rijdt op een wit paard, hij is een overwinnaar en krijgt een zegekrans. Dit lijkt mooi, maar vergis je niet “oorlog is zoet voor wie hem niet kent”! Hoe vaak wordt geweld niet goedgepraat om alles in orde te brengen. Het zal de laatste keer zijn, daarna zal geweld niet meer nodig zijn. Werd zo de invasie in Irak niet gelegitimeerd?
Bij het verbreken van het tweede zegel barst de hel los. De tweede ruiter draagt een zwaard en rijdt op een rood paard. In zijn Klacht van de vrede schrijft Erasmus “Waar ter wereld is niet meedogenloos gevochten te land en ter zee? Welke rivier is niet met mensenbloed gekleurd? Als u oorlog wilt voeren, denk dan eens ernstig na over hoe die zal zijn en hoe de vrede nu is”.
De derde ruiter rijdt op een zwart paard en heeft een weegschaal in de hand. Zwart verwijst naar dood en levensloosheid. De weegschaal dient om het weinige voedsel te rantsoeneren: humanitaire organisaties verdelen voedsel in vluchtelingenkampen. De derde ruiter is de honger. Erasmus schreef: “Oorlog is een gesel voor de staten en het graf van het recht. Onder de wapens zwijgen de wetten”.
De vierde ruiter rijdt op een vaalgeel paard, het heeft de kleur van een lijk. Vanonder het puin van de ingestorte fabriek in Bangladesh worden meer dan 400 lijken gehaald.

De schrijver van de Apocalyps heeft al deze beelden niet zelf bedacht. Sinds de tweede eeuw voor Christus bestaat er apocalyptiek. Apocalyptiek ontstond in tijden van crisis, in tijden van vervolging. Tijden waarin er ongenoegen leefde met de bestaande toestand. Mensen hadden een ondergangsgevoel, ze waren ontgoocheld wegens niet ingeloste beloftes ze waren teleurgesteld in hun verwachtingen. De vier ruiters zijn een extrapolatie van gekende drama’s, maar nog veel meer een waarschuwing om zich te bezinnen.

Tien jaar geleden zouden we ons waarschijnlijk helemaal niet herkend hebben in apocalyptiek. Maar vandaag zijn er onmiskenbaar donkere wolken aan de horizon, zeker in de zonnige zuiderse landen van Europa. 27% van de Grieken en de Spanjaarden zijn werkloos. De klimaatverandering maakt reeds slachtoffers en zou rampen kunnen teweegbrengen waarbij de vier ruiters verbleken. Noach had ondervonden dat gewoon waarschuwen weinig teweegbracht. Daarom evoceerde hij de dag ná de zondvloed, de dag dat iedereen verdronken zal zijn. Op analoge manier moeten wij ons een voorstelling maken van de dag ná de economische catastrofe, de dag ná de ecologische catastrofe. Dat zal ons aanzetten om arken te bouwen voor de werklozen en voor het milieu en zo de catastrofe te vermijden.

De Apocalyps wordt afgesloten met een visioen van een nieuw Jeruzalem. Kunnen we iets leren uit het visioen van Johannes?

In het tweede fragment neemt de engel Johannes mee naar een hoge berg. Op de berg heeft God steeds getoond wie hij is en wat hij van de mens verwacht. Mozes daalde de berg af met de tafels van de wet, de Torah. Op een gelijkaardige wijze daalt nu de stad uit de hemel neer.
De stad is een kubus. Samen met de bol werd de kubus als een volmaakt lichaam beschouwd. Zijn afmetingen zijn dan ook nog eens volmaakt twaalf duizend stadiën. Via de getallensymboliek drukt Johannes de volmaaktheid uit. Twaalf is al een volmaakt getal, twaalf duizend nog veel meer. De stadsmuur is honderdvierenveertig el, dat is twaalf maal twaalf.
De poorten zijn dag en nacht open. Er is geen angst meer, want er is geen nacht meer. Hoeveel mensen gaan vandaag gebukt onder angsten?
De rivier die door de stad vloeit en de bomen er langs verwijzen naar de tuin van Eden, de droom hoe het zou kunnen en zou moeten. Maar het nieuwe Jerusalem is geen tuin, maar een stad, de moderne samenlevingsvorm.
Er is geen tempel in deze stad. Het visioen van de profeet Ezechiël was een voorbeeld voor de Apocalyps van Johannes. Bij Ezechiël staat de tempel in het midden van de stad. Deze afwezigheid mag ons niet verwonderen. Uit de evangeliën weten we toch dat Jezus zei dat er van de tempel geen steen op de andere zou blijven. Jezus zette zich scherp af tegen het religieuze establishment. In de stad van het lam kan er dan ook geen tempel zijn.

Op 5 mei 1813 werd Soren Kierkegaard geboren. Kierkegaard probeerde het christendom ernstig te nemen en ging heftig te keer tegen de Deense staatskerk. Onze situatie is niet te vergelijken met het Denemarken van Kierkegaard, maar zijn striemende woorden kunnen ons nog altijd diep raken.

“Hoe dikwijls heeft zijne hoogeerwaarde [bisschop Mynster] niet ontroerend verzekerd, dat als het van hem gevraagd zou worden, hij bereid was om zijn leven, zijn bloed, zijn alles te geven. Als! Maar het moet wel een zeldzame wereld geweest zijn, waarin hij leefde, want met zijn begeesterd als vond hij niet alleen geen aanleiding om te lijden, maar louter en alleen aanleiding om in wereldse roem en aanzien te stijgen, om in deftige kringen gefêteerd te worden, vereerd door vrouwen, bewonderd door toneelspelers, hovelingen en diplomaten. Als dat ‘christelijke wijsheid’ is, wat is dan wereldse slimheid; als dat christendom is, wat is dan wereldsheid, als dat waarheid is, wat is dan onwaarheid; als dat God dienen is, wat is dan zichzelf dienen; als dat offeren is, wat is dan zichzelf koesteren; als dat leiden is, wat is dan misleiden?"

Offerande: Allemande uit Partita nr. 2 voor viool solo van Bach
Lied 142: “Oergebaar”
Tafelgebed: Sytze de Vries Bij gelegenheid (I), pp. 252-255
Lied 134: “Laudate omnes gentes”
Onze Vader
Vredeswens
Communie: Sarabande uit Partita nr. 2 voor viool solo van Bach
Lied 515: “Ik zal er zijn”

 

------